Kleuterdidactiek
1 Het Vlaams onderwijssysteem
Vlaanderen heeft 3 onderwijs niveaus:
- Basis (=kleuter + lager)
- Secundair
- Hoger
= gewoon of regulier onderwijs (BuO = mensen waarbij de ontwikkeling anders verloopt dan gemiddeld)
1.1 Basisonderwijs:
1.1.1 Kleuteronderwijs (2,5 tot 6 jaar)
- 7 vaste instapmomenten vanaf 2,5 – 3 jaar
1ste schooldag na elke vakantie, na februari en na Hemelvaartsdag
- Leefgroepen/graadklassen = alle leeftijden bij elkaar
- Leerplicht: vanaf het kalenderjaar waarin ze 5 worden (290 halve dagen) tot 4 jaar geen doktersattest
nodig
- Doorkleuteren (max 1 jaar)
- School kiest zelf voor een instapklas voor de 2,5- 3 jaar
1.1.2 Lager onderwijs (6-12 jaar)
- Min. 4 jaar en max. 8 jaar in het lager onderwijs doorbrengen (overheid kan in uitzonderlijke gevallen
minimumduur toestaan)
- Graadklassen = scholen kunnen leeftijden mengen 1ste en 2de samen
Of
- Multileeftijdsklassen = zitten nog meer geboortejaren samen
- Leerplicht tot 18 jaar
- Toelatingsvoorwaarde: 290 halve dagen in een Nederlandstalige kleuterschool
- Voltijdsleerplicht dus afwezigheden moeten gewettigd worden door briefje ouders/attest dokter
Alle eindtermen behaald getuigschrift basisonderwijs = toegangsticket naar A- stroom secundair
onderwijs
Niet alle eindtermen behaald leerling kan beginnen aan B-stroom secundair onderwijs
Er kunnen geen autonome kleuterscholen meer worden opgericht, enkel basisscholen
, 1.2 Onderwijsnetten
Opdeling in 3 onderwijsnetten op basis van subsidiëring:
- Officieel onderwijs:
o Officieel gefinancierd onderwijs
o Officieel gesubsidieerd onderwijs
- Vrij onderwijs:
o vrij gesubsidieerd onderwijs
1.3 Onderwijskoepels
onderwijskoepels = ondersteunen + vertegenwoordigen bij het aangesloten schoolbestuur
- Onderwijskoepels officieel onderwijs
o Gemeenschapsonderwijs (GO!) = ingericht door Vlaamse gemeenschap (vroegere staatschool)
o Provinciaal onderwijs Vlaanderen (POV) = verenigt provinciale scholen
o Onderwijs voor Vlaamse steden en gemeenten (OVSG) = ondersteunt het onderwijs project van
Vlaamse steden en gemeenten
- Onderwijskoepels vrij (gesubsidieerd) onderwijs
bestaat hoofdzakelijk uit confessionele scholen (= zijn aan godsdienst gebonden)
ook vrije niet-confessionele scholen
o Katholiek onderwijs vlaanderen (KOV) = verenigt katholieke scholen + grootste onderwijskoepel
o Federatie van onafhankelijke pluralistische emancipatorische methodescholen (FOPEM) =
verenigt methodescholen, ervaringsgerichte scholen
o Federatie Steinerscholen = verenigt scholen die steinerpedagogie toepassen
o Raad van inrichtende machten van het Protestans-Christelijk onderwijs (IPCO) = verenigt
protestants-christelijk onderwijs
o Vlaams onderwijs overlegplatform (VOOP) = verenigt scholen die een innoverend, actueel en
zingevend onderwijs willen aanreiken (vrijzinnig humanisme)
Privé scholen: klein aantal vrije scholen die niet erkent zijn door de Vlaamse overheid
- Geen subsidies want behoren tot geen enkel onderwijsnet/koepel (dus hoog inschrijvingsgeld) en
moeten daarom ook de onderwijsdoelen niet volgen geen officieel getuigschrift uitreiken
Elke koepel werkt een eigen visie uit en vertaalt de onderwijsdoelen van de overheid naar meer
uitgewerkte leerplandoelen de aangesloten scholen worden verwacht hiermee aan de slag te gaan in de
scholen
Een school vormt eigen schoolvisie in een pedagogisch project (moet passen binnen visie van de
aangesloten koepel)
Scholen uit eenzelfde koepel zijn niet identiek, elke school legt zijn eigen accenten
1.4 Onderwijsgemeenschappen
Vrijwillige samenwerking tussen scholen uit eenzelfde onderwijsniveau - efficiënter beheer,
professionalisering en verhoogde draagkracht leidt tot een bestuurlijke schaalvergroting in het
basisonderwijs
Scholen kunnen zowel dezelfde als verschillende schoolbesturen hebben
Voordelen: aanvangsbegeleiding: sneller anticiperen op vernieuwingen, gemeenschappelijke pedagogische
studiedagen, ICT-coördinator
1.5 Kwaliteitsbewaking
Overheidscontrole (inspectie) in ruil voor subsidies
- Onderwijsnetten hebben dezelfde voorwaarden:
1 Het Vlaams onderwijssysteem
Vlaanderen heeft 3 onderwijs niveaus:
- Basis (=kleuter + lager)
- Secundair
- Hoger
= gewoon of regulier onderwijs (BuO = mensen waarbij de ontwikkeling anders verloopt dan gemiddeld)
1.1 Basisonderwijs:
1.1.1 Kleuteronderwijs (2,5 tot 6 jaar)
- 7 vaste instapmomenten vanaf 2,5 – 3 jaar
1ste schooldag na elke vakantie, na februari en na Hemelvaartsdag
- Leefgroepen/graadklassen = alle leeftijden bij elkaar
- Leerplicht: vanaf het kalenderjaar waarin ze 5 worden (290 halve dagen) tot 4 jaar geen doktersattest
nodig
- Doorkleuteren (max 1 jaar)
- School kiest zelf voor een instapklas voor de 2,5- 3 jaar
1.1.2 Lager onderwijs (6-12 jaar)
- Min. 4 jaar en max. 8 jaar in het lager onderwijs doorbrengen (overheid kan in uitzonderlijke gevallen
minimumduur toestaan)
- Graadklassen = scholen kunnen leeftijden mengen 1ste en 2de samen
Of
- Multileeftijdsklassen = zitten nog meer geboortejaren samen
- Leerplicht tot 18 jaar
- Toelatingsvoorwaarde: 290 halve dagen in een Nederlandstalige kleuterschool
- Voltijdsleerplicht dus afwezigheden moeten gewettigd worden door briefje ouders/attest dokter
Alle eindtermen behaald getuigschrift basisonderwijs = toegangsticket naar A- stroom secundair
onderwijs
Niet alle eindtermen behaald leerling kan beginnen aan B-stroom secundair onderwijs
Er kunnen geen autonome kleuterscholen meer worden opgericht, enkel basisscholen
, 1.2 Onderwijsnetten
Opdeling in 3 onderwijsnetten op basis van subsidiëring:
- Officieel onderwijs:
o Officieel gefinancierd onderwijs
o Officieel gesubsidieerd onderwijs
- Vrij onderwijs:
o vrij gesubsidieerd onderwijs
1.3 Onderwijskoepels
onderwijskoepels = ondersteunen + vertegenwoordigen bij het aangesloten schoolbestuur
- Onderwijskoepels officieel onderwijs
o Gemeenschapsonderwijs (GO!) = ingericht door Vlaamse gemeenschap (vroegere staatschool)
o Provinciaal onderwijs Vlaanderen (POV) = verenigt provinciale scholen
o Onderwijs voor Vlaamse steden en gemeenten (OVSG) = ondersteunt het onderwijs project van
Vlaamse steden en gemeenten
- Onderwijskoepels vrij (gesubsidieerd) onderwijs
bestaat hoofdzakelijk uit confessionele scholen (= zijn aan godsdienst gebonden)
ook vrije niet-confessionele scholen
o Katholiek onderwijs vlaanderen (KOV) = verenigt katholieke scholen + grootste onderwijskoepel
o Federatie van onafhankelijke pluralistische emancipatorische methodescholen (FOPEM) =
verenigt methodescholen, ervaringsgerichte scholen
o Federatie Steinerscholen = verenigt scholen die steinerpedagogie toepassen
o Raad van inrichtende machten van het Protestans-Christelijk onderwijs (IPCO) = verenigt
protestants-christelijk onderwijs
o Vlaams onderwijs overlegplatform (VOOP) = verenigt scholen die een innoverend, actueel en
zingevend onderwijs willen aanreiken (vrijzinnig humanisme)
Privé scholen: klein aantal vrije scholen die niet erkent zijn door de Vlaamse overheid
- Geen subsidies want behoren tot geen enkel onderwijsnet/koepel (dus hoog inschrijvingsgeld) en
moeten daarom ook de onderwijsdoelen niet volgen geen officieel getuigschrift uitreiken
Elke koepel werkt een eigen visie uit en vertaalt de onderwijsdoelen van de overheid naar meer
uitgewerkte leerplandoelen de aangesloten scholen worden verwacht hiermee aan de slag te gaan in de
scholen
Een school vormt eigen schoolvisie in een pedagogisch project (moet passen binnen visie van de
aangesloten koepel)
Scholen uit eenzelfde koepel zijn niet identiek, elke school legt zijn eigen accenten
1.4 Onderwijsgemeenschappen
Vrijwillige samenwerking tussen scholen uit eenzelfde onderwijsniveau - efficiënter beheer,
professionalisering en verhoogde draagkracht leidt tot een bestuurlijke schaalvergroting in het
basisonderwijs
Scholen kunnen zowel dezelfde als verschillende schoolbesturen hebben
Voordelen: aanvangsbegeleiding: sneller anticiperen op vernieuwingen, gemeenschappelijke pedagogische
studiedagen, ICT-coördinator
1.5 Kwaliteitsbewaking
Overheidscontrole (inspectie) in ruil voor subsidies
- Onderwijsnetten hebben dezelfde voorwaarden: