KB Taal Samenvatting
H2 taalonderwijs en taal pp.17-41
§1 taalonderwijs
Als kinderen opgroeien leren ze moeiteloos de moedertaal, ook ouders
hebben geen speciale cursus nodig om hun kinderen de taal te leren. In
alle situaties van het dagelijks leven ontwikkelen kinderen hun
taalvaardigheid.
Vijf argumenten VOOR het geven van taalonderwijs:
1. Schriftelijke taalvaardigheid leren kinderen niet spontaan.
2. Niet alle kinderen kunnen zelfstandig een bepaald niveau van taal
eigen maken.
3. Op school leer je een ander soort taalgebruik als in het dagelijks
leven.
4. Bepaalde taalvormen leer je alleen met behulp van taalonderwijs.
5. Als je kinderen plezier in het lezen van boeken wilt bijbrengen, moet
je daar apart aandacht aan besteden.
Taalonderwijs op de basisschool
Op de meeste scholen wordt taalonderwijs opgesplitst in verschillende
onderdelen of domeinen en hier wordt meestal een methode voor
gebruikt (traditioneel onderwijs).
Domeinen van taalonderwijs: mondeling-, schriftelijkonderwijs en
taalbeschouwing.
Mondelinge taalvaardigheid
- Spreken en luisteren staat centraal. Het voeren van allerlei
mondelinge gespreksvormen, kinderen doen ervaring op met
mondelinge taalvormen. Denk aan een spreekbeurt of een discussie.
Woordenschat
- Aanleren van betekenis van nieuwe woorden, uitdrukkingen,
zegswijzen en spreekwoorden. Hangt nauw samen met mondelinge
taalvaardigheid.
Beginnende geletterdheid
- Geletterdheid is het vermogen om schriftelijke taal te begrijpen en
gebruiken. Binnen geletterdheid drie stadia: ontluikende,
beginnende en gevorderde geletterdheid. Een belangrijk onderdeel
hiervan is leren lezen, kinderen doen dit in groep 3 (aanvankelijk
lezen).
,Voorgezet technisch lezen
- Aanvankelijk lezen is het begin van leesonderwijs, de term daarna is
het voorgezet lezen. Een onderdeel daarvan is technisch lezen, hier
gaat het om ontcijferen en hardop kunnen lezen van de woorden.
Ook aandacht voor leesstrategieën. Het gaat dus om vlot en
nauwkeurig lezen, nog niet begrijpend lezen.
Begrijpend lezen
- Aparte vorm van voorgezet lezen is begrijpend lezen. Gaat om
begrijpen van de tekst, achterhalen van het doel.
Stellen
- Bij stellen gaat het om schrijven van teksten. Kinderen moeten hun
gedachten, ervaringen en waarnemingen kunnen weergeven in de
vorm van schrijven.
Jeugdliteratuur
- Heeft als doel om kinderen in aanraking te laten komen met
verschillende literaire genres, hun literaire smaak te ontwikkelen en
te laten genieten van jeugdboeken.
Taalbeschouwing
- Kinderen leren reflecteren op de taalvorm, manier waarop je iets
verwoord of gebruikt. Een belangrijk onderdeel is de traditionele
grammatica.
§2 het taalsysteem
Taal is communicatie, taal heeft verschillende functies waar we
onderscheid tussen maken:
Communicatieve of sociale functie
Door middel van taal maken we contact met anderen. Bijvoorbeeld door
mening te geven, standpunt verdedigen, vragen te stellen etc. Je hebt
verschillende sociale taalfuncties:
- Zelfhandhaving, bescherming van jezelf en wat je hebt m.b.v. taal.
- Zelfsturing, ordenen met woorden je handelen, aankondigen van
plannen (ik ga nu naar de bakker).
- Sturing van anderen, taal gebruiken om anderen aan te sturen.
- Structurering van gesprek, taal gebruiken om het gespreksverloop
te beïnvloeden.
Conceptualiserende of cognitieve functie
,Taal als hulpmiddel om je gedachten te ordenen en greep te krijgen op te
werkelijkheid. Bijvoorbeeld als je je mening moet geven waar je niet veel
van afweet. Al pratend en zoekend krijg je meer greep. We kunnen drie
cognitieve taalfuncties:
- Rapporteren, je hebt wat meegemaakt en gezien en vertelt erover.
- Redeneren, stapje verder dan beschrijven, bewerken van
gebeurtenis door extra denkstap of trekken van conclusies.
- Projecteren, proberen te verplaatsen in de gedachtes en gevoelens
van een ander.
Expressieve taalfunctie
Taal gebruiken om te experimenteren, gevoelens te uiten, om iets te
zeggen dat anderen nog niet eerder zo hebben gezegd. Binnen de taal zijn
er oneindig veel mogelijkheden.
De communicatieve competentie
In praktijk zijn de verschillende functies van taal lastig te onderscheiden.
Voor een kind is het belangrijk al vroeg de communicatieve competentie
eigen te maken, hij moet leren dat als hij een koekje wil, de vraag stelt:
‘Mag ik een koekje?’ i.p.v. ‘Koekje!’.
Het juiste gebruik van de communicatieve taalfunctie hangt af van je
kennis van het taalsysteem. Ook moet je taalgebruik kunnen aanpassen in
verschillende situaties. Voor buitenlanders is dit natuurlijk veel moeilijker.
Verschillende deelcompetenties:
- Grammaticale competentie, gaat om kennen van grammaticale
regels, woordenschat, correct vervoegen en verbuigen.
- Tekstuele competentie, kennis van gesproken en geschreven
teksten.
- Strategische competentie, strategieën gebruiken en hanteren om
bepaalde doelen te bereiken.
- Functionele competentie, vermogen om taalgebruik aan te passen
aan de situatie.
De laatste twee competenties worden ook pragmatische competenties
genoemd, omdat ze betrekking hebben op de praktijk en het concrete
gebruik van taal.
Verschillende niveaus van taal
Niveau Regels voor niveau
Fonologisch niveau Uitspraak
Morfologisch niveau Opbouw van woorden
, Syntactisch niveau Volgorde van woorden
Semantisch niveau Betekenis van woorden
Pragmatisch niveau Gebruik van woorden
Orthografisch niveau Spelling
§3 gebruik van kennis van het taalonderwijs en de taal
Op scholen wordt er gebruik gemaakt van een methode. Je zou ook
geïntegreerd kunnen werken, waar verschillende domeinen samen
komen, dit gebeurt bij thematisch onderwijs bijvoorbeeld.
H2 taalonderwijs en taal pp.17-41
§1 taalonderwijs
Als kinderen opgroeien leren ze moeiteloos de moedertaal, ook ouders
hebben geen speciale cursus nodig om hun kinderen de taal te leren. In
alle situaties van het dagelijks leven ontwikkelen kinderen hun
taalvaardigheid.
Vijf argumenten VOOR het geven van taalonderwijs:
1. Schriftelijke taalvaardigheid leren kinderen niet spontaan.
2. Niet alle kinderen kunnen zelfstandig een bepaald niveau van taal
eigen maken.
3. Op school leer je een ander soort taalgebruik als in het dagelijks
leven.
4. Bepaalde taalvormen leer je alleen met behulp van taalonderwijs.
5. Als je kinderen plezier in het lezen van boeken wilt bijbrengen, moet
je daar apart aandacht aan besteden.
Taalonderwijs op de basisschool
Op de meeste scholen wordt taalonderwijs opgesplitst in verschillende
onderdelen of domeinen en hier wordt meestal een methode voor
gebruikt (traditioneel onderwijs).
Domeinen van taalonderwijs: mondeling-, schriftelijkonderwijs en
taalbeschouwing.
Mondelinge taalvaardigheid
- Spreken en luisteren staat centraal. Het voeren van allerlei
mondelinge gespreksvormen, kinderen doen ervaring op met
mondelinge taalvormen. Denk aan een spreekbeurt of een discussie.
Woordenschat
- Aanleren van betekenis van nieuwe woorden, uitdrukkingen,
zegswijzen en spreekwoorden. Hangt nauw samen met mondelinge
taalvaardigheid.
Beginnende geletterdheid
- Geletterdheid is het vermogen om schriftelijke taal te begrijpen en
gebruiken. Binnen geletterdheid drie stadia: ontluikende,
beginnende en gevorderde geletterdheid. Een belangrijk onderdeel
hiervan is leren lezen, kinderen doen dit in groep 3 (aanvankelijk
lezen).
,Voorgezet technisch lezen
- Aanvankelijk lezen is het begin van leesonderwijs, de term daarna is
het voorgezet lezen. Een onderdeel daarvan is technisch lezen, hier
gaat het om ontcijferen en hardop kunnen lezen van de woorden.
Ook aandacht voor leesstrategieën. Het gaat dus om vlot en
nauwkeurig lezen, nog niet begrijpend lezen.
Begrijpend lezen
- Aparte vorm van voorgezet lezen is begrijpend lezen. Gaat om
begrijpen van de tekst, achterhalen van het doel.
Stellen
- Bij stellen gaat het om schrijven van teksten. Kinderen moeten hun
gedachten, ervaringen en waarnemingen kunnen weergeven in de
vorm van schrijven.
Jeugdliteratuur
- Heeft als doel om kinderen in aanraking te laten komen met
verschillende literaire genres, hun literaire smaak te ontwikkelen en
te laten genieten van jeugdboeken.
Taalbeschouwing
- Kinderen leren reflecteren op de taalvorm, manier waarop je iets
verwoord of gebruikt. Een belangrijk onderdeel is de traditionele
grammatica.
§2 het taalsysteem
Taal is communicatie, taal heeft verschillende functies waar we
onderscheid tussen maken:
Communicatieve of sociale functie
Door middel van taal maken we contact met anderen. Bijvoorbeeld door
mening te geven, standpunt verdedigen, vragen te stellen etc. Je hebt
verschillende sociale taalfuncties:
- Zelfhandhaving, bescherming van jezelf en wat je hebt m.b.v. taal.
- Zelfsturing, ordenen met woorden je handelen, aankondigen van
plannen (ik ga nu naar de bakker).
- Sturing van anderen, taal gebruiken om anderen aan te sturen.
- Structurering van gesprek, taal gebruiken om het gespreksverloop
te beïnvloeden.
Conceptualiserende of cognitieve functie
,Taal als hulpmiddel om je gedachten te ordenen en greep te krijgen op te
werkelijkheid. Bijvoorbeeld als je je mening moet geven waar je niet veel
van afweet. Al pratend en zoekend krijg je meer greep. We kunnen drie
cognitieve taalfuncties:
- Rapporteren, je hebt wat meegemaakt en gezien en vertelt erover.
- Redeneren, stapje verder dan beschrijven, bewerken van
gebeurtenis door extra denkstap of trekken van conclusies.
- Projecteren, proberen te verplaatsen in de gedachtes en gevoelens
van een ander.
Expressieve taalfunctie
Taal gebruiken om te experimenteren, gevoelens te uiten, om iets te
zeggen dat anderen nog niet eerder zo hebben gezegd. Binnen de taal zijn
er oneindig veel mogelijkheden.
De communicatieve competentie
In praktijk zijn de verschillende functies van taal lastig te onderscheiden.
Voor een kind is het belangrijk al vroeg de communicatieve competentie
eigen te maken, hij moet leren dat als hij een koekje wil, de vraag stelt:
‘Mag ik een koekje?’ i.p.v. ‘Koekje!’.
Het juiste gebruik van de communicatieve taalfunctie hangt af van je
kennis van het taalsysteem. Ook moet je taalgebruik kunnen aanpassen in
verschillende situaties. Voor buitenlanders is dit natuurlijk veel moeilijker.
Verschillende deelcompetenties:
- Grammaticale competentie, gaat om kennen van grammaticale
regels, woordenschat, correct vervoegen en verbuigen.
- Tekstuele competentie, kennis van gesproken en geschreven
teksten.
- Strategische competentie, strategieën gebruiken en hanteren om
bepaalde doelen te bereiken.
- Functionele competentie, vermogen om taalgebruik aan te passen
aan de situatie.
De laatste twee competenties worden ook pragmatische competenties
genoemd, omdat ze betrekking hebben op de praktijk en het concrete
gebruik van taal.
Verschillende niveaus van taal
Niveau Regels voor niveau
Fonologisch niveau Uitspraak
Morfologisch niveau Opbouw van woorden
, Syntactisch niveau Volgorde van woorden
Semantisch niveau Betekenis van woorden
Pragmatisch niveau Gebruik van woorden
Orthografisch niveau Spelling
§3 gebruik van kennis van het taalonderwijs en de taal
Op scholen wordt er gebruik gemaakt van een methode. Je zou ook
geïntegreerd kunnen werken, waar verschillende domeinen samen
komen, dit gebeurt bij thematisch onderwijs bijvoorbeeld.