Prof. Dr. A. Baeyens
1° BACHELOR BIOMEDISCHE WETENSCHAPPEN
Academiejaar 2019-2020
REEKS 3A – ARBEID EN ENERGIE
1) Een jongen trekt met een touw aan een slee met een massa van 6,40 kg en oefent
hierbij een kracht uit van 11N. Het touw vormt een hoek van 29° boven de
horizontale. De jongen verplaatst de slee horizontaal over een afstand van 2 m.
a. Bereken de arbeid uitgeoefend door de jongen. (19,2 J)
b. Zoek de snelheid van de slee als je weet dat de slee gestart is met een initiële
snelheid van 0,5 m/s. De slee glijdt horizontaal zonder wrijving. (2,50 m/s)
2) Een bal van 2 kg wordt recht omhoog geschopt met een snelheid van 15 m/s. Welke
hoogte bereikt de bal indien de arbeid W geleverd door de wrijving van de lucht op de
bal -40 J bedraagt? (9,43 m)
3) Een verticale veer (laat de massa buiten beschouwing) met een veerconstante van
825 N/m is bevestigd bovenop een tafel en wordt omlaag samengedrukt over een
afstand van 0,18 m. Verwaarloos de wrijving.
a. Welke verticale snelheid kan de veer aan een bal van 0,38 kg geven wanneer
de veer losgelaten wordt? (8,17 m/s)
b. Hoe hoog zal de bal komen t.o.v. zijn oorspronkelijke positie (veer
samengedrukt)? (3,59 m)
REEKS 3A – BOTSINGEN
4) Een biljartbal met een snelheid van 3 m/s botst tegen een 2e biljartbal in rust. De
eerste biljartbal wordt weggeslagen onder een hoek van 35° met een snelheid van
2,46 m/s. Onder welke hoek en met welke snelheid wordt de 2e biljartbal
weggeslagen? (55,0°, 1,72 m/s)
, M
In
6,4kg
7 11 N
NN
0 29
0 1 7 2M
2 Vi 0 Sants
G
W T.d.ws
na 2 Cos 29
19,2
J
W DK
W
t W Emu _Er me
0
249 2 t
t m vie v
d 2,50 M s