Hoofdstuk 1. Van ‘Handels-’ naar ‘Ondernemingsrecht’
Ontstaan en toepassingsgebied vh ‘Handelsrecht’ (“eerste fase”)
‘Code de commerce’ van 1807 als kroonstuk vh handelsrecht v.t. op ‘handelaars’
- Handelaar of koopman: hij die ‘daden van koophandel’ stelde EN daarvan
(hoofdzakelijk of aanvullend) zijn beroep maakte (winstoogmerk) (art. 1 W.Kh.)
- Limitatie opsomming van ‘daden van koophandel’ [° Burgerlijke ond.’en]
Het ontstaan vh handelsrecht
- Bijzonder en afwijkend privaatrecht van de handelaar
o Toename bevolking (landbouw+)
o Verovering van nieuwe gebieden à toename & groei v steden
o Toename # ambachtslui en kooplieden, vaak georganiseerd in corporaties
- Economisch gevolg: toenemende (int.nat.) handelscontacten (voornl. in steden)
- Juridische gevolgen:
o RR ontoereikend voor de typische handelsrechtelijke problemen
o ° van specifiek (en deels afwijkend) gewoonterecht dòòr&vòòr handelaars
o ° Corporatief recht, met rechtsprekende bevoegdheid voor de corporatie
(nu: lekenrechters in ondernemingsrechtbank)
Codificatie vh gewoonsterecht, voornl. in ‘Koninklijke Ordonnanties’
FrRev (einde AR) wilde komaf maken met elk standenrecht (averse houding handelsr.)
- Gedeeltelijke invoering van stelsel van ‘realiteit vh handelsrecht’: afwijkend
handelsrecht toepasselijk op elke daad v koophandel, ook wnr niet-handelaar
- Na FrRev à Invoering van napoleontische Code de Commerce:
o Basisstructuur
o Bleef in hoofdzaak gebaseerd op een personeel toepassingsgebied,
gedefinieerd adhv exhaustieve lijst van ‘objectieve’ daden van koophandel
Splitsing VK der Nederlanden
- Nederland:
o Handelsrecht zoekt toenadering in het burgerlijk recht
o Handelsgeschillen behandeld voor gewone rb.en
o Code de commerce vervangen door n Wetb. v Kh. (later in nBW)
- België:
o Volgt Franse traditie met afwijkend handelsrecht
o Gedeeltelijke introductie van een meer objectief en reëel handelsrecht
,Stapsgewijze decodificatie W.Kh., gevolgd door invoering W.Venn. en WER (2e fase)
19e E: normale ‘updates’ vh W.Kh.
20e E: stapsgewijze (evenwel doorgedreven) decodificatie W.Kh.
à resultaat: K.Wh. dat bijna ‘leeg’ was
Ook vennootschapsrecht werd onttrokken, maar initieel niet elke ‘vennootschap’ een
‘handelaar’
- Vennootschappen met een ‘burgerlijk doel’ à burgerlijke vorm (nu: maatschap) \
RPh en \ beperkte Ah vennoten
- Vennootschappen met ‘handelsdoel’ à handelsvormen (nv, VOF, CommV) met
RPh en met beperkte Ah vennoten
è Doorheen evolutie:
o Handelsvormen opengezet voor burgerlijke activiteiten
o Burgerlijke vorm voor handelsactiviteiten
(nu: dualiteit afgeschaft, geen onderscheid meer)
Vanaf 2013: invoering vh WER (middels de techniek vd ‘aanbouwwetgeving’)
- ER = geheel vd rechtsregels gericht op het vrijwaren vd vrije en eerlijke
concurrentie op de economische markten
- Bindmiddel = de ‘onderneming’ à MAAR, versch.e definities voor de toepassing
van diverse Boeken
Toenemende kritiek op het handelaarsbegrip (onduidelijke en onvolledige lijst DvKh)
à Twee gelijkaardige ondernemingen: 1 kan wel failliet gaan, andere niet (geen Kh.)
à Niet langer te verantwoorden
Naar een volwaardig ‘ondernemingsrecht’ met een WER en een WVV (3e fase)
d.m.v. 3 ‘ondernemingsrechtelijke’ hervormingsprojecten (MvJ Koen Geens)
1) Gemoderniseerd insolventierecht | wet van 11 augustus 2017
2) Afschaling handelsrecht, gemoderniseerd ondernemingsrecht met nieuw
formeel ondernemingsbegrip | wet van 15 april 2018
o Einde ‘handelaar’
o Einde W.Kh.
• Handelsbewijsrecht à art. 1348bis OBW (later art.8.11 BW)
o Nieuw algemeen, formeel ondernemingsbegrip (art. I.1, lid 1, 1° WER)
3) Gemoderniseerd vennootschaps- en verenigingsrecht | wet van 23 maart 2019
o Invoering WVV (eenmaking, vermindering vormen en toename vrijheden)
De evolutie van 'rb. van koophandel’ tot ‘ondernemingsrb.’ (art. 573 Ger.W.)
vereiste v DvKh en handelaar (verweerster) à alles tss/tgn (form.) onderneming
,Hoofdstuk 2. Onderneming in ‘formele’ / ‘functionele’ zin
Functionele definitie (mededinging, prijsreglementering, marktpraktijken)
Onderneming = “natuurlijke of rechtspersoon die op duurzame wijze een
economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen”
1) Economisch doel
o = aanbieden v W/D op een bepaalde markt (alle economische sectoren)
o Aanbieder wil rendement (O > K) (≠ diensten in ondergeschikt verband)
o Afnemers betalen een tegenprestatie die minstens de kosten dekt
2) Duurzaam nastreven ve economisch doel
o Met zekere regelmaat
o Of, in het kader van een zekere organisatie
à Slaat op het doel/de activiteit van de onderneming
= verwant met (! niet gelijkluidend aan) definitie Europees mededingingsrecht
- Twee relevante elementen: entiteit + economische activiteit (ruim)
- Twee irrelevante elementen: rechtsvorm + financieringswijze
Formele definitie (algemene definitie, art. I.1, 1e lid, 1° WER)
Onderneming = “elke zelfstandige natuurlijke persoon, elke privaatrechtelijke
rechtspersoon en elke vennootschap”
à Slaat op de vorm van de organisatie (niet wat deze doet)
A) Iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent
o Beroepsactiviteit
• Inherent duurzaam
• Niet-noodzakelijk commercieel (dus ook vrije beroepen)
• Hoofd- of aanvullende beroepsactiviteit
(!) ≠ activiteit die louter kadert in normale beheer vh pers.l. vermogen
o Zelfstandig
• >< in ondergeschikt verband (ook niet ‘meewerkende echtgenoot’)
B) Iedere rechtspersoon
o Alle vennootschappen met (on)volkomen RPh, ongeacht activiteiten
(dus ook vzw & stichtingen)
o Uitz. publiekrechtelijke RP (tenzij bij het aanbieden v W/D op een markt)
C) Iedere andere organisatie \RPh, uitz. geen winstuitkering
o = organisatie die drager is van eigen rechten en verplichtingen en die als
dusdanig deelneemt aan het rechtsverkeer
à Maatschap wel, fv niet (mag geen uitkeringen doen, dus uitz.)
, Bovendien nog andere definities van onderneming buiten het WER:
- Wet van 2 augustus 2002 (bestrijding betalingsachterstand handelstransacties)
- Art. 1649bis, 2° OBW (verkoper)
- Art. 1701/1, 5° OBW (handelaar)
‘Zoek en vervang’-bepaling (wet van 15 april 2018)
Alle wetten die verwijzen naar ‘handelaar’ of ‘koopman’ [zoek] dienen te worden
verstaan als ‘onderneming’ in de zin van art. I.1 WER (Formele def.)
(bepalingen die beperkingen opleggen aan gereglementeerde beroepen onverlet)
Vrije beroepen à ondernemingen in functionele én formele zin
à Niettemin: eigen definitie beoefenaar ve vrij beroep (art. I.1, 14° WER)