MODULE 3A BEHAVIORISME
Activiteitsbekrachtiger Een bekrachtiger waarbij de mogelijkheid om een bepaalde
activiteit uit te voeren als beloning werkt (bv. speeltijd).
Antecedenten Gebeurtenissen of stimuli die voorafgaan aan gedrag en dat
gedrag beïnvloeden.
Apperceptie De interpretatie van nieuwe informatie op basis van bestaande
kennis en ervaringen.
Aptitude, ability, perseverance, Individuele factoren die invloed hebben op leren: aanleg,
achievement vaardigheden, doorzettingsvermogen en prestaties.
Associatieleer Leren via het leggen van verbanden tussen stimuli en reacties.
Associative shifting Verleggen van de stimulus terwijl de respons gelijk blijft;
gebruikt bij gedragsverandering.
Associatie Een mentale verbinding tussen twee of meer elementen
(stimuli of gedragingen).
Beheersingscriterium Het minimumpercentage of niveau dat behaald moet worden
om te spreken van beheersing (bv. 80% juiste antwoorden).
Beheersingsleren Een aanpak waarbij leerlingen pas doorgaan als ze de leerstof
beheersen.
Bekrachtiger Een stimulus die de kans verhoogt dat gedrag opnieuw
voorkomt.
Bekrachtigingsschema Het patroon waarin en hoe vaak bekrachtiging wordt
toegediend (bv. vast of variabel schema).
Chaining Techniek waarbij gedragingen in opeenvolgende kleine stappen
worden aangeleerd.
Computer Assisted Instruction Onderwijsvorm waarbij een computer instructies en feedback
geeft.
,Conditionering Een leerproces waarbij gedrag verandert als gevolg van
ervaring.
Connectiewetten Thorndike’s wetten over hoe gedrag verbonden wordt met
gevolgen.
Connectionisme Psychologische stroming die leren verklaart via verbanden
tussen stimuli en reacties.
Contiguïteit Het principe dat stimuli die gelijktijdig optreden gemakkelijker
geassocieerd worden.
Contingency Contracting Een contract tussen leerling en leerkracht met afspraken over
gedrag en beloningen.
Contingent / contingentie Het verband tussen gedrag en de daaruit voortvloeiende
consequenties.
Contrasten Een leerprincipe waarbij verschillen tussen stimuli helpen bij
het onderscheiden en leren.
Correctieve aanpakken Aanpak waarbij fout gedrag gecorrigeerd wordt, bv. via
herhaling of feedback.
Cues Hints of signalen die gewenst gedrag uitlokken of begeleiden.
De primaire en secundaire Wetten van Herbart die beschrijven hoe ideeën zich aan elkaar
suggestiewetten verbinden door gelijkenis, nabijheid en contrast.
De principes van contiguïteit, Basisprincipes die bepalen hoe ideeën geassocieerd worden.
gelijkheid en contrasten
Direct Instruction (DI) Instructiemodel gebaseerd op expliciete, gestructureerde,
directe instructie.
Discriminatieve stimulus versus Discriminatieve stimulus: geeft aan dat gedrag bekrachtigd zal
reinforcement stimulus worden; reinforcement stimulus: gevolg dat gedrag versterkt.
Extinctie Het uitdoven van gedrag door het systematisch niet meer te
bekrachtigen.
Fading Geleidelijke afname van hulp (bv. prompts) totdat gedrag
zelfstandig wordt uitgevoerd.
, Feedback Informatie over de prestatie na het uitvoeren van een taak.
Feedforward Voorafgaande informatie of aanwijzing over wat verwacht wordt
voor succes.
Feedup Informatie over het leerdoel dat de leerling nog moet bereiken.
Gedragsdimensies Eigenschappen van gedrag zoals frequentie, intensiteit en duur.
Gelijkheid Gelijkheid of overeenkomst tussen stimuli maakt associatie
gemakkelijker.
Geprogrammeerde Instructie Programma waarbij instructie in kleine stappen en met
onmiddellijke feedback wordt aangeboden.
Herbartianen Volgelingen van Herbart, die leren zagen als een proces van
idee-associatie.
Interesse Mentale betrokkenheid of motivatie bij het leren.
Klassieke conditionering Vorm van conditionering waarbij een natuurlijke stimulus een
automatische respons uitlokt.
Law of disuse Gedrag dat vermindert als het niet meer geoefend wordt.
Law of effect Gedrag gevolgd door beloning wordt versterkt, door straf
verzwakt.
Law of exercise Leren wordt versterkt door herhaling en oefening.
Law of readiness Leren is effectiever als de leerling er klaar voor is (motivatie,
voorkennis).
Law of use Gebruik versterkt gedrag; niet-gebruik verzwakt gedrag.
Leercurve Grafiek die de snelheid en efficiëntie van leren weergeeft over
tijd.
Leerdoelen Wat een leerling moet kunnen kennen of doen na instructie.
Leermachines Apparaten die instructie automatisch geven, vaak met
feedback.