STAD EN DIVERSITEIT 2025
LES 1: INLEIDING. VERSTEDELIJKING, MIGRATIE EN DE VELE DIMENSIES VAN DIVERSITEIT
Doelstellingen ‘Stad & Diversiteit’
- Inzicht verwerven in relatie tussen stad, migratie,diversiteit en ongelijkheid
- Kritisch leren reflecteren en dialogeren over uitdaging van stedelijke diversiteit
- Analyseren van stedelijke diversiteit vanuit verschillende perspectieven en dimensies
- Interdisciplinaire kijk op stedelijke diversiteit verwerven
- Op basis van analyse tot handelingsperspectiefkomen
Praktisch
- Cursus getrokken door prof. Bert De Munck (stadsgeschiedenis) en prof. Stijn Oosterlynck (stadsociologie) en
ondersteund door dr. Leni Franken (Centrum Pieter Gillis)
- Studenten worden verwacht colleges bij te wonen (opnames voor studenten die met overlappende vakken
zitten
- Belang van interactiemogelijkheden voor controversieel thema als diversiteit waar taal en perspectief ter
discussie staan
Beoordeling
- Schriftelijk examen (90% van punten):
o Elektronisch
o Drie open vragen
o Gesloten boek
- Examenstof
o Lessen
o Lectuur
- Individuele opdracht (deel 1) (10% van punten)
DOEL EN INHOUD LES 1
• Schetsen historisch belang van relatie tussen stad, migratie en diversiteit
• Zicht op structurele oorzaken en lange termijn-evoluties van migratie en diversiteit
• Historische analyse van
o vormen en types van migratie en diversiteit
1
, o het verband tussen migratie, diversiteit, ongelijkheid en integratie
• Wijzen op de verschillende met elkaar verbonden dimensies van diversiteit (intersectionaliteit)
o Intersectionaliteit kan zorgen voor extra kwetsbaarheid
o In de cursus focus op culturele diversiteit
• Focus op Europese steden vanaf de Middeleeuwen
MIGRATIE ALS OORZAAK VAN VERSTEDELIJKING EN STEDELIJKE DIVERSITEIT
HISTORISCH VERBAND TUSSEN VERSTEDELIJKING, MIGRATIE EN DIVERSITEIT
• Verstedelijking in Europa neemt stelselmatig toe vanaf ca. jaar 1000
- 1000: groei steden, meer mensen gaan in de steden wonen
- Reden: migratie, bijna uitsluitend migratie. Mensen trekken naar de stad
- Urban graveyard effect: een stad zonder migratie krimpt en verdwijnt. Er sterven dan elk jaar meer mensen dan
er geboren worden (infectieziekten, …)
• Relatief weinig mensen in steden voor ca. 1800, maar steden wel zeer divers (een derde tot de helft van de
inwoners elders geboren)
- Er wonen nog steeds niet veel mensen in de steden in vergelijking met nu, maar binnen de steden is er veel
diversiteit: diversiteit in de stad is geen recent fenomeen!
• Urbanisering enkel mogelijk dankzij permanente migratie van platteland naar stad (in pre-moderne steden door het
‘urban graveyard effect’)
- Idee dat (post-)middeleeuwse steden een sterfteoverschot hadden (meer mensen sterven dan geboortes) en zij
slechts in leven konden blijven door de toestroom van migranten
- Bv. Antwerpen 16de eeuw: meer dan de helft van de mensen die in de stad wonen zijn er niet geboren
▪ Bv. migratie vanuit de Kempen, slechte grond voor landbouw, armoede -> werken in de stad
• ‘Nettomigratie’ slechts fractie van reële mobiliteit (belang van permanente uitstroom)
2
,Grafiek: netto geboortetekort elk jaar
- Groei steden: aangroei elk jaar
- Onderscheid maken tussen netto migratie en netto aangroei. Netto migratie is systematisch hoger, meer
migranten gaan naar de stad dan dat de stad zelf aangroeit.
- Reden: geboortetekort.
OORZAKEN MIGRATIE NAAR DE PRE-MODERNE STAD
• Migratie gedreven door pushfactoren op het platteland
→ redenen waarvoor je weggaat van de plek waar je bent opgegroeid
- Oorlogen, gebrek aan grond en kansen, ...
- Proletarisering (ook al voor de industrialisering)
o Iemand die geproletariseerd is, is iemand die enkel nog kan leven van het verkopen van arbeid
o Proces waarbij mensen geen eigen grond en productiemiddelen meer hebben, en dus enkel hun eigen
arbeid kunnen verkopen = loondiensten
o Steeds meer mensen verkopen hun kennis en kunnen op de arbeidsmarkt. In de periode hier op het
platteland hadden landbouwers weinig keuze. Moesten naar de stad trekken om hier werk te gaan
zoeken, omdat ze het op het platte land niet meer vonden.
o = vlucht van het platteland naar de stad
- E.g. migranten uit de kempen naar Antwerpen: slechte grond, problemen voor de boeren, zorgde voor weinig
overlevingskansen op het platteland
• Pullfactoren: vraag naar arbeid, kennis en kapitaal in de stad
→ redenen die je aantrekken
- Ongeschoolde arbeid, dienstpersoneel, ...
o E.g. jonge vrouwen als dienstpersoneel, gingen inwonen in rijke stadsgezinnen.
3
, - Handelaars, geschoolde ambachtslui, ...
• Pullfactoren: Specifieke instellingen en diensten in de stad
- -Universiteiten, academies, ...
- Armenhuizen, godshuizen, ...
KENMERKEN MIGRATIE IN DE PRE-INDUSTRIËLE PERIODE
• Verband tussen aantallen mensen op bepaalde plek en de afstand die ze hebben afgelegd
→ te maken met afwezigheid transportinfrastructuur
- Belang van lokaal ‘demografisch basin’
▪ Als Antwerpen aangroeit, is het demografisch basin waar zij uitkomen meestal rond Antwerpen, op 1 of
2 dagen stappen
▪ Wanneer het verder is, neemt de toestroom af
- Belang van netwerken en informatie
• Omgekeerd verband tussen afstand en sociale status
- Migratie van platteland naar stad vaak ongeschoolde arbeiders of dienstmeiden
- Lange afstandsmigratie van handelaars en hooggeschoolden (ook vaklui), vaak tussen steden o Mensen die van
ver komen hebben een grotere kans meer kapitaal etc. te hebben
Verticale migratie: van platteland naar de stad (zonder veel geld)
Horizontale migratie: tussen de steden. 16e eeuws Antwerpen krijgt rijke handelaars uit andere steden, deze personen
zijn vaak welkom in de steden (skills, kapitaal, geen risico dat ze terugvallen op de armenkassen etc.) → Positievere
perceptie van kapitaalkrachtigen
• Veel niet permanente migratie
- Circulaire en seizoensgebonden migratie: in de zomer terugtrekken naar de boerderij wanneer er meer werk op
het platteland is, doorheen het jaar in de stad werken
▪ Nu: bv. Erasmus = tijdelijk ergens anders studeren
- Landlopers en ‘vagebonden’
Vaak is emigratie quasi even groot als immigratie: netto aangroei door migratie vaak vele kleiner
• Grenzen deden er nauwelijks toe (behalve stedelijke)
→ Grenzen tussen landen doen er nauwelijks toe, behalve de grens van de stad zelf
4
LES 1: INLEIDING. VERSTEDELIJKING, MIGRATIE EN DE VELE DIMENSIES VAN DIVERSITEIT
Doelstellingen ‘Stad & Diversiteit’
- Inzicht verwerven in relatie tussen stad, migratie,diversiteit en ongelijkheid
- Kritisch leren reflecteren en dialogeren over uitdaging van stedelijke diversiteit
- Analyseren van stedelijke diversiteit vanuit verschillende perspectieven en dimensies
- Interdisciplinaire kijk op stedelijke diversiteit verwerven
- Op basis van analyse tot handelingsperspectiefkomen
Praktisch
- Cursus getrokken door prof. Bert De Munck (stadsgeschiedenis) en prof. Stijn Oosterlynck (stadsociologie) en
ondersteund door dr. Leni Franken (Centrum Pieter Gillis)
- Studenten worden verwacht colleges bij te wonen (opnames voor studenten die met overlappende vakken
zitten
- Belang van interactiemogelijkheden voor controversieel thema als diversiteit waar taal en perspectief ter
discussie staan
Beoordeling
- Schriftelijk examen (90% van punten):
o Elektronisch
o Drie open vragen
o Gesloten boek
- Examenstof
o Lessen
o Lectuur
- Individuele opdracht (deel 1) (10% van punten)
DOEL EN INHOUD LES 1
• Schetsen historisch belang van relatie tussen stad, migratie en diversiteit
• Zicht op structurele oorzaken en lange termijn-evoluties van migratie en diversiteit
• Historische analyse van
o vormen en types van migratie en diversiteit
1
, o het verband tussen migratie, diversiteit, ongelijkheid en integratie
• Wijzen op de verschillende met elkaar verbonden dimensies van diversiteit (intersectionaliteit)
o Intersectionaliteit kan zorgen voor extra kwetsbaarheid
o In de cursus focus op culturele diversiteit
• Focus op Europese steden vanaf de Middeleeuwen
MIGRATIE ALS OORZAAK VAN VERSTEDELIJKING EN STEDELIJKE DIVERSITEIT
HISTORISCH VERBAND TUSSEN VERSTEDELIJKING, MIGRATIE EN DIVERSITEIT
• Verstedelijking in Europa neemt stelselmatig toe vanaf ca. jaar 1000
- 1000: groei steden, meer mensen gaan in de steden wonen
- Reden: migratie, bijna uitsluitend migratie. Mensen trekken naar de stad
- Urban graveyard effect: een stad zonder migratie krimpt en verdwijnt. Er sterven dan elk jaar meer mensen dan
er geboren worden (infectieziekten, …)
• Relatief weinig mensen in steden voor ca. 1800, maar steden wel zeer divers (een derde tot de helft van de
inwoners elders geboren)
- Er wonen nog steeds niet veel mensen in de steden in vergelijking met nu, maar binnen de steden is er veel
diversiteit: diversiteit in de stad is geen recent fenomeen!
• Urbanisering enkel mogelijk dankzij permanente migratie van platteland naar stad (in pre-moderne steden door het
‘urban graveyard effect’)
- Idee dat (post-)middeleeuwse steden een sterfteoverschot hadden (meer mensen sterven dan geboortes) en zij
slechts in leven konden blijven door de toestroom van migranten
- Bv. Antwerpen 16de eeuw: meer dan de helft van de mensen die in de stad wonen zijn er niet geboren
▪ Bv. migratie vanuit de Kempen, slechte grond voor landbouw, armoede -> werken in de stad
• ‘Nettomigratie’ slechts fractie van reële mobiliteit (belang van permanente uitstroom)
2
,Grafiek: netto geboortetekort elk jaar
- Groei steden: aangroei elk jaar
- Onderscheid maken tussen netto migratie en netto aangroei. Netto migratie is systematisch hoger, meer
migranten gaan naar de stad dan dat de stad zelf aangroeit.
- Reden: geboortetekort.
OORZAKEN MIGRATIE NAAR DE PRE-MODERNE STAD
• Migratie gedreven door pushfactoren op het platteland
→ redenen waarvoor je weggaat van de plek waar je bent opgegroeid
- Oorlogen, gebrek aan grond en kansen, ...
- Proletarisering (ook al voor de industrialisering)
o Iemand die geproletariseerd is, is iemand die enkel nog kan leven van het verkopen van arbeid
o Proces waarbij mensen geen eigen grond en productiemiddelen meer hebben, en dus enkel hun eigen
arbeid kunnen verkopen = loondiensten
o Steeds meer mensen verkopen hun kennis en kunnen op de arbeidsmarkt. In de periode hier op het
platteland hadden landbouwers weinig keuze. Moesten naar de stad trekken om hier werk te gaan
zoeken, omdat ze het op het platte land niet meer vonden.
o = vlucht van het platteland naar de stad
- E.g. migranten uit de kempen naar Antwerpen: slechte grond, problemen voor de boeren, zorgde voor weinig
overlevingskansen op het platteland
• Pullfactoren: vraag naar arbeid, kennis en kapitaal in de stad
→ redenen die je aantrekken
- Ongeschoolde arbeid, dienstpersoneel, ...
o E.g. jonge vrouwen als dienstpersoneel, gingen inwonen in rijke stadsgezinnen.
3
, - Handelaars, geschoolde ambachtslui, ...
• Pullfactoren: Specifieke instellingen en diensten in de stad
- -Universiteiten, academies, ...
- Armenhuizen, godshuizen, ...
KENMERKEN MIGRATIE IN DE PRE-INDUSTRIËLE PERIODE
• Verband tussen aantallen mensen op bepaalde plek en de afstand die ze hebben afgelegd
→ te maken met afwezigheid transportinfrastructuur
- Belang van lokaal ‘demografisch basin’
▪ Als Antwerpen aangroeit, is het demografisch basin waar zij uitkomen meestal rond Antwerpen, op 1 of
2 dagen stappen
▪ Wanneer het verder is, neemt de toestroom af
- Belang van netwerken en informatie
• Omgekeerd verband tussen afstand en sociale status
- Migratie van platteland naar stad vaak ongeschoolde arbeiders of dienstmeiden
- Lange afstandsmigratie van handelaars en hooggeschoolden (ook vaklui), vaak tussen steden o Mensen die van
ver komen hebben een grotere kans meer kapitaal etc. te hebben
Verticale migratie: van platteland naar de stad (zonder veel geld)
Horizontale migratie: tussen de steden. 16e eeuws Antwerpen krijgt rijke handelaars uit andere steden, deze personen
zijn vaak welkom in de steden (skills, kapitaal, geen risico dat ze terugvallen op de armenkassen etc.) → Positievere
perceptie van kapitaalkrachtigen
• Veel niet permanente migratie
- Circulaire en seizoensgebonden migratie: in de zomer terugtrekken naar de boerderij wanneer er meer werk op
het platteland is, doorheen het jaar in de stad werken
▪ Nu: bv. Erasmus = tijdelijk ergens anders studeren
- Landlopers en ‘vagebonden’
Vaak is emigratie quasi even groot als immigratie: netto aangroei door migratie vaak vele kleiner
• Grenzen deden er nauwelijks toe (behalve stedelijke)
→ Grenzen tussen landen doen er nauwelijks toe, behalve de grens van de stad zelf
4