1 Van tempelschema tot AANPAK-PROCES-EFFECT model
1.1 De kern van het ervaringsgericht werken
Opgericht door Ferre Laevers
Ervaringsgericht werken
= is kinderen ervaringen laten opdoen
= zelf ontdekkend leren, leren uit ervaring.
= Afstemming op de kleuters
o Voortdurend jouw handelen als leerkracht afstemmen
Op de leeromgeving
Op wat kinderen nodig hebben om verder te ontwikkelen
o Perspectief van het kind nemen: hierdoor komen we te weten op welke manier we kunnen
bijdragen tot hun ontwikkeling, aanbod afstemmen op hun perspectief,
o Proberen in de huid van kinderen te kruipen om gewaar te worden hoe hun leven eruitziet en
daarop je aanbod afstemmen. Kijk wat er leeft in de klas en probeer daarop in te spelen (kan
niet voor alles)
kinderen zijn geboren als kleine ontdekkingsreizigers, ze hebben een natuurlijke exploratieve ingesteldheid
dit gaan we gebruiken
Je stemt de ervaringen af op hun interesses, waarmee ze kunnen spelen heb jij als KO in de hand. ‘Gezonde
voeding’ is geen goed thema, niet hun leefwereld pak dan eerder ‘appelen en bananen’, de twee meest
gegeten fruitjes in de klas
1.2 Van kritische beschouwingen tot tempelschema
Onderzoek EGO in traditionele scholen:
- Moraliserende sfeer: ‘zachte dwang’ om zich ‘voorbeeldig te gedragen’ wij moeten luisteren naar de
juf want wij zijn toch allemaal flinke kindjes
- Onechte sfeer: alleen positieve gevoelens mogen geuit worden jij bent blij en wij zijn allemaal vriendjes
en dus moet iedereen blij zijn
- Het leren: teveel KO gestuurd, te weinig kleuterinitiatief
- Schraal klasmilieu: weinig uitdagend klasmilieu een winkeltje met 2 appelsienen is niet uitdagend, ze
kunnen niet genoeg experimenteren en dingen leren kennen
Samenhang moraliserende en onechte sfeer: je mag niet echt zijn wie je bent maar je moet voldoen aan
een soort ideaalbeeld want het is toch leuker als we allemaal vrienden zijn Ja, maar dit is niet realistisch
,Sfeer van echtheid ( moraliserende sfeer): omgangsvormen waarin men zich als KO beter weet af te
stemmen op wat de kinderen echt voelen en beleven, een leerkracht die empathisch is ingesteld zowel op
interessevlak als op gevoelensvlak
- Empathie
- Wat kinderen voelen is oké
Ervaringsgericht dialoog
Vrijheid ( te veel sturing van de KO): geef kinderen ruimte, laat ze gedreven door hun exploratiedrang en
met zin voor initiatief, tot actie overgaan.
- Grenzen moeten ervoor zorgen dat elke klasbewoner in de beste omstandigheden kan leven, niet de
wet van de sterkste maar iedereen krijgt een deel van de koek (beschikbare materiaal en ruimte en de
aandacht van de leerkracht)
Rijk milieu ( schraal klasmilieu): rijk aanbod van materialen en activiteiten, kwalitatieve activiteiten
- Voorwaarde om tot vrij kleuterinitiatief te kunnen komen
1.2.1 Tempelschema
Tempelschema kennen + kunnen uitleggen waarom elk onderdeel waar staat
+ aanpak proces model kennen !!!
Ervaringsgerichte basishouding: houding van de leerkracht die zich richt op hoe kinderen de geboden
leeromgeving beleven (het fundament)
Milieuverrijking: de leerkracht zorgt voor een rijk aanbod van materialen en activiteiten in een
aantrekkelijke en overzichtelijke omgeving
Vrij kleuterinitiatief: kinderen hebben ruim de kans om hun activiteiten in de loop van de dag zelf te
bepalen.
Ervaringsgerichte dialoog: de leerkrachtussenkomsten getuigen van een hoge mate van empathie.
Bevrijdingsprocessen: een gezonde emotionele ontwikkeling waarborgen, het contact met jezelf kan
verstoord worden door moeilijk te verwerken ervaringen, zo raak je vervreemd van jezelf, de voeling met
de eigen ervaringsstroom wordt gaandeweg wordt hersteld en de persoon (opnieuw) volfunctioneert.
Creatieve processen: meer dan oppervlakkig leren, door activiteiten ontstaat er iets nieuws in het kind, er
is sprake van groeien, verruimen, worden, bij zichzelf tot stand brengen wat er nog niet was.
, Emancipatie: een volwassene die emotioneel sterk staat, kritisch en explorerend is ingesteld, zich met
mens en wereld verbonden voelt en zich daarvoor inzet.
1.3 Focus op het proces
Wanneer mogen we zeggen dat we ‘content’ zijn? Wanneer gaat het goed in de klas?
2 indicatoren voor kwaliteit:
- Welbevinden: als kinderen zich thuis voelen in de klas en in de school, als ze zichzelf kunnen zijn en
kunnen genieten
o ‘zich thuis voelen’
o ‘zichzelf kunnen zijn’
o Zich emotioneel ‘veilig’ voelen
o ‘met volle teugen genieten’ op het oog
o Wat zich ui in spontaneïteit, vitaliteit en innerlijke rust in plaats van spanning en rusteloosheid
- Betrokkenheid: als kinderen tot het uiterste geboeid zijn, als je als leerkracht even uit de klas bent en
alles gewoon doorgaat alsof je er nog steeds was, als je ze ziet ‘zwoegen’, dan is het oké!
o Intensiteit van de activiteit
o Naar concentratie
o ‘opgeslorpt zijn’
o Voluit gaan
o Tijdvergeten bezig zijn
o Plezier beleven aan exploreren
o Waarbij de persoon zich aan de grens van het eigen kunnen beweegt