Basiskennis hoofdstuk 8, 9 en 10
Hoofdstuk 8
Drie functies van het schrijven:
• Communicatieve functie
➢ Om te communiceren, iets uit te leggen, informatie overbrengen (brief schrijven)
• Conceptualiserende functie
➢ Om iets te begrijpen, grip krijgen op de werkelijkheid (recept, spreekbeurt of werkstuk)
• Expressieve functies
➢ Om jezelf te uiten (gedicht of dagboek)
Schrijfproces 3 componenten die een rol spelen:
1. De kennis van de schrijver
• Kennis van het taalsysteem (woordgebruik, zinsopbouw, spelling),
• Retorisch systeem (tekstsoorten, stijl, publiekgerichtheid, doelgerichtheid)
• Schrijfproces:
o Plannen: voor het schrijven
o Schrijven: tijdens het schrijven
o Reviseren: na en tijdens het schrijven
Schrijfstrategieën:
• Vertellend schrijven (beginnende schrijvers) --> direct schrijven (praten op papier)
o Uitgangspunt: Schrijfopdracht
o Schrijven in één keer verhaal, nauwelijks veranderingen
o Groep 4, 5 en 6
• Denkend schrijven (gevorderde schrijvers) --> kinderen denken na voor het schrijven.
o Uitgangspunt: Schrijfopdracht
o Eerst analyse maken van de opdracht en ideëen verzamelen, dan pas echt schrijven
o Vanaf groep 7, 8 is deze strategie, maar soms groep 5 al
Stelvaardigheden:
• Bepalen doel, publiek en tekstsoort
o Doelen: informeren, overtuigen, amuseren en instrueren
• Verzamelen, selecteren en ordenen van de inhoud
• Structuren van de tekst
o Stapelstructuur: bijvoorbeeld telefoonboek of boodschappenlijstje. Geen sprake van
tekst.
o Verhaalstructuur: Personage maakt opeenvolgende gebeurtenissen mee.
o Betoogstructuur: Een mening of standpunt wordt ondersteund met argumenten.
o Voorbeelden van ordeningsprincipes bij denkend schrijven:
, ▫ Eerder – later
▫ Probleem – oplossing
▫ Voor – tegen
▫ Inleiding – kern – slot
• Formuleren
o Woordenschat en ervaring zijn belangrijk.
o Stileren (schrijfstijl) en coderen (taalregels toepassen)
• Reviseren
o Elke tekst kan verbeterd worden
• Verzorgen van de tekst
o Lay-out en opmaak, spelling
• Reflecteren op schrijfgedrag
o Gebruik gerichte vragen over bijv. Opbouw, staat alles erin, wat is je mooiste zin?
Schrijven en de computer
Door de computer:
• Vervaag tussen vertellend en denkend schrijven
• Betere spellingscontroles
• Nieuwe tekstsoorten: e-mail, tweet, blog
• Verandering in taalgebruik door nieuwe woorden, afkortingen en tekens
Gebruik van kennis van het schrijfproces toepassen. Gebruiken van stelvaardigheden bij:
• Formuleren van lesdoelen
• Structureren van de leerstof
• Geven van instructie
• Registreren van leervorderingen
• Geven van gerichte hulp
Hoofdstuk 8
Drie functies van het schrijven:
• Communicatieve functie
➢ Om te communiceren, iets uit te leggen, informatie overbrengen (brief schrijven)
• Conceptualiserende functie
➢ Om iets te begrijpen, grip krijgen op de werkelijkheid (recept, spreekbeurt of werkstuk)
• Expressieve functies
➢ Om jezelf te uiten (gedicht of dagboek)
Schrijfproces 3 componenten die een rol spelen:
1. De kennis van de schrijver
• Kennis van het taalsysteem (woordgebruik, zinsopbouw, spelling),
• Retorisch systeem (tekstsoorten, stijl, publiekgerichtheid, doelgerichtheid)
• Schrijfproces:
o Plannen: voor het schrijven
o Schrijven: tijdens het schrijven
o Reviseren: na en tijdens het schrijven
Schrijfstrategieën:
• Vertellend schrijven (beginnende schrijvers) --> direct schrijven (praten op papier)
o Uitgangspunt: Schrijfopdracht
o Schrijven in één keer verhaal, nauwelijks veranderingen
o Groep 4, 5 en 6
• Denkend schrijven (gevorderde schrijvers) --> kinderen denken na voor het schrijven.
o Uitgangspunt: Schrijfopdracht
o Eerst analyse maken van de opdracht en ideëen verzamelen, dan pas echt schrijven
o Vanaf groep 7, 8 is deze strategie, maar soms groep 5 al
Stelvaardigheden:
• Bepalen doel, publiek en tekstsoort
o Doelen: informeren, overtuigen, amuseren en instrueren
• Verzamelen, selecteren en ordenen van de inhoud
• Structuren van de tekst
o Stapelstructuur: bijvoorbeeld telefoonboek of boodschappenlijstje. Geen sprake van
tekst.
o Verhaalstructuur: Personage maakt opeenvolgende gebeurtenissen mee.
o Betoogstructuur: Een mening of standpunt wordt ondersteund met argumenten.
o Voorbeelden van ordeningsprincipes bij denkend schrijven:
, ▫ Eerder – later
▫ Probleem – oplossing
▫ Voor – tegen
▫ Inleiding – kern – slot
• Formuleren
o Woordenschat en ervaring zijn belangrijk.
o Stileren (schrijfstijl) en coderen (taalregels toepassen)
• Reviseren
o Elke tekst kan verbeterd worden
• Verzorgen van de tekst
o Lay-out en opmaak, spelling
• Reflecteren op schrijfgedrag
o Gebruik gerichte vragen over bijv. Opbouw, staat alles erin, wat is je mooiste zin?
Schrijven en de computer
Door de computer:
• Vervaag tussen vertellend en denkend schrijven
• Betere spellingscontroles
• Nieuwe tekstsoorten: e-mail, tweet, blog
• Verandering in taalgebruik door nieuwe woorden, afkortingen en tekens
Gebruik van kennis van het schrijfproces toepassen. Gebruiken van stelvaardigheden bij:
• Formuleren van lesdoelen
• Structureren van de leerstof
• Geven van instructie
• Registreren van leervorderingen
• Geven van gerichte hulp