Taak 1: Bodem en vegetatie effect op ecosysteem
Ontstaan bodemlagen
Bodem ontstaat vanuit gesteente, verwering van rotsen korrelgrootte.
Water bevriest in rotslagen gesteente breekt af.
Zuren in bodem, afbraak gesteente afbraak door chemisch proces.
Wortels van planten kunnen zuur uitscheiden.
Uit materialen die bij verwering vrijkomen, samen met dode organismen,
ontstaat humus. Dit vormt de bovengrond. Deze en andere bodemlagen
worden horizonten genoemd.
Bodemlagen ontstaan door bodemvorming. Dit is een samenspel van
verschillende processen in de loop van de tijd. De 5 belangrijkste zijn
onderstreept:
- Klimaat (temperatuur/neerslag/verdamping uitspoeling)
- Samenstelling van moedermateriaal
- Tijd (jonge en oude bodems verschillen)
- Reliëf (regenwater/grondwaterstand/oppervlakkige afstroming)
- Vegetatie (planten aanvoer organisch materiaal)
- Biologische activiteit (bodemleven
graafgangen/waterdoorlatendheid)
- Antropogene invloeden (menselijke invloeden
bemesting/grondbewerking)
- Humuficering
- Drainage
- Zandverplaatsing ijstijd
- Landschap
Onderstreepte processen zijn werkzaam in lange series, deels
overlappende en opeenvolgende processen. Bouw en samenstelling
verandert gelaagdheid. Aantal vormen van gelaagdheid:
- Ophoping van voedingsstoffen en organische stoffen
(plantenresten humus)
- Verwering (verbruining, roest)
- Uit- en inspoeling van voedingsstoffen (humus en metalen
leiden tot kleurveranderingen in de bodem
- Uit- en inspoeling kleideeltjes (dichtere en getextureerde lagen)
- Oxidatie (gevolg van slechte drainage en ontwatering)
Verschil bodemtype en bodemsoort
Belangrijke begrippen: bodemtype, bodemsoort. Bij bodemtype praten
we over de gelaagdheden die samen een bodem vormen, zoals
,podzolgrond. Bij bodemsoort kijken we naar het materiaal waar een
bodem uit is opgebouwd, zoals zand.
Verandering bodem door invloeden/bedreigingen buitenaf
Complex ecosysteem in de bodem kan er eeuwen over doen om te
vormen.
De volgende invloeden/bedreigingen kunnen invloed hebben op de bodem
en de bodem zelfs veranderen:
- Bodemvervuiling schadelijke stoffen in de bodem, vaak door
landbouw. Door dit proces vermindert bodemleven en worden
ecologische niches maar langzaam opgevuld. Zorgt ook voor
verminderde vruchtbaarheid.
- Slecht beheer voornamelijk veroorzaakt door de mens. Geschat
wordt dat meer dan 30% van de landbouwgronden gereduceerd zijn
door slechte bodemkwaliteit. Veroorzaakt door bijvoorbeeld
chemische bemesting, mineralentekort, verzuring, verzilting en
slechte afwatering.
- Water- en winderosie natuurlijk, allebei in staat om grote
hoeveelheden bovengrond te verwijderen. Erosie is grote oorzaak
van bodemdegradatie, voedingsstoffen worden meegenomen en
bodem wordt minder vruchtbaar.
- Verdroging veroorzaakt door waterwinning,
grondwateronttrekking, ontwatering voor gewassen en snelle
afwatering.
- Eutrofiëring meer CO2 en andere broeikasgassen in de bodem,
zorgt voor minder voedingsstoffen voor planten. Ook kunnen er
milieugevaarlijke stoffen in de bodem terecht komen, zorgt voor
sterfte van bodemleven.
- Bodemverharding veroorzaakt ondoorlaatbaarheid.
Bodemleven verdwijnt. Bodem kan dan alleen nog dienen als drager
van bebouwing.
- Verdichting komt door samendrukken van oppervlak door
herhaaldelijk betreden, door land- of bouwmachines en door
neerslag op onbegroeide bodem. Leidt tot afname lucht en water in
bodem, zorgt voor bodemverstikking. Bodemleven neemt daardoor
af en planten kunnen minder goed wortelen.
- Afname biodiversiteit heeft rechtstreekse impact op
bodemkwaliteit.
Verschil/kenmerken verschillende bodemtypen en bodemsoorten
Leemgrond
Bestaat voornamelijk uit silt. Korrelgrootte tussen 2 en 50-64 micrometer.
,Silt wordt ook wel leem genoemd. Kan door wind, rivieren en ijs worden
afgezet.
Silt/leem wordt gebruikt om mee te bouwen, bijvoorbeeld voor stuken.
Eigenschappen van silt/leem: brandveilig, bevat vochtstabilisatie,
temperatuurregulatie, warmteaccumulatie en dampdoorlatendheid. Koel
in de zomer, warm in de winter.
Silt/leem is voedzamer dan zand, heeft een betere structuur en drainage.
In Nederlandse bodem komt leemgrond op veel plekken voor:
- Zuid-Limburg, leemlaag aan oppervlakte, afgezet door wind. Wordt
löss genoemd, gevormd tijdens zeer koude periodes.
- Noord-Brabant, met name in Roerdalslenk.
- Drenthe en Overijssel, kleileem (leem gemengd met grind en
zwerfstenen). Bevat veel zand en grind, afgezet tijdens voorlaatste
ijstijd.
- Gelderland, ruim 40 leemkuilen.
Eerdgrond/beekeerdgrond
Alle moerige en minerale gronden met humusrijke bovengrond. Er bevindt
zich binnen 40cm geen kalkhoudend gesteente. Ontstaan als gevolg van
eeuwenlange ophoping humus door de mens. Veel gebruikt in landbouw.
Eerdgronden worden gekenmerkt door een cultuurdek. A-horizont dikker
dan 50cm. Worden in drie suborden ingedeeld op basis van dikte van de
donkere bovengrond en waterhuishouding dikke eergronden, hydro-
eerdgronden en xero-eerdgronden. Beekeerdgronden vallen onder de
hydro-eerdgronden.
Vaaggrond
Minerale gronden zonder duidelijke ontwikkeling van horizonten,
afwezigheid van humusrijke bovengrond. Over het algemeen jonge, weinig
ontwikkelde bodems. Veelal licht van kleur en voedselarm. Hebben geen
in- of uitspoeling en dus ook geen B-horizont. Voorbeelden zijn duinen,
zandverstuivingen en slikken.
Podzolgrond
Duidelijk podzol-B-horizont en A-horizont dunner dan 50cm.
Zwak ontwikkelde B-horizont geen podzolgrond.
Bodem ontwikkelt gelaagdheid doordat mineralen met
regenwater uit bovenste lagen wegspoelen en in diepere bodem
neerslaan. Podzol niet erg vruchtbaar, voornamelijk voorkomend
in zandlandschappen. Bestaan uit dekzand, bodemprocessen
sterke invloed gedurende lange tijd. Drie opvallend gekleurde
lagen.
, Behoren tot de oudste bodems in Nederland. Ontstaan in Vroeg-Holoceen
op dekzandgronden. Ontstaan door humuficering en uitspoeling.
Opgeloste mineralen en deeltjes met regenwater steeds verder naar
beneden, harde donkere laag ontstaat. Deze wordt de oerbank genoemd
en voorkomt verdere doorspoeling. Onder oerbank geen bodemprocessen.
Podzol ontwikkeling kan duizenden jaren duren.
Ontstaan bodemlagen
Bodem ontstaat vanuit gesteente, verwering van rotsen korrelgrootte.
Water bevriest in rotslagen gesteente breekt af.
Zuren in bodem, afbraak gesteente afbraak door chemisch proces.
Wortels van planten kunnen zuur uitscheiden.
Uit materialen die bij verwering vrijkomen, samen met dode organismen,
ontstaat humus. Dit vormt de bovengrond. Deze en andere bodemlagen
worden horizonten genoemd.
Bodemlagen ontstaan door bodemvorming. Dit is een samenspel van
verschillende processen in de loop van de tijd. De 5 belangrijkste zijn
onderstreept:
- Klimaat (temperatuur/neerslag/verdamping uitspoeling)
- Samenstelling van moedermateriaal
- Tijd (jonge en oude bodems verschillen)
- Reliëf (regenwater/grondwaterstand/oppervlakkige afstroming)
- Vegetatie (planten aanvoer organisch materiaal)
- Biologische activiteit (bodemleven
graafgangen/waterdoorlatendheid)
- Antropogene invloeden (menselijke invloeden
bemesting/grondbewerking)
- Humuficering
- Drainage
- Zandverplaatsing ijstijd
- Landschap
Onderstreepte processen zijn werkzaam in lange series, deels
overlappende en opeenvolgende processen. Bouw en samenstelling
verandert gelaagdheid. Aantal vormen van gelaagdheid:
- Ophoping van voedingsstoffen en organische stoffen
(plantenresten humus)
- Verwering (verbruining, roest)
- Uit- en inspoeling van voedingsstoffen (humus en metalen
leiden tot kleurveranderingen in de bodem
- Uit- en inspoeling kleideeltjes (dichtere en getextureerde lagen)
- Oxidatie (gevolg van slechte drainage en ontwatering)
Verschil bodemtype en bodemsoort
Belangrijke begrippen: bodemtype, bodemsoort. Bij bodemtype praten
we over de gelaagdheden die samen een bodem vormen, zoals
,podzolgrond. Bij bodemsoort kijken we naar het materiaal waar een
bodem uit is opgebouwd, zoals zand.
Verandering bodem door invloeden/bedreigingen buitenaf
Complex ecosysteem in de bodem kan er eeuwen over doen om te
vormen.
De volgende invloeden/bedreigingen kunnen invloed hebben op de bodem
en de bodem zelfs veranderen:
- Bodemvervuiling schadelijke stoffen in de bodem, vaak door
landbouw. Door dit proces vermindert bodemleven en worden
ecologische niches maar langzaam opgevuld. Zorgt ook voor
verminderde vruchtbaarheid.
- Slecht beheer voornamelijk veroorzaakt door de mens. Geschat
wordt dat meer dan 30% van de landbouwgronden gereduceerd zijn
door slechte bodemkwaliteit. Veroorzaakt door bijvoorbeeld
chemische bemesting, mineralentekort, verzuring, verzilting en
slechte afwatering.
- Water- en winderosie natuurlijk, allebei in staat om grote
hoeveelheden bovengrond te verwijderen. Erosie is grote oorzaak
van bodemdegradatie, voedingsstoffen worden meegenomen en
bodem wordt minder vruchtbaar.
- Verdroging veroorzaakt door waterwinning,
grondwateronttrekking, ontwatering voor gewassen en snelle
afwatering.
- Eutrofiëring meer CO2 en andere broeikasgassen in de bodem,
zorgt voor minder voedingsstoffen voor planten. Ook kunnen er
milieugevaarlijke stoffen in de bodem terecht komen, zorgt voor
sterfte van bodemleven.
- Bodemverharding veroorzaakt ondoorlaatbaarheid.
Bodemleven verdwijnt. Bodem kan dan alleen nog dienen als drager
van bebouwing.
- Verdichting komt door samendrukken van oppervlak door
herhaaldelijk betreden, door land- of bouwmachines en door
neerslag op onbegroeide bodem. Leidt tot afname lucht en water in
bodem, zorgt voor bodemverstikking. Bodemleven neemt daardoor
af en planten kunnen minder goed wortelen.
- Afname biodiversiteit heeft rechtstreekse impact op
bodemkwaliteit.
Verschil/kenmerken verschillende bodemtypen en bodemsoorten
Leemgrond
Bestaat voornamelijk uit silt. Korrelgrootte tussen 2 en 50-64 micrometer.
,Silt wordt ook wel leem genoemd. Kan door wind, rivieren en ijs worden
afgezet.
Silt/leem wordt gebruikt om mee te bouwen, bijvoorbeeld voor stuken.
Eigenschappen van silt/leem: brandveilig, bevat vochtstabilisatie,
temperatuurregulatie, warmteaccumulatie en dampdoorlatendheid. Koel
in de zomer, warm in de winter.
Silt/leem is voedzamer dan zand, heeft een betere structuur en drainage.
In Nederlandse bodem komt leemgrond op veel plekken voor:
- Zuid-Limburg, leemlaag aan oppervlakte, afgezet door wind. Wordt
löss genoemd, gevormd tijdens zeer koude periodes.
- Noord-Brabant, met name in Roerdalslenk.
- Drenthe en Overijssel, kleileem (leem gemengd met grind en
zwerfstenen). Bevat veel zand en grind, afgezet tijdens voorlaatste
ijstijd.
- Gelderland, ruim 40 leemkuilen.
Eerdgrond/beekeerdgrond
Alle moerige en minerale gronden met humusrijke bovengrond. Er bevindt
zich binnen 40cm geen kalkhoudend gesteente. Ontstaan als gevolg van
eeuwenlange ophoping humus door de mens. Veel gebruikt in landbouw.
Eerdgronden worden gekenmerkt door een cultuurdek. A-horizont dikker
dan 50cm. Worden in drie suborden ingedeeld op basis van dikte van de
donkere bovengrond en waterhuishouding dikke eergronden, hydro-
eerdgronden en xero-eerdgronden. Beekeerdgronden vallen onder de
hydro-eerdgronden.
Vaaggrond
Minerale gronden zonder duidelijke ontwikkeling van horizonten,
afwezigheid van humusrijke bovengrond. Over het algemeen jonge, weinig
ontwikkelde bodems. Veelal licht van kleur en voedselarm. Hebben geen
in- of uitspoeling en dus ook geen B-horizont. Voorbeelden zijn duinen,
zandverstuivingen en slikken.
Podzolgrond
Duidelijk podzol-B-horizont en A-horizont dunner dan 50cm.
Zwak ontwikkelde B-horizont geen podzolgrond.
Bodem ontwikkelt gelaagdheid doordat mineralen met
regenwater uit bovenste lagen wegspoelen en in diepere bodem
neerslaan. Podzol niet erg vruchtbaar, voornamelijk voorkomend
in zandlandschappen. Bestaan uit dekzand, bodemprocessen
sterke invloed gedurende lange tijd. Drie opvallend gekleurde
lagen.
, Behoren tot de oudste bodems in Nederland. Ontstaan in Vroeg-Holoceen
op dekzandgronden. Ontstaan door humuficering en uitspoeling.
Opgeloste mineralen en deeltjes met regenwater steeds verder naar
beneden, harde donkere laag ontstaat. Deze wordt de oerbank genoemd
en voorkomt verdere doorspoeling. Onder oerbank geen bodemprocessen.
Podzol ontwikkeling kan duizenden jaren duren.