PERIODE 4
Hoofdstuk 5: Angststoornissen en obsessieve- compulsieve stoornis
1. Angst
Angst is een normale, gezonde respons op dreigend gevaar = overlevingsmechanisme
Het is afwijkend als
- het niet in verhouding is tot de dreiging
- het spontaan opkomt, het is geen reactie tot dreiging
- het ons dagelijks functioneren verstoord
Angst: is een levensbelangrijk fenomeen, het redt ons leven
Bv. mensen in een manische periode, hebben geen angst: denken dat ze onsterfelijk zijn
een kennen geen angst
Verstoorde angst: als we gigantisch veel angst hebben in verhouding tot de situatie
(volgens de maatschappij)
Bv. zweten, stressen, roepen omdat we een spinnetje zien kruipen
1.1 Normaal – abnormaal – stoornis
1.2 DSM: classificatiesysteem
Vroeger ingedeeld onder de neuroses
= officiële term: verwijzing naar zenuwziekte (term van de biologische psychiaters)
Freud: neuroses en psychoses -> DSM 1 en 2 volgens Freud = in 1980 is dit veranderd
naar DSM3, Freud werd doen in vraag gesteld
Neuroses: de licht behandelbare aandoeningen – bv. angst
Psychoses: mensen die steeds in dwangbuizen verbleven omdat ze geen andere optie
wisten
,1.3 Cultuursensiviteit bij angststoornissen
Toenemende aandacht voor verschil in expressie en beleving en angst
Uitdaging = in de beleving van de cliënt gaan staan en vanuit dat perspectief kijken naar:
“is deze emotie realistisch of niet?”
Bv. ataque de nervios in Latijns-Amerikaanse culturen
Bv. Koro in Aziatische culturen en Rukawu in Nigeria
Bv. religieuze angst voor hel, straffende god
2. Angst bij kinderen
Angsten zijn heel normaal en functioneel -> kinderen groeien er meestal uit
Afwijkend als ze=
- buitensporig/ excessief zijn
- schoolprestaties ernstig belemmeren
- het sociale leven verstoren
- zeer hardnekkig zijn, lang duren en niet te temperen zijn
Bv. na een halfjaar nog steeds niet gewend zijn aan het eerste leerjaar
2.1 Ontwikkelingslijn
Verhoogde angst bij intergenerationeel trauma
Bv. angstig geboren omdat de grootouders in concentratiekampen hebben gezeten
Angstproblemen op jongere leeftijd
→ diepgaande invloed op persoonlijkheidsontwikkeling + grotere kans op het
ontwikkelingen van een stabiel angst patroon met afhankelijke, vermijdende of
dwangmatige kenmerken
3. Separatieangststoornis
3.1 Klinisch beeld
Scheidingsangst is hardnekkig, extreem en niet passend bij het ontwikkelingsniveau
Het is de vroegste angst die zich voordoet bij kinderen: 8 maand
Symptomen =
- Aanklampen aan ouders
- Angst om te gaan slapen, zelf of ouders dood te gaan
- Nachtmerries
- Maagpijn, misselijkheid, braken bij vooruitzicht separatie
- Smeken niet weg te gaan, driftbui, weigeren school
België: naar school gaan op 2,5j
Nederland: naar school gaan op 4j
→ Kritisch over nadenken: kinderen moeten hier al sneller klaar zijn om in een klas met
25 kleuters te zitten dan net over de grens
,3.2 Epidemiologie
Meestal meisjes
Meestal sprake van weigering school = schoolfobie
Sporen kunnen blijven tot volwassenheid
- overdreven bezorgd over eigen kinderen
- moeilijk verdragen als je niet in de buurt van je partner bent
3.3 Uitlokkende factoren
Vaak ontstaan het na een stressvolle gebeurtenis
Ziekte en ziekenhuisopname
Dood van familielid
Dood van een huisdier (!)
Verandering van school
Verhuizing
Gescheiden ouders
…
4. Paniekstoornis
Paniekaanvallen
Prevalentie: paniekaanvallen komen veel voor → 10-30% van de mensen maakt dit mee
- Is meestal onaangekondigd
- Piek is binnen het kwartier
- Minstens 4 van de volgende kenmerken (om van een paniekaanval te spreken)
Een paniekaanval is geen stoornis opzich, maar een symptoom van paniekstoornissen
of andere stoornissen
Kenmerken
Bonkend hart, snelle hartslag, hartkloppingen
Zweten, trillen, boven
Het gevoel je te verslikken, stikken of kortademigheid
Angst de controle te verliezen, te sterven of gek te worden
Pijn of en onaangenaam gevoel in de borstkas
Tintelingen of een verdoofd gevoel
Misselijkheid of een ambetante maag
Duizelig, wazig, flauwte
Gevoel van vervreemding
Opvliegers of koude rillingen
4.1 Paniekstoornis
- Terugkerende en spontane paniekaanvallen
- Minstens een maand anticipatieangst voor volgende aanvallen of gevolgen van een
aanval: “ik ga straks nog eentje krijgen”
- Significante maladaptieve veranderingen in gedrag = dingen vermijden uit angst
, Epidemiologie paniekstoornis
Ongeveer 4% van de bevolking
Meestal start het tussen de 18 en 30 jaar
= door ontwikkeling van onze hersenen, ons stresssysteem, het opgroeien in de
maatschappij met alle keuzes die we moeten maken, …
2x zo vaak bij vrouwen
Gevolgen
- Durven niet meer alleen buitenkomen
- Kan leiden tot suïcidale gedachten
- Leidt vaak tot agorafobie
→ kan leiden tot een volgende angststoornis
5. Theoretische perspectieven
5.1 Overheersende visie
Vooral gericht op cognitieve en biologische factoren
- Foute attributie: verkeerde verklaringen maken van wat men denkt
- Fysiologische reacties
→ cognitief-biologisch model
a. Dat wat ik voel/ zie: is bedreigend voor mij
b. Er ontstaat zorg of angst
c. Je krijgt veranderingen in je lichaam = bv. hartkloppingen
d. Je gaat die catastrofaal interpreteren = “ik heb hartkloppingen, ik krijg een
hartaanval, help”