College 1A: Inleiding
● Financieel Management: Gedefinieerd als de "planning en beheersing van
financiële taken en transacties". Het richt zich op het 'hoe' van beheer, in plaats
van het 'wat' en 'waarom' van beleid. Bedrijfseconomische instrumenten worden
toegepast in de context van de publieke sector, waarbij algemene economie een
belangrijke rol speelt.
● Publieke Sector: Kenmerkt zich door een doelgerichte aard, niet gericht op
winst. Er is een diversiteit aan producten en organisatiestructuren, met een
bekostiging die niet marktgeoriënteerd is. De overheid is een substantiële speler in
de economie. De publieke sector omvat de traditionele overheid en het "middenveld"
(cliëntgerichte organisaties).
● Markt versus Publieke Sector: In de markt zijn beslissen, betalen en genieten in
één hand, terwijl in de publieke sector deze relatie is doorgesneden, wat leidt tot een
andere wijze van besluiten, uitvoeren en verantwoorden.
● Marktfalen en Interventie: De markt is in theorie efficiënt, maar kent marktfalen
(marktmacht, collectieve goederen, externe effecten, asymmetrische informatie) die
overheidsingrijpen rechtvaardigen (regelgeving, zelf produceren, uitbesteden,
financiële prikkels, overdrachten, overleg, overreding).
● Non-Market Failures: Overheidsingrijpen kent ook "non-market failures" (slecht
gedefinieerde en moeilijk meetbare output, moeilijk vast te stellen kwaliteit, geen
concurrentie, geen criteria voor stopzetten beleid, beloning voor
probleemformulering, politieke conjunctuur, principaal-agentprobleem, common
pool-probleem).
● Principaal-Agent Probleem: Tussen kiezer en politicus, en tussen politici en
ambtenaren, waarbij de 'agent' mogelijk andere belangen nastreeft dan de
'principaal'. Begrotingsinstituties (formele en informele regels die het
begrotingsproces regelen) kunnen een oplossing bieden.
● Common Pool Probleem: Geld uit algemene middelen wordt besteed aan
afzonderlijke groepen, wat kan leiden tot te hoge uitgaven. Centralisatie van het
begrotingsproces kan een oplossing zijn.
● Praktische Aspecten van Goed Begrotingsbeheer: Beperken van verborgen
uitgaven/fondsen, openeinderegelingen, regelgeving die automatisch tot uitgaven
leidt, contingent liabilities, zorgen voor vergelijkbare maatstaven, niet te optimistisch
ramen, niet creatief boekhouden, uitgaven gebruiken voor hun officiële doel,
transparantie in procedures, begrotingsnormen, onafhankelijke informatie,
centralisatie van het begrotingsproces.
● Fasen van het Begrotingsproces: Planning (besluitvorming), beheersing
(uitvoering), verslaggeving, controle en verantwoording.
● New Public Management (NPM): Het toepassen van methoden en technieken uit
de marktsector in de overheid. Dit leidt tot een focus op efficiency, prestaties,
concurrentie, en het gebruik van private sector managementstijlen en contracten.
Echter, dit kan leiden tot nieuwe problemen zoals minder democratische controle en
fragmentatie.
● Volgende College: Begrotingsfondsen, openeinderegelingen, garanties en
verzekeringen.
,College 1B: Toepassing - week 1
● Begrotingsfondsen: Afzonderlijk beheer van uitgaven en/of ontvangsten, een
'begroting binnen de begroting'. Uitgaven kunnen gereserveerd zijn voor specifieke
doelen, en ontvangsten komen vaak uit specifieke bronnen (oormerken of
earmarking). Begrotingsfondsen zijn niet altijd zichtbaar in de reguliere begroting.
Overschotten kunnen vervallen of doorgeschoven worden als reserve, terwijl tekorten
verboden kunnen zijn of drukken op het totale saldo.
○ Waarom Fondsen? Bescherming van uitgaven, flexibiliteit, andere
beheersvorm, spaarpot/verzekering, mede-uitvoering door derden, vrij
besteedbare middelen naar decentrale overheden.
○ Waarom Geen Fondsen? Suboptimale afweging, complexiteit,
rigiditeit/inflexibiliteit, minder transparantie, uitgaven afhankelijk van
inkomsten (bestedingsdrang of beperking), mogelijke versterking conjunctuur.
○ Voorbeelden: AOW-fonds (voorbeeld van een fondsconstructie die overbodig
is gebleken), sociale verzekeringen (groot belang in de rijksbegroting),
overige fondsen Rijk (o.a. investeringsfondsen, verdelingsfondsen,
Deltafonds, diverse afgeschafte fondsen zoals FES), privaatrechtelijke
fondsen (cultuur), EU-fondsen (regionale ontwikkeling, sociaal fonds,
cohesiefonds).
○ Praktijkvoorbeeld FES (Fonds Economische Structuurversterking):
Opgericht ter bescherming van overheidsinvesteringen, gevoed door
aardgasbaten en opbrengsten uit verkoop bezit. Ondanks de bedoeling, werd
er regelmatig in strijd met de wet gehandeld en werden spelregels veranderd.
De bescherming van uitgaven bleek twijfelachtig, en er zijn goede
alternatieven.
○ Alternatieven: Infrastructuur-/Mobiliteitsfonds, simpele afspraak voor
bestemming kapitaalontvangsten, stelsel van baten en lasten.
● Openeinderegelingen: Regelingen waarvan de voorwaarden voor betaling
vastliggen, maar de feitelijke uitgaven afhankelijk zijn van het beroep op de regeling
(vraagfinanciering). Uitgaven/ontvangsten worden wel geraamd, maar niet
gebudgetteerd.
○ Voorbeelden: Sociale zekerheid, zorg (Zvw, Wlz), veel subsidies, toeslagen,
belastingen en premies.
○ Voordeel: Rechtszekerheid ontvangers, soms automatische stabilisatie.
○ Nadeel: Budgettair risico, onbeheersbaarheid.
○ Oplossingen: Criteria beperken, budgetteren ("dichtschroeien"), prikkels
(preventie). De spanning tussen rechtszekerheid en beheersbaarheid blijft.
● Garanties: De staat geeft een garantie af voor een lening van een particulier, zonder
dat er op het moment van afsluiten uitgaven zijn voor de overheid.
○ Voorbeelden: Nationale Hypotheek Garantie, Depositogarantiestelsel.
○ Probleem: Geen zuivere afweging op moment van afsluiten, bij later
probleem wel verplichte uitgaven zonder invloed van het parlement.
○ Nationale Hypotheek Garantie: Details over woningwaarde, provisie,
rentevoordeel en bescherming bij gedwongen verkoop.
○ Depositogarantie: Bescherming van spaartegoeden bij bankfaillissement.
, ● Verzekering (Staat): De staat biedt de mogelijkheid om een verzekering af te sluiten,
zonder directe uitgaven op het moment van afsluiten, maar met mogelijke latere
verplichte uitgaven zonder parlementaire invloed.
○ Voorbeeld Exportkredietverzekering (EKV): De staat verstrekt de
verzekering als kredietverzekeraars het risico te groot vinden. Dit kan leiden
tot ontvangsten voor de staat als het goed gaat, maar ook tot toekomstige
uitgaven en risico's. Kwijtschelding van EKV-vorderingen kan ten laste komen
van Ontwikkelingssamenwerking, zonder parlementaire zichtbaarheid.
● Omvang Garanties: Gigantisch in Nederland.
● Goed en Niet Goed aan Garanties: Goede informatieverstrekking via de
Miljoenennota, maar weinig invloed van het parlement op beleid, geen zuivere
afweging, risico's en voldongen feiten, verdringing van OS-uitgaven.
College 2A: Budget en begroting - Week 2
● Begroting (Budget): Een financiële weerspiegeling van de economische en
sociale keuzes van de samenleving, en de financiële gevolgen van genomen
beslissingen. Het is relevant vooraf, tijdens en achteraf. Een begroting is een
overzicht van (verwachte) inkomsten en uitgaven, terwijl een budget het bedrag aan
toegestane kosten is.
● Functies van de Begroting: Afweging (allocatie), staatsrechtelijk, democratisch,
macro-economisch, beheer, controle, verantwoording.
● Waar de Begroting Betrekking Op Heeft: Input (uitgaven/ontvangsten/saldo,
kosten/baten/saldo), prestatie/output/programma, outcome/effect.
● Uitgangspunten van Budgetteren: Traditioneel incrementeel, Zero Base (ZBB), in
Nederland: Heroverweging, Brede heroverweging (2009), Interdepartementale
Beleidsonderzoeken (IBO).
● Wettelijke Basis: Grondwet, wetten (Comptabiliteitswet, Begrotingswet),
voorschriften, richtlijnen.
● Principaal en Agent (Begroting): Standaard stelt de agent (kabinet) de begroting
op, en stelt de principaal (parlement) deze vast. In de EU zijn drie partijen betrokken.
● Begrotingsstelsels: Op basis van betalingen (kasstelsel, verplichtingenstelsel) en
op basis van vermogen (stelsel van baten en lasten).
○ Kasstelsel: Gebaseerd op daadwerkelijke uitgaven en ontvangsten
(betalingen).
○ Verplichtingenstelsel: Bepalend is het moment waarop een
betalingsverplichting ontstaat.
○ Stelsel van Baten en Lasten: Gebaseerd op vermogensmutaties; afname
vermogen is een last, toename is een bate, niet gebaseerd op betalingen.
○ Praktijk: Het Rijk hanteert een verplichtingen-kasstelsel met
baten-lastendiensten. Decentrale overheden en het middenveld hanteren
baten en lasten. De EU hanteert een verplichtingen-kasstelsel met specifieke
terminologie ('betalingskredieten' = kasbasis, 'vastleggingskredieten' =
verplichtingen).
● Begrotingsregels: Volledigheid, vergelijkbare maatstaf, bruto ramen, openbaarheid,
prealabiliteit, periodiciteit, onderworpen aan controle.
● Periodiciteit: Meestal één jaar, vaak kalenderjaar, maar ook meerjarenramingen.
, ○ Meerjarenramingen Rijk: Periode van 4 jaar, andere status dan begroting,
ombuiging (vermindering meerjarencijfer).
○ Meerjarenramingen EU: Meerjarig Financieel Kader (MFK) van 7 jaar.
● Begrotingsproces Rijk: Voorbereiding, Rijksbegroting per hoofdstuk (verdedigd
door ministers), Miljoenennota (politieke samenvatting), aanbieding op Prinsjesdag,
behandeling en vaststelling door Tweede en Eerste Kamer, uitvoering (start 1
januari), Voorjaarsnota (uiterlijk 1 juni), Najaarsnota (uiterlijk 1 december), controle
(Auditdienst Rijk, Algemene Rekenkamer), verantwoording (derde woensdag mei -
Verantwoordingsdag).
● Begrotingsnormen: Tekort, schuld, uitgaven (lasten), ontvangsten (baten).
○ Normering Rijk: Van sluitende begroting tot Keynesiaans tot beperking tekort
en schuld, en sinds 1997 ook EMU-normen. Gulden financieringsregel
(alleen lenen voor productieve uitgaven). Trendmatig begrotingsbeleid
sinds 1994 met uitgavenkaders.
○ Normen Andere Overheden: Decentrale overheden traditioneel de gulden
financieringsregel. EU geen tekort toegestaan.
○ EMU-normen: Maximaal 3% bbp tekort en 60% bbp schuld.
● Centraal Planbureau (CPB): Onafhankelijk instituut dat economische ontwikkeling
en overheidsfinanciën raamt en verkiezingsprogramma's doorrekent.
● Kanttekeningen bij Begrotingsproces: Theorie is prima, praktijk weerbarstiger,
veel afwijkingen mogelijk door begrotingsfondsen, oormerken, garanties,
kredietverzekeringen, openeinderegelingen, belastinguitgaven.
● Belastinguitgaven (Tax Expenditures): Opbrengst die verloren gaat door
preferentiële fiscale regelingen.
● Nadelen van Begroten: Kost veel tijd en geld, kan leiden tot disfunctioneel gedrag,
dus afweging of het het waard is (meestal wel). Alternatief: beyond budgeting (geen
vaste budgetten, decentralisatie, ethische richtlijnen, prestatiebeoordeling).
● Verslaggeving: Jaarrekening met winst- en verliesrekening, balans (soms wel, soms
niet) en toelichting.
● Conventies bij Verslaggeving: Continuïteit, toerekening, voorzichtigheid, realisatie,
stelselmatigheid, materialiteit, substance over form.
● Beoordeling van Verslaggeving: Getrouwheid, rechtmatigheid, doelmatigheid,
verhouding tot norm, liquiditeit, solvabiliteit, (rentabiliteit), duurzaamheid.
College 2B: Toepassingen - Week 2
● EMU-normen: Herhaling van de convergentiecriteria uit het Verdrag van Maastricht,
met de focus op stabiliteit van overheidsfinanciën (maximaal 3% bbp tekort, 60% bbp
schuld). De vraag wordt gesteld naar de arbitraire aard van deze percentages.
● Stabiliteits- en Groeipact (SGP): In 1997 opgericht om de afspraken nader in te
vullen en te bepalen wat er gebeurt bij overtreding. Het pact is sindsdien regelmatig
aangevuld en gewijzigd. Belangrijke onderdelen zijn de preventieve en correctieve
arm ('buitensporigtekortprocedure').
● Herziene Begrotingsregels SGP (2024): Focus op schuldhoudbaarheid via
nationale middellangetermijn fiscale-structurele plannen (MTPs). Stuurt op een
uitgavenpad met plafonds. De begrotingsinspanning wordt bepaald door een
schuldhoudbaarheidsanalyse. Er zijn verschillende waarborgen opgenomen (schuld-,
tekort-, uitstel-, en minimale verbetering structureel saldo).
● Financieel Management: Gedefinieerd als de "planning en beheersing van
financiële taken en transacties". Het richt zich op het 'hoe' van beheer, in plaats
van het 'wat' en 'waarom' van beleid. Bedrijfseconomische instrumenten worden
toegepast in de context van de publieke sector, waarbij algemene economie een
belangrijke rol speelt.
● Publieke Sector: Kenmerkt zich door een doelgerichte aard, niet gericht op
winst. Er is een diversiteit aan producten en organisatiestructuren, met een
bekostiging die niet marktgeoriënteerd is. De overheid is een substantiële speler in
de economie. De publieke sector omvat de traditionele overheid en het "middenveld"
(cliëntgerichte organisaties).
● Markt versus Publieke Sector: In de markt zijn beslissen, betalen en genieten in
één hand, terwijl in de publieke sector deze relatie is doorgesneden, wat leidt tot een
andere wijze van besluiten, uitvoeren en verantwoorden.
● Marktfalen en Interventie: De markt is in theorie efficiënt, maar kent marktfalen
(marktmacht, collectieve goederen, externe effecten, asymmetrische informatie) die
overheidsingrijpen rechtvaardigen (regelgeving, zelf produceren, uitbesteden,
financiële prikkels, overdrachten, overleg, overreding).
● Non-Market Failures: Overheidsingrijpen kent ook "non-market failures" (slecht
gedefinieerde en moeilijk meetbare output, moeilijk vast te stellen kwaliteit, geen
concurrentie, geen criteria voor stopzetten beleid, beloning voor
probleemformulering, politieke conjunctuur, principaal-agentprobleem, common
pool-probleem).
● Principaal-Agent Probleem: Tussen kiezer en politicus, en tussen politici en
ambtenaren, waarbij de 'agent' mogelijk andere belangen nastreeft dan de
'principaal'. Begrotingsinstituties (formele en informele regels die het
begrotingsproces regelen) kunnen een oplossing bieden.
● Common Pool Probleem: Geld uit algemene middelen wordt besteed aan
afzonderlijke groepen, wat kan leiden tot te hoge uitgaven. Centralisatie van het
begrotingsproces kan een oplossing zijn.
● Praktische Aspecten van Goed Begrotingsbeheer: Beperken van verborgen
uitgaven/fondsen, openeinderegelingen, regelgeving die automatisch tot uitgaven
leidt, contingent liabilities, zorgen voor vergelijkbare maatstaven, niet te optimistisch
ramen, niet creatief boekhouden, uitgaven gebruiken voor hun officiële doel,
transparantie in procedures, begrotingsnormen, onafhankelijke informatie,
centralisatie van het begrotingsproces.
● Fasen van het Begrotingsproces: Planning (besluitvorming), beheersing
(uitvoering), verslaggeving, controle en verantwoording.
● New Public Management (NPM): Het toepassen van methoden en technieken uit
de marktsector in de overheid. Dit leidt tot een focus op efficiency, prestaties,
concurrentie, en het gebruik van private sector managementstijlen en contracten.
Echter, dit kan leiden tot nieuwe problemen zoals minder democratische controle en
fragmentatie.
● Volgende College: Begrotingsfondsen, openeinderegelingen, garanties en
verzekeringen.
,College 1B: Toepassing - week 1
● Begrotingsfondsen: Afzonderlijk beheer van uitgaven en/of ontvangsten, een
'begroting binnen de begroting'. Uitgaven kunnen gereserveerd zijn voor specifieke
doelen, en ontvangsten komen vaak uit specifieke bronnen (oormerken of
earmarking). Begrotingsfondsen zijn niet altijd zichtbaar in de reguliere begroting.
Overschotten kunnen vervallen of doorgeschoven worden als reserve, terwijl tekorten
verboden kunnen zijn of drukken op het totale saldo.
○ Waarom Fondsen? Bescherming van uitgaven, flexibiliteit, andere
beheersvorm, spaarpot/verzekering, mede-uitvoering door derden, vrij
besteedbare middelen naar decentrale overheden.
○ Waarom Geen Fondsen? Suboptimale afweging, complexiteit,
rigiditeit/inflexibiliteit, minder transparantie, uitgaven afhankelijk van
inkomsten (bestedingsdrang of beperking), mogelijke versterking conjunctuur.
○ Voorbeelden: AOW-fonds (voorbeeld van een fondsconstructie die overbodig
is gebleken), sociale verzekeringen (groot belang in de rijksbegroting),
overige fondsen Rijk (o.a. investeringsfondsen, verdelingsfondsen,
Deltafonds, diverse afgeschafte fondsen zoals FES), privaatrechtelijke
fondsen (cultuur), EU-fondsen (regionale ontwikkeling, sociaal fonds,
cohesiefonds).
○ Praktijkvoorbeeld FES (Fonds Economische Structuurversterking):
Opgericht ter bescherming van overheidsinvesteringen, gevoed door
aardgasbaten en opbrengsten uit verkoop bezit. Ondanks de bedoeling, werd
er regelmatig in strijd met de wet gehandeld en werden spelregels veranderd.
De bescherming van uitgaven bleek twijfelachtig, en er zijn goede
alternatieven.
○ Alternatieven: Infrastructuur-/Mobiliteitsfonds, simpele afspraak voor
bestemming kapitaalontvangsten, stelsel van baten en lasten.
● Openeinderegelingen: Regelingen waarvan de voorwaarden voor betaling
vastliggen, maar de feitelijke uitgaven afhankelijk zijn van het beroep op de regeling
(vraagfinanciering). Uitgaven/ontvangsten worden wel geraamd, maar niet
gebudgetteerd.
○ Voorbeelden: Sociale zekerheid, zorg (Zvw, Wlz), veel subsidies, toeslagen,
belastingen en premies.
○ Voordeel: Rechtszekerheid ontvangers, soms automatische stabilisatie.
○ Nadeel: Budgettair risico, onbeheersbaarheid.
○ Oplossingen: Criteria beperken, budgetteren ("dichtschroeien"), prikkels
(preventie). De spanning tussen rechtszekerheid en beheersbaarheid blijft.
● Garanties: De staat geeft een garantie af voor een lening van een particulier, zonder
dat er op het moment van afsluiten uitgaven zijn voor de overheid.
○ Voorbeelden: Nationale Hypotheek Garantie, Depositogarantiestelsel.
○ Probleem: Geen zuivere afweging op moment van afsluiten, bij later
probleem wel verplichte uitgaven zonder invloed van het parlement.
○ Nationale Hypotheek Garantie: Details over woningwaarde, provisie,
rentevoordeel en bescherming bij gedwongen verkoop.
○ Depositogarantie: Bescherming van spaartegoeden bij bankfaillissement.
, ● Verzekering (Staat): De staat biedt de mogelijkheid om een verzekering af te sluiten,
zonder directe uitgaven op het moment van afsluiten, maar met mogelijke latere
verplichte uitgaven zonder parlementaire invloed.
○ Voorbeeld Exportkredietverzekering (EKV): De staat verstrekt de
verzekering als kredietverzekeraars het risico te groot vinden. Dit kan leiden
tot ontvangsten voor de staat als het goed gaat, maar ook tot toekomstige
uitgaven en risico's. Kwijtschelding van EKV-vorderingen kan ten laste komen
van Ontwikkelingssamenwerking, zonder parlementaire zichtbaarheid.
● Omvang Garanties: Gigantisch in Nederland.
● Goed en Niet Goed aan Garanties: Goede informatieverstrekking via de
Miljoenennota, maar weinig invloed van het parlement op beleid, geen zuivere
afweging, risico's en voldongen feiten, verdringing van OS-uitgaven.
College 2A: Budget en begroting - Week 2
● Begroting (Budget): Een financiële weerspiegeling van de economische en
sociale keuzes van de samenleving, en de financiële gevolgen van genomen
beslissingen. Het is relevant vooraf, tijdens en achteraf. Een begroting is een
overzicht van (verwachte) inkomsten en uitgaven, terwijl een budget het bedrag aan
toegestane kosten is.
● Functies van de Begroting: Afweging (allocatie), staatsrechtelijk, democratisch,
macro-economisch, beheer, controle, verantwoording.
● Waar de Begroting Betrekking Op Heeft: Input (uitgaven/ontvangsten/saldo,
kosten/baten/saldo), prestatie/output/programma, outcome/effect.
● Uitgangspunten van Budgetteren: Traditioneel incrementeel, Zero Base (ZBB), in
Nederland: Heroverweging, Brede heroverweging (2009), Interdepartementale
Beleidsonderzoeken (IBO).
● Wettelijke Basis: Grondwet, wetten (Comptabiliteitswet, Begrotingswet),
voorschriften, richtlijnen.
● Principaal en Agent (Begroting): Standaard stelt de agent (kabinet) de begroting
op, en stelt de principaal (parlement) deze vast. In de EU zijn drie partijen betrokken.
● Begrotingsstelsels: Op basis van betalingen (kasstelsel, verplichtingenstelsel) en
op basis van vermogen (stelsel van baten en lasten).
○ Kasstelsel: Gebaseerd op daadwerkelijke uitgaven en ontvangsten
(betalingen).
○ Verplichtingenstelsel: Bepalend is het moment waarop een
betalingsverplichting ontstaat.
○ Stelsel van Baten en Lasten: Gebaseerd op vermogensmutaties; afname
vermogen is een last, toename is een bate, niet gebaseerd op betalingen.
○ Praktijk: Het Rijk hanteert een verplichtingen-kasstelsel met
baten-lastendiensten. Decentrale overheden en het middenveld hanteren
baten en lasten. De EU hanteert een verplichtingen-kasstelsel met specifieke
terminologie ('betalingskredieten' = kasbasis, 'vastleggingskredieten' =
verplichtingen).
● Begrotingsregels: Volledigheid, vergelijkbare maatstaf, bruto ramen, openbaarheid,
prealabiliteit, periodiciteit, onderworpen aan controle.
● Periodiciteit: Meestal één jaar, vaak kalenderjaar, maar ook meerjarenramingen.
, ○ Meerjarenramingen Rijk: Periode van 4 jaar, andere status dan begroting,
ombuiging (vermindering meerjarencijfer).
○ Meerjarenramingen EU: Meerjarig Financieel Kader (MFK) van 7 jaar.
● Begrotingsproces Rijk: Voorbereiding, Rijksbegroting per hoofdstuk (verdedigd
door ministers), Miljoenennota (politieke samenvatting), aanbieding op Prinsjesdag,
behandeling en vaststelling door Tweede en Eerste Kamer, uitvoering (start 1
januari), Voorjaarsnota (uiterlijk 1 juni), Najaarsnota (uiterlijk 1 december), controle
(Auditdienst Rijk, Algemene Rekenkamer), verantwoording (derde woensdag mei -
Verantwoordingsdag).
● Begrotingsnormen: Tekort, schuld, uitgaven (lasten), ontvangsten (baten).
○ Normering Rijk: Van sluitende begroting tot Keynesiaans tot beperking tekort
en schuld, en sinds 1997 ook EMU-normen. Gulden financieringsregel
(alleen lenen voor productieve uitgaven). Trendmatig begrotingsbeleid
sinds 1994 met uitgavenkaders.
○ Normen Andere Overheden: Decentrale overheden traditioneel de gulden
financieringsregel. EU geen tekort toegestaan.
○ EMU-normen: Maximaal 3% bbp tekort en 60% bbp schuld.
● Centraal Planbureau (CPB): Onafhankelijk instituut dat economische ontwikkeling
en overheidsfinanciën raamt en verkiezingsprogramma's doorrekent.
● Kanttekeningen bij Begrotingsproces: Theorie is prima, praktijk weerbarstiger,
veel afwijkingen mogelijk door begrotingsfondsen, oormerken, garanties,
kredietverzekeringen, openeinderegelingen, belastinguitgaven.
● Belastinguitgaven (Tax Expenditures): Opbrengst die verloren gaat door
preferentiële fiscale regelingen.
● Nadelen van Begroten: Kost veel tijd en geld, kan leiden tot disfunctioneel gedrag,
dus afweging of het het waard is (meestal wel). Alternatief: beyond budgeting (geen
vaste budgetten, decentralisatie, ethische richtlijnen, prestatiebeoordeling).
● Verslaggeving: Jaarrekening met winst- en verliesrekening, balans (soms wel, soms
niet) en toelichting.
● Conventies bij Verslaggeving: Continuïteit, toerekening, voorzichtigheid, realisatie,
stelselmatigheid, materialiteit, substance over form.
● Beoordeling van Verslaggeving: Getrouwheid, rechtmatigheid, doelmatigheid,
verhouding tot norm, liquiditeit, solvabiliteit, (rentabiliteit), duurzaamheid.
College 2B: Toepassingen - Week 2
● EMU-normen: Herhaling van de convergentiecriteria uit het Verdrag van Maastricht,
met de focus op stabiliteit van overheidsfinanciën (maximaal 3% bbp tekort, 60% bbp
schuld). De vraag wordt gesteld naar de arbitraire aard van deze percentages.
● Stabiliteits- en Groeipact (SGP): In 1997 opgericht om de afspraken nader in te
vullen en te bepalen wat er gebeurt bij overtreding. Het pact is sindsdien regelmatig
aangevuld en gewijzigd. Belangrijke onderdelen zijn de preventieve en correctieve
arm ('buitensporigtekortprocedure').
● Herziene Begrotingsregels SGP (2024): Focus op schuldhoudbaarheid via
nationale middellangetermijn fiscale-structurele plannen (MTPs). Stuurt op een
uitgavenpad met plafonds. De begrotingsinspanning wordt bepaald door een
schuldhoudbaarheidsanalyse. Er zijn verschillende waarborgen opgenomen (schuld-,
tekort-, uitstel-, en minimale verbetering structureel saldo).