Inleiding in de gedragsneurowetenschappen
1. Perifeer en centraal zenuwstelsel
Cellen, weefsels en organen
• Van Wesel: één van de grootste anatomen aller tijden, verzette zich tegen het
middeleeuwse idee dat de menselijke ziel verblijft in de ventrikels van de hersenen
• Anatomie = studie van de morfologie of bouw van organismen (orgaanstelsels of -
systemen, organen of weefsels)
o Orgaanstelsels: bestaan uit organen die functioneel samenwerken
o Organen: specifieke functie, opgebouwd uit verschillende weefseltypes
STRUCTUUR
o Weefsel: verzameling van gespecialiseerde cellen die een gemeenschappelijke
functie vervullen in het lichaam
1. Cellen
2. Intercellulaire substantie
3. Weefselvocht
• Histologie = studie van de fijne opbouw van weefsels
FUNCTIE
• Fysiologie = studie van de levensprocessen (= gebaseerd op chemische samenwerking
tussen vele verschillende culturele en functionele moleculen
• => Hebben elkaar nodig!
Delen van het zenuwstelsel
• Centrale zenuwstelsel = hersenen er ruggenmerg
o Ontvangt een continue stroom van informatie:
▪ Oorsprong: extern (buiten lichaam) of intern (binnen lichaam)
▪ Aangeleerd door:
• Afferente zenuwen van perifere zenuwstelsel: transport zintuigcellen
in verschillende organen en weefsels naar centrale zenuwstelsel
• Efferente zenuwen van perifere zenuwstelsel: transport prikkels
van centrale zenuwstelsel naar de rest van het lichaam
• Perifere zenuwstelsel = zenuwcellen (neuronen) of zenuwuitlopers buiten de hersenen
of ruggenmerg
o Autonome gedeelte = neurale connecties van klieren en gladde spieren van de
inwendige organen
▪ Sympatisch, parasympatisch & enterisch
, o Somatische gedeelte = omvat afferente (sensorische) en efferente
(motorische) zenuwen, die ervoor zorgen dat sensorische en motorische
prikkels van en naar het centrale zenuwstelsel worden geleid
▪ Zenuwen die ontspringen: crainale zenuwen = ofwel gemengd, ofwel
uitsluitend motorisch of sensorisch
▪ Crainale zenuwen in verbinding met het ruggenmerg: spinale zenuwen
= altijd gemengd motorisch en sensorisch
Het zenuwstelsel in beeld
• Nood aan universele termen voor beschrijven van zenuwstelsel
• Richting:
o Rostraal = in de richting van de neus
o Caudaal = in de richting van de voeten
o Ventraal = posities aan voorzijde van het lichaam (anterieur)
o Dorsaal = posities aan achterzijde van het lichaam (posterieur)
o Lateraal = posities aan de zijkant van het lichaam
• Hersendoorsnedes/snijvlakken:
o Coronaal vlak: verticaal van oor tot oor
o Horizontaal vlak: horizontaal van oor tot oor
o Sagittaal vlak: verticaal, splits hersenhelften -> bilateraal symmetrisch
,Centrale zenuwstelsel
• Verschillende delen van het zenuwstelsel
o Ontwikkeling in de hersenen:
o Onderscheid witte en grijze stof:
▪ Witte stof: zenuwbindingen
▪ Grijze stof: cellichamen van zenuwen
▪ Algemeen: vooral vanbuiten (buitenste schorslaag/cortex) grijze stof,
maar ook in de diepte soms voor het vervullen van specifieke functies
o Onderscheid van rostraal naar caudaal
1. Telencephalon: grootste deel van hersenen, omvat cerebrale hemisferen
2. Diencephalon:
3. Mesencephalon: middenhersenen, eerste stukje van
hersenstam
4. Pons (deel van metencephalon)
5. Medulla oblongata (deel van myelencephalon 2)
6. Ruggenmerg (medulla spinalis, spinal cord): omringd door
ruggenmergvliezen + ruggenwervels
7. Cerebellum: kleinste hersenen, aangehecht aan hersenstam, sterk
verbonden met hersenstamketen
▪ 1 + 2: prosencephalon/voorhersenen
▪ 3 + 4 +5: hersenstam
• Telencephalon
o Bestaat uit 2 hemisferen: links en rechts
▪ Zijn verbonden via corpus callosum
▪ Zijn gescheiden door de grote longitudinale fissuur (fissura
longitudinalis cerebri)
o Opbouw hemisferen en situering in de hersenen
, ▪ Buitenkant hemisferen = gevormd door het geplooide oppervlak van de
cerebrale cortex (hersenschors)
• = grijze stof, die veel bloedvaten en cellichamen van cerebrale
zenuwen bevat en bestaat uit 6 lagen
• Sterk geplooid: groeven (sulcus, fissuur) en windingen (gyrus)
• Onder de hersenschors: witte stof, zenuwvezels
o Bestaat uit de uitlopers van neuronen (axonuitlopers);
informatietransport van en naar cortex en
georganiseerd in zenuwbanen (baan, tractus)
o Associatievezels: verbinding verschillende delen van de
cortex binnen dezelfde hemisfeer
o Commissurale vezels: verbinden van hersenhelften (bv.
corpus callosum)
o Projectievezels: verbinding tussen hersenstam en cortex
▪ Onderscheid hersenkwabben:
• Frontale kwab = anterieur, gescheiden van rest door fissuur van
Rolando (sulcus centralis)
o Spraak en redeneren, emoties, bewegingscontrole
o Prefrontale cortex (meest anterieur) verbonden met
thalamus en limbisch systeem: hogere cognitie,
emotioneel gedrag, motivatie, executieve functies
1. Perifeer en centraal zenuwstelsel
Cellen, weefsels en organen
• Van Wesel: één van de grootste anatomen aller tijden, verzette zich tegen het
middeleeuwse idee dat de menselijke ziel verblijft in de ventrikels van de hersenen
• Anatomie = studie van de morfologie of bouw van organismen (orgaanstelsels of -
systemen, organen of weefsels)
o Orgaanstelsels: bestaan uit organen die functioneel samenwerken
o Organen: specifieke functie, opgebouwd uit verschillende weefseltypes
STRUCTUUR
o Weefsel: verzameling van gespecialiseerde cellen die een gemeenschappelijke
functie vervullen in het lichaam
1. Cellen
2. Intercellulaire substantie
3. Weefselvocht
• Histologie = studie van de fijne opbouw van weefsels
FUNCTIE
• Fysiologie = studie van de levensprocessen (= gebaseerd op chemische samenwerking
tussen vele verschillende culturele en functionele moleculen
• => Hebben elkaar nodig!
Delen van het zenuwstelsel
• Centrale zenuwstelsel = hersenen er ruggenmerg
o Ontvangt een continue stroom van informatie:
▪ Oorsprong: extern (buiten lichaam) of intern (binnen lichaam)
▪ Aangeleerd door:
• Afferente zenuwen van perifere zenuwstelsel: transport zintuigcellen
in verschillende organen en weefsels naar centrale zenuwstelsel
• Efferente zenuwen van perifere zenuwstelsel: transport prikkels
van centrale zenuwstelsel naar de rest van het lichaam
• Perifere zenuwstelsel = zenuwcellen (neuronen) of zenuwuitlopers buiten de hersenen
of ruggenmerg
o Autonome gedeelte = neurale connecties van klieren en gladde spieren van de
inwendige organen
▪ Sympatisch, parasympatisch & enterisch
, o Somatische gedeelte = omvat afferente (sensorische) en efferente
(motorische) zenuwen, die ervoor zorgen dat sensorische en motorische
prikkels van en naar het centrale zenuwstelsel worden geleid
▪ Zenuwen die ontspringen: crainale zenuwen = ofwel gemengd, ofwel
uitsluitend motorisch of sensorisch
▪ Crainale zenuwen in verbinding met het ruggenmerg: spinale zenuwen
= altijd gemengd motorisch en sensorisch
Het zenuwstelsel in beeld
• Nood aan universele termen voor beschrijven van zenuwstelsel
• Richting:
o Rostraal = in de richting van de neus
o Caudaal = in de richting van de voeten
o Ventraal = posities aan voorzijde van het lichaam (anterieur)
o Dorsaal = posities aan achterzijde van het lichaam (posterieur)
o Lateraal = posities aan de zijkant van het lichaam
• Hersendoorsnedes/snijvlakken:
o Coronaal vlak: verticaal van oor tot oor
o Horizontaal vlak: horizontaal van oor tot oor
o Sagittaal vlak: verticaal, splits hersenhelften -> bilateraal symmetrisch
,Centrale zenuwstelsel
• Verschillende delen van het zenuwstelsel
o Ontwikkeling in de hersenen:
o Onderscheid witte en grijze stof:
▪ Witte stof: zenuwbindingen
▪ Grijze stof: cellichamen van zenuwen
▪ Algemeen: vooral vanbuiten (buitenste schorslaag/cortex) grijze stof,
maar ook in de diepte soms voor het vervullen van specifieke functies
o Onderscheid van rostraal naar caudaal
1. Telencephalon: grootste deel van hersenen, omvat cerebrale hemisferen
2. Diencephalon:
3. Mesencephalon: middenhersenen, eerste stukje van
hersenstam
4. Pons (deel van metencephalon)
5. Medulla oblongata (deel van myelencephalon 2)
6. Ruggenmerg (medulla spinalis, spinal cord): omringd door
ruggenmergvliezen + ruggenwervels
7. Cerebellum: kleinste hersenen, aangehecht aan hersenstam, sterk
verbonden met hersenstamketen
▪ 1 + 2: prosencephalon/voorhersenen
▪ 3 + 4 +5: hersenstam
• Telencephalon
o Bestaat uit 2 hemisferen: links en rechts
▪ Zijn verbonden via corpus callosum
▪ Zijn gescheiden door de grote longitudinale fissuur (fissura
longitudinalis cerebri)
o Opbouw hemisferen en situering in de hersenen
, ▪ Buitenkant hemisferen = gevormd door het geplooide oppervlak van de
cerebrale cortex (hersenschors)
• = grijze stof, die veel bloedvaten en cellichamen van cerebrale
zenuwen bevat en bestaat uit 6 lagen
• Sterk geplooid: groeven (sulcus, fissuur) en windingen (gyrus)
• Onder de hersenschors: witte stof, zenuwvezels
o Bestaat uit de uitlopers van neuronen (axonuitlopers);
informatietransport van en naar cortex en
georganiseerd in zenuwbanen (baan, tractus)
o Associatievezels: verbinding verschillende delen van de
cortex binnen dezelfde hemisfeer
o Commissurale vezels: verbinden van hersenhelften (bv.
corpus callosum)
o Projectievezels: verbinding tussen hersenstam en cortex
▪ Onderscheid hersenkwabben:
• Frontale kwab = anterieur, gescheiden van rest door fissuur van
Rolando (sulcus centralis)
o Spraak en redeneren, emoties, bewegingscontrole
o Prefrontale cortex (meest anterieur) verbonden met
thalamus en limbisch systeem: hogere cognitie,
emotioneel gedrag, motivatie, executieve functies