Het bovenste lidmaat
Leerdoelen
Anatomie
De student kent de verschillende botten van het bovenste lidmaat en kan deze
plaatsen in de ruimte (cfr. Osteologie handleiding-vetgedrukte termen).
De student kent de verschillende gewrichten van de schouder en de hierbij
behorende bewegingsentiteiten.
De student kent het verloop en functie van de ligamenten.
De student kent alle spieren van de schouder, de boven-en onderarm en de hand,
met hun bezenuwing, origo, insertie en functie die expliciet benoemd in het
Leerpad. Van de overige dient men enkel de bezenuwing en functie te kennen.
De student kan de functionele gevolgen van een zenuwuitval beredeneren.
De student kent de opbouw en verloop van de plexus brachialis, met zijn
belangrijkste takken, en kan bepaalde symptomen relateren aan plexus lesies.
De student kent de grote arteriën en belangrijkste aftakkingen van het bovenste
lidmaat.
De student weet wat vasculaire anastomoses zijn en kan dit uitleggen aan de hand
van een voorbeeld uit het bovenste lidmaat.
De student kent de basisprincipes van de veneuze drainage van het bovenste
lidmaat en de bijhorende grote bloedvaten.
De student kent en herkent de grote epifasciale venen.
De student kent de basisprincipes van lymfedrainage van het bovenste lidmaat.
De student kent de anatomische samenstelling van de anatomische snuifdoos.
De student kent de bouw van de carpale tunnel en het kanaal van Guyon en weet
welke structuren hierdoor lopen. Hij/zij kan een simpele pathologische casus aan
de hand van symptomen hieromtrent verklaren.
De student kent de rotatorenmanchet (rotator cuff), weet welke spieren hiertoe
behoren en herkent zijn functie. De student kan tevens de oorzaak en/of gevolgen
het impingement-syndroom verklaren.
De student kan op doorsnedes van de schouder en de arm de verschillende te
kennen structuren herkennen en/of aanduiden.
Radiologie
De student herkent op een MRI/CT beeld de gewrichten, ligamenten en de
verschillende spieren van het bovenste lidmaat van elkaar onderscheiden.
De student kan aan de hand van een duidelijke X-ray opname een dislocatie
vaststellen en de gevolgen hiervan beredeneren aan de hand van de opgedane
anatomische kennis.
De student weet welke radiografische opname van toepassing is.
, De student kan anatomische structuren van het bovenste lidmaat herkennen en
benoemen op RX beelden.
De student kent de basismeetmethodiek gebruikt bij radiologische opnamen.
Opmerking: de klinische voorbeelden zijn ter illlustratie en dienen niet gekend te
zijn.
Anatomie
Schouder en posterieure scapula
Botten van de schoudergordel
Clavicula
Lateraal deel - meer afgeplat
- vormt een gewricht met het acromion, het acromioclaviculaire
gewricht
Mediaal deel - meer afgerond, cirkelvormig
- vormt een gewricht met het sternum, het sternoclaviculaire
gewricht
Inferieur deel (onderzijde) - tuberculum conoideum
Als we de clavicula van boven bekijken ziet deze eruit als een sleutel.
Scapula
Te kennen structuren:
- Margo lateralis, medialis en superior
- Angulus superior en inferior
- Cavitas glenoidalis
- Tuberculum supraglenoidale en
infraglenoidale
- Acromion
- Spina scapulae
- Fossa supraspinatus en infraspinatus
- Processus coracoideus
- Facies subscapularis
,Proximale humerus
Te kennen structuren:
- Caput humeri
- Collum anatomicum en chirurgicum
- Tuberculum majus en minus
- Sulcus intertubercularis
- Tuberositas deltoidea
De gewrichten van de schoudergordel
Er zijn 3 echte gewrichten:
- sternoclaviculair gewricht
- acromioclaviculair gewricht
- glenohumeraal gewricht
+ 1 onecht gewricht:
- scapulothoracale ruimte: hier beweegt de scapula tov de thorax
Sternoclaviculair gewricht
Te kennen structuren:
- Discus
- Kapsel
- Costoclaviculaire ligamenten - verbinding tussen clavicula en de eerste
rib
- Sternoclaviculaire ligamenten - verbinding tussen clavicula en sternum
Acromioclaviculair gewricht
Te kennen structuren:
- Discus (in het gewricht)
- Kapsel
- Acromioclaviculaire ligament - van acromion naar clavicula
- Coracoclaviculaire ligament - van processus coracoideus naar clavicula
Glenohumeraal gewricht (schoudergewricht)
- Cavitas glenoidalis van het acromion
- Caput humeri, proximaal uiteinde van de humerus
- Labrum glenoidale - band rond 2 bovenstaande structuren
- Biceps pees caput longum thv tuberculum supraglenoidale
- Capsula articularis - omgeeft het gewricht en bevat glenohumerale
ligamenten
- Ligamentum glenohumerale superior,
medius en inferior)
- Belangrijk voor stabiliteit
schoudergewricht
- Ligamentum coracohumerale
- Ligamentum transversum humerale
, Sagittale coupe schoudergewricht waarbij de humerus is
verwijderd. We kijken op de cavitas glenoidalis met
daaromheen het labrum van het glenoid en het proximale
uiteinde van de biceps. Kapsel (groen) met de
glenohumerale ligamenten, daarboven is een zeer grote
pees gevormd door het uiteinde van de m. supraspinatus,
m. infraspinatus, m. teres minor en de m. subscapularis.
Belangrijk in de kliniek:
- Falen van het ligamento capsulaire apparaat →
schouderinstabiliteit
- Rotator cuff letsels → grote pees die inklemt en
zorgt voor veel schouderpijn
De spieren van de schoudergordel
5 spieren in de schoudergordel waarvan 2 zeer belangrijke:
- M. trapezius !
- M. deltoideus !
- M. levator scapulae
- M. rhomboideus minor
- M. rhomboideus major
M. trapezius
O occiput, processi spinosi en ligamentum nuchae van C1-T12
I spina scapulae, acromion en laterale uiteinde van de clavicula
Z n. accessorius (Xl)
F elevatie scapula, maar ook retractie en depressie
M. deltoideus
O spina scapulae, acromion en lateraal clavicual uiteinde
I humerus nl. tuberositas deltoidea
Z n. axillaris (V)
F abductie van de bovenarm
Spieren van de posterieure scapulaire regio
5 spieren in deze regio waarvan 3 zeer belangrijke:
- M. supraspinatus !
- M. infraspinatus !
- M. teres minor
- M. teres major
- M. triceps (caput longum) !
Kliniek:
- Rotator cuff letsels → letsels van de pees, vooral
van de m. supra- en infraspinatus