samenvatting fysiologie calders - letterlijk alles

BRONCHIALE CIRCULATIE

=deel bloedsomloop dat longweefsels van O2 & voedingsstoffen voorziet

 vanuit aorta: O2 rijk bloed  longen

RE-LI shunt:

 O2-arm bloed overgebleven na bevloeiing longen  rechtstreeks nr LA (≠nr RA)
o Bloed uit rechterzijde hart (O2-arm) = rechtstreeks naar linkerzijde hart  bloed nooit longen bereikt
voor O2-opname

doorbloeding kan door serieel mechanisme  geen goed mechanisme

o seriële doorbloeding longen: 1st longlob 1  2: longlob 2  …
o 1e lob = 60%, 2e = 30 %, 3e = 10%
 RL = 3 lobben
 LL = 2 lobben

 Daarom systeem waarbij bloedvat = parallel

o hoofdweg met zijtakjes → beter voeding ALLE delen

 bronchiale arterien = losgemaakt v aorta

 vervoer O2-rijk bloed nr longweefsel

 vertakking bronchiale arterien

o probleem onderste deel long: onderste tak = vasoconstrueren  minder O2  atrofie
onderste lob

 vasoconstrictie BV onderste lob  verminderde bloedtoevoer onderste lobben 
verminderde O2-toevoer  ischemie + atrofie  verminderde ademhalingscapaciteit

 oorzaken: chronische longziekten, longembolie, …


DE GEMIDDELDE DRUK IN SYSTEMISCHE CIRCULATIE:

 In longcirculatie(pulmonaire circulatie) minder
o tgv parallelsystemen & soort longweefsel
 parallelsysteem: opp voor gasuitwisseling i/d longen = groot  verspreiding capillairen = groot
 te overwinnen druk = verdeeld
 soort longweefsel: longweefsel = elastisch  uitzetten bij passage bloed
 druk kan beïnvloed worden door:
o ASD / VSD / vena pulmonalis vernauwing in LA  vochtopstapeling (oedeem) in long
 ASD = opening tss beide atria  teveel bloed nr RA  verhoogde druk i/d longvaten  vocht
vanuit capillairen in longweefsel  oedeem (hydrostatische druk > osmotische druk)
 VSD = opening tss beide ventrikels  teveel bloed nr RV  meer bloed in pulmonale circulatie
 stijging hydrostatische druk i/d capillairen  meer vocht uit bloedvaten lekken 
longoedeem
 Vernauwing vena pulmonalis(vervoer O2-rijk bloed): vernauwde vena pulmonalis = ophoping
bloed in longen  verhoogde druk pulmonale vaten  meer vocht uit bloedvaten lekken 
longoedeem



Gedownload door Eli Devos

,  Tgv obstructie vena pulmonalis: stijgende hydrostatische druk in capillairen  meer
weefselvloeistof gevormd (tgv lekkage uit bv)
 moeilijkere zuurstofvoorziening: tgv obstructie v.pulmonalis  stagnatie bloed i/d
longen  verhoogde druk i/d longcirculatie  moeilijkere doorstroom  O2-tekort

CORONAIRE CIRCULATIE
=bloedvoorziening hart

 coronaire arterien: vanuit aorta  hart (O2-rijk bloed leveren)

 coronaire venen: vanuit hart  sinus coronarius  RA

 tijdens systole
o = vulling aorta  niet coronaire (door druk)
 hoge druk aorta  coronairen = gedeeltelijk dichtgeduwd  lage coronaire
instroom
 tydens diastole
o bloed in coronaire circulatie
 beinvloed door druk aorta
 diastole: druk aorta > druk ventrikel  voorstuwing bloed in coronaire
circulatie
 beinvloed door verandering perfusie
 perfusiedruk i/d coronairen = druk nodig om bloed
doorheen hart te pompen
 Veranderingen in perfusie (drukveranderingen,
vaatweerstand of hartactiviteit) beïnvloeden hoe
goed bloed door coronairen stroomt
• perfusie = slechter  afname totale
bloedstroom coronaire circulatie
o veneus gedeelte: in sinus coronarius net voor die binnenkomt in RA
 = verzamelen O2-arm bloed  vervoeren O2-arm bloed vanuit hart

HERSENCIRCULATIE

=Cirkel van willes (=circulair netwerk BV)

 als grote slagaders(bloed naar hersenen) = verstopt  andere routes naar hersenen


HERSENEN
 levensbelang orgaan
o bv = in zacht weefsel  verhoogde kwetsbaarheid
o bloedhersenbarrière: bescherming v/d hersens
o niet alle stoffen = doorheen barrière  stoffen essentieel voor hersenfunctie wel
 autoregulatie: alle hersendelen = optimaal bevloeid
o stijging BD = VC BV i/d hersens  voorkomen te veel bloed naar hersenen stroomt (=schadelijk)
o daling BD  VD BV i/d hersens  bloedstroom naar hersenen = op peil blijven
o Bloed-hersenbarriere
 Voedingsstoffen uit bloed  hersenventrikels
 Afvalstoffen uit hersenventrikels  bloed
 Gebeurt via opname/afgifte stoffen in cerebrospinale vocht
 stoffen ≠ via passieve manier van ventrikel naar ventrikelvocht(&omgekeerd)  op
actieve wijze
o AZ: actief transport
o Cerebrospinale vocht = tussenweg voor uitwisseling voedingsstoffen &
afvalstoffen tss hersenventrikel & bloed
o spelen met transport om functies te beinvloeden


Gedownload door Eli Devos

,  Medische behandelingen: Geneesmiddelen  bloed-hersenbarrière tijdelijk doorlaatbaar maken
voor behandelen ziektes

SPIERDOORBLOEDING

pre-inspanning: verhoogde doorbloeding in spieren die gebruikt zullen worden

 Vóór / tijdens inspanning
o bloedvaten spieren = vasodilatatie  Verhoogde bloedstroom naar spieren  verhoogde toevoer O2 &
voedingsstoffen + afvoer afvalstoffen(lactaat & CO2)  essentieel voor langdurige spieractiviteit
o verhoogde bloedvolume = voorbereiden spieren op inspanning  efficiënt functioneren tijdens
activiteit
 bij leveren inspanning  verbeterde doorbloeding voor optimale prestatie
o beïnvloedende factor
 FMD: flow mediated delatations  proces waarbij BV verwijden als reactie op verhoogde
bloedstroom
 Bewegen = toename bloedstroom  vaatwanden = reageren op verhoogde shear
stress (kracht uitgeoefend op bloedvatwand) door uit te zetten

Lopen: Op gegeven moment vermoeidheid

 intensief bewegen: spieren = energieverbruik (afkomstig van ATP)  Tijdens spiercontractie = ophoping kalium
in spiercellen
 spieren = verzwakken tgv vermoeidheid  K+ in spiercellen lekken  ECM  verstoring elektrische balans 
vermoeidheid

Myokines

 hormonale stoffen afgescheiden door spieren  beïnvloeden glad spierweefsel vd bloedvaten vd spieren

ph (tijdens sporten)

 sporten = energienood  afkomstig van mitochondriale functie
 koolhydraten & vetten = substraten vr energieproductie  substraten = afgebroken door O2
 gegeven moment: intensiteit = te hoog  verminderde O2 toevoer  geen energiewinst meer van substraten 
anaerobe glycolyse (+lactaatproductie)
o omzetting pyruvaat  lactaat = samen met afgifte H⁺
o afgifte H⁺ in bloed  verzuring
o compensatie verzuring = vasodilatatie  meer bloed nr spieren  meer O2 nr spieren  minder
verzuring




Gedownload door Eli Devos

, VENEUZE BLOEDSTROOM

Invloed op spierdoorbloeding = klein


VENOCONSTRICTIE
wand venen = acti ef samentrekken

o = Reflexmatige contractie  bepaalt stroomsnelheid in venen
o Zorgt voortstuwing bloed  doorstroming in veneus kanaal neemt toe
 Sti jging veneuze druk  vorming drijvende kracht  voortstuwing bloed
richti ng hart  toename veneuze fl ow (=doorstroming)


SPIERPOMP
Lopen = ritmische afwisseling contractie & relaxatie v/d spieren

o relaxatie: veneuze BV = gevuld
o relaxatie = loslaten druk op veneuze bv  drukverlaging veneuze segment  druk distale veneuze
segment >  instroom bloed
 veneuze kleppen = vermijden terugstroom
o contractie: BV = geleegd
o contractie = samenduwen veneuze BV  tijdelijke vernauwing BV  toename druk in veneuze BV 
voortstuwing bloed
 ~pompsysteem
o zorgt voor betere doorstroming + grotere toevoer nr hart
 toename HD bij lopen


ADEMPOMP
diafragma = koepelstand in rust(uitademing)

 contractie(=inademing): diafragma = naar beneden  diafragma = platter  vergroot ruimte i/d borstholte 
drukdaling i/d longen  druk longen < Patm  binnenstromen lucht
o adempomp = toename negatieve druk i/d thorax
 inademing = contractie diafragma  uitzetting longen  druk thorax = negatief (<Patm)
o inademen = toename intra-abdominale druk
 inademing = contractie diafragma  toename ruimte thorax + compressie organen i/d buikholte
 toename intra-abdominale druk
 relaxatie(=uitademing): afname volume borstholte  toename druk i/d longen  overdruk op parietale vlies,
pulmonale vlies en alveolen  lucht uitduwen (Plong > Patm)

rond longlobben = longvliezen:

o parietale (heel de long)  bedekking binnenzijde borstholte
o pulmonale (rond longvlies)  directe bedekking longen
o contractie diafragma(inademing): trekken aan longvliezen  ontstaan neg druk thv longvliezen
 negatieve druk = in ruimte tss parietale & pulmonale vlies  longblaasjes = uitzetten 
ontwikkeling negatieve druk  mond opendoen = binnenzuigen lucht
 aanzuigen lucht = tgv drukverschil tss atmosferische druk & negatieve druk
longblaasjes

mediastinum = ruimte tss longen  hier = BV die naar hart gaan

o voelt wijziging neg druk & pos druk  vena cava voelt dit  veneuze stroom = beïnvloed


Gedownload door Eli Devos