EN GEZINSTHERAPIE |
VEELVOORKOMEND & UITGEWERKT
Het mondelinge examen bestaat uit 3 vragen. 2 vragen over de cursus en 1 vraag over het leesboek. Je
krijgt ongeveer 20 minuten de tijd en de prof is zeer vriendelijk. Succes met je voorbereiding!
EXAMENVRAGEN
VRAAG 1: Een schema van de inleidende les uitleggen ivm therapeutische alliantie (zo allemaal
bolletjes en verbinding tussen therapeut en gezinsleden, maar ook gezinsleden onderling).
De alliantie in relatie- en gezinstherapie is zeer complex in vergelijking met de individuele therapie. Want
ten eerste moet je zoals bij individuele therapie een goede therapeutische alliantie hebben tussen de
therapeut en de gezinsleden, want de kwaliteit van de therapeutische alliantie is voorspellend voor de
outcome van de therapie. Maar wat het in RGT zo complex maakt is dat er ook een alliantie moet zijn
tussen alle gezinsleden onderling. Zo komen er conflicten en onderhuidse spanningen naar voren, en zo
wordt de dynamiek tussen de gezinsleden heel tastbaar. Het is daarom ook belangrijk om te spreken van
een JIJ,JIJ,JULLIE model. ‘Jij ziet het zo, jij ziet het zo en samen vormen jullie een gezin die samen gaan
zoeken naar een oplossing.’ Maar vaak is er geen overeenkomst in wat de verschillende gezinsleden zien
als een bezorgdheid. De elementen die nu net zo specifiek zijn voor de RGT zijn: 1. herdefiniëren van
psychisch lijden in relationele termen 2. de context van de cliënt betrekken 3. alliantie aangaan met alle
betrokkenen van het systeem, als ze dit niet willen wordt dit een uitdaging voor de therapeut.
VRAAG 2: Schema uit het boek uitleggen over complexiteit van therapeutische alliantie in
gezinstherapie
VRAAG 3: Leg het zondebokfenomeen uit en in welk deel van de cursus gezien?
Kinderen met emotionele problemen zijn vaak betrokken bij de spanningen tussen hun ouders. Het
zondebokfenomeen duidt op een min of meer harmonieuze relatie tussen de ouders doordat ze hun
spanningen projecteren op hun kind. Dit kan geuit worden als een kind dat een clown, held, zieke,... is. Een
,voorbeeld is dat ouders zeggen dat het kind de oorzaak is van hun ruzies, dat hij de sfeer altijd verpest.
Het kind wordt gezien als een idioot. Dit gezinsfenomeen hebben we gezien bij deel 1 van de cursus bij
een kennismaking met RGT, een inleiding in de context van gezinstherapie.
VRAAG 4: Leg parentificatie uit en in welk deel van de cursus gezien?
Het is een functionele en/of emotionele rolomwisseling waarbij kind behoeften aan aandacht, zorg en
begeleiding opzij zet om de functionele of emotionele behoeften van de ouder(s) over te nemen. Het kind
gaat dan overmatig zorgen voor een ander gezinslid. Tot op zekere hoogte normaal/ niet problematisch
en onvermijdelijk. Het wordt pas problematisch van zodra de taken en zorgen die het kind op zich neemt
eenzijdig, rigide en zwaar worden en de ontwikkeling van het kind in gevaar brengt. Een voorbeeld
hierbij is een kind moet altijd voor haar broertje zorgen, haar moeder troosten en praktische zaken in
huis regelen zoals koken en boodschappen doen. Dit komt voor in deel 1 van de cursus in context van
gezinstherapie als inleiding.
VRAAG 5: Leg de gezinscyclus uit en in welk deel van de cursus gezien?
Elk gezin maakt overgangen mee naar aanleiding van levensgebeurtenissen of ten gevolge van het
opgroeien van de kinderen. Een invloedrijk model hierin is het model van Carter en McGoldrick. Hierbij
wordt aangehaald dat er fasen zijn in de ontwikkeling van het gezin en dat deze gepaard kunnen gaan met
typische moeilijkheden en uitdagingen. Deze overgangen vragen een aanpassing van het gezin en kunnen
eventueel gepaard gaan met crisissen. De moeilijkheden worden zoveel mogelijk beschreven als normale
crisissen rond typische levensgebeurtenissen. Zo wordt pathologisering vermeden en de kans op
succesvolle therapie vergroot. Dit komt voor in deel 1 van de cursus in context van gezinstherapie als
inleiding.
VRAAG 6: Leg de hechtingstheorie uit en in welk deel van de cursus gezien?
Byng-Hall legde nadruk op het belang van de hechtingstheorie binnen de gezinstherapie. Integreerden
hun concepten in een gezinstherapeutisch model waarbij de nadruk lag op het intergenerationeel
doorgeven van ouderschapsscripts. Zo heb je het replicatief script wat duidt op het doorgeven van dingen
die je meegekregen hebt van je ouders en die je gewaardeerd hebt en zo heb je ook het correctief script
waarbij je eigenlijk de dingen die je meegekregen hebt een waarvan je niet zo tevreden van was gaat
veranderen/corrigeren zodat je die op jouw manier kan doorgeven aan jouw kinderen. Als navolging op
Byng-Hall wordt de hechtingstheorie geïntegreerd in de relatie- en gezinstherapie. Zo ontstaat de
Attachment-narrative therapy, de Attachment-based family therapy en de Emotionally focused Marital
therapy, dus het is ook nuttig bij volwassenen.
VRAAG 7: Wat zijn correctieve en replicatieve scripts?
Byng-Hall legde nadruk op het belang van de hechtingstheorie binnen de gezinstherapie. Integreerden
hun concepten in een gezinstherapeutisch model waarbij de nadruk lag op het intergenerationeel
doorgeven van ouderschapsscripts. Zo heb je het replicatief script wat duidt op het doorgeven van dingen
die je meegekregen hebt van je ouders en die je gewaardeerd hebt en zo heb je ook het correctief script
waarbij je eigenlijk de dingen die je meegekregen hebt een waarvan je niet zo tevreden van was gaat
veranderen/corrigeren zodat je die op jouw manier kan doorgeven aan jouw kinderen. Als navolging op
Byng-Hall wordt de hechtingstheorie geïntegreerd in de relatie- en gezinstherapie. Zo ontstaat de
,Attachment-narrative therapy, de Attachment-based family therapy en de Emotionally focused Marital
therapy, dus het is ook nuttig bij volwassenen.
VRAAG 8: Leg het allegiance effect uit en waar in de cursus gezien?
Dit wilt zeggen dat de effectiviteit van een behandelmodel uitgevoerd in studies eigenlijk overschat wordt
en overgewaardeerd wordt door de belanghebbenden. Dus eigenlijk gaan mensen onderzoek doen naar
de effectiviteit van een behandelmodel, maar die mensen die het uitvoeren zijn eigenlijk al voorstander
van dat model waardoor het eigenlijk systematisch wordt overschat. Dit hebben we gezien bij de
effectiviteit van partnerrelatietherapie en de bedenkingen ervan. Dit is samen met ‘wat is succes?’ de
bedenkingen bij de effectiviteit van partnerrelatietherapie.
VRAAG 9: Leg 2 gezinsgerichte groepsbehandelingen uit.
1. Psycho-educatieve programma’s:
a. Jaren ‘80 ontwikkeld als eerste voor schizofrenie
b. Principe: gezin is niet de oorzaak van psychiatrisch probleem, maar kan wel bijdragen
aan herstel of stabilisatie van de cliënt door voldoende geïnformeerd te zijn over
desbetreffende aandoening
c. Vaak combinatie van informatie geven en ondersteuning bieden
i. eventueel nog met therapeutische gesprekken: combinatie van cognitief-
gedragstherapeutische, systemische en belevingsgerichte elementen
d. Erg effectief, zeker in functie van hervalpreventie
2. Multipele gezinstherapie
a. Succes van gezinsgerichte psycho-educatie heeft bijgedragen aan de heropleving van de
multipele gezinstherapie
b. Sinds jaren ‘60 mee geëxperimenteerd
c. Groepsgericht werken met meerdere gezinnen tegelijk
d. Helpende factoren:
i. Het relationele klimaat
ii. Ervaring niet de enige te zijn met het probleem
iii. Inzicht krijgen in stoornis en gezinsfunctioneren
e. Populair deels door gunstige kosten-baten verhouding + bijzonder effectieve
behandeling
3. Kinderen uit de Knel
a. Relatief nieuwe benadering
, b. Therapeutisch programma voor gezinnen waarvan de ouders in een vechtscheiding
zitten
c. 8-tal sessies
i. een deel ouder en kind apart
ii. ander deel ouder en kind laten samenwerken
d. Doel: ouders - ondanks onderlinge conflicten - helpen om terug hun kinderen te zien en
kinderen helpen uitdrukken wat zij ervaren in de echtscheiding
e. Vult grote leemte op in de hulpverlening bij zeer moeilijke problematiek van
vechtscheidingen
VRAAG 10: Waarom is effectiviteit van therapie geen garantie voor de juistheid van een theorie?
Dit sluit aan bij de review van Eisler op de effectiviteit van gezinstherapie bij anorexia nervosa. Hij duidt
erop dat het theoretisch verklaringsmodel van structurele gezinstherapie niet klopt (Gezinstherapie
werkt maar is niet het belangrijkste). Er ligt te veel nadruk op de gezinsstructuur als etiologische
verklaring. Deze gezinsstructuur hier is het anorectogene gezin waarmee bedoeld wordt dat de specifieke
kenmerken die ontstaan anorexia in het gezin kunnen verklaren, maar zulke typische kenmerken werden
niet gevonden in de review. Er is niet één type gezin dat verbonden is aan anorexia nervosa. Wel zijn er
gemeenschappelijke kenmerken in gezinnen met anorexia gevonden, maar deze zijn niet de oorzaak
maar het gevolg van een gezin dat zich organiseert rond een ernstig probleem. Het gezin past zich aan aan
het probleem. Eisler duidt op patronen van de manier waarop gezinnen zich nu organiseren rond een
gezinsprobleem, want het relevantste voor de behandeling is hetgeen wat het probleem onderhoudt.
We kunnen 6 gezinspatronen onderscheiden:
1. Symptoom speelt centrale rol in gezinsleven
2. Vernauwing van de tijdsfocus tot hier-en-nu
3. Beperkte flexibiliteit in het gezinsfunctioneren
4. Versterking van bepaalde manieren van functioneren
5. Gezin is minder flexibel in aanpassen aan fasen gezinscyclus
6. Hulpeloosheid, geen gevoel van invloed meer
Zo toont dit onderzoek aan dat er een grote kloof is tussen theorie en praktijk, want het is niet omdat een
therapie werkt dat de theorie waarop die therapeutische aanpak gebaseerd is klopt. Eisler toont aan dat
de effectiviteit van gezinstherapie niet voortkomt uit een correcte etiologische verklaring (de
veronderstelling over het ‘anorectogene gezin’), maar uit het gericht ingrijpen op de actuele patronen
die het probleem in stand houden
VRAAG 11: Etiologische verklaring heeft niets te maken met de effectiviteit van de behandeling, leg
uit.
Dit sluit aan bij de review van Eisler op de effectiviteit van gezinstherapie bij anorexia nervosa. Hij duidt
erop dat het theoretisch verklaringsmodel van structurele gezinstherapie niet klopt (Gezinstherapie
werkt maar is niet het belangrijkste). Er ligt te veel nadruk op de gezinsstructuur als etiologische