Les 1: inleiding 3
1. Natuurlijke component 3
2. Economische component 3
3. Sociale factoren 3
4. Dynamisch karakter 3
5. Historisch component 3
Les 2: Bronnen voor landschapsonderzoek 5
1. Fysisch geografische kenmerken 5
2. topografie 5
3. Percelering 7
4. Kleine landschapselementen en infrastructuur 8
Les 3: Natuurwetenschappelijke technieken 9
1. Geomorfologie 9
2. Klimatologie 9
3. Bodemkunde 9
4. Botanische studies 9
5. Zoologische studies 11
6. Studie van eencelligen 11
Les 4: Archeologische bronnen 12
1. Toponiemen 12
2. Archeologische repertoria 12
3. Luchtfotografie 13
4. Veldkartering 13
5. Geofysische onderzoeksmethoden 14
6. Dateringsprincipes 14
Les 5: Akkers en woeste gronden 15
1. Landgebruik (pré-industrialisatie) 15
2. Evolutie binnen Vlaanderen 17
3. De Kempen: omgaan met ecologisch risico 18
Les 6: De kust 20
Les 7: Berglandschap 24
1. Symbolisch karakter 24
2. Strategische isolatie 25
Les 8: Boslandschap 27
1. Bossen: Natuur of cultuur? 27
2. Perceptie van bos en wildernis 27
3. Bossen tijdens het Holoceen 28
4. Gebruik en functies van bossen 29
5. Extra uit excursie 31
Les 9: De stad 33
1. Townscape 33
2. Zuidelijke Nederlanden 33
3. Stadselementen 33
4. Havenstad 35
5. Brussel 35
Les 10: Landschap als erfgoed 36
Europees beleidskader 36
Vlaams instrumentarium 36
Inventariseren van landschappelijk erfgoed 36
Landschapsatlas 37
Website en thesaurus 37
Nieuwe instrumenten en projecten 37
Waardering van onroerend erfgoed 38
Vaststellen en beschermen Onroerend erfgoed 39
1
,Landschap en ecologie in historisch perspectief
Les 1: inleiding
landschap = gebied zoals waargenomen door de mens als resultaat van actie en interactie
tussen natuurlijke en menselijke factoren
- natuurlijke, economische en sociale factoren zijn essentieel
- heel dynamisch (historisch interessant)
1. Natuurlijke component
- geomorfologische processen (erosie, indicaties vroeger landschap)
- mens en natuur spelen in op elkaar (nooit maar in 1 richting)
vb. boomgrens, natuurlijke grenzen bij reconstructie verspreiding oermens
- Sagalassos (1600 m hoog): 1) aanwezigheid water
2) strategische verdediging
3) ontginning kalksteen
4) ontginning klei (gebruikswaren)
2. Economische component
- sociaal agrosysteem: zowel nederzetting als landschap economisch inzetten
- bevolkingsdruk → uitbreiden in breedte en hoogte
- in modellen: centrum periferie (welk gebied onder invloed welke stad) of tysum
polygonum model (welke luchthaven voor welk gebied)
3. Sociale factoren
- bewuste vormgeving (emoties, context)
- visueel, esthetisch en cognitief (variatie in tijd en ruimte)
- politieke lading soms vb. vlag Turkije in Cyprus
- megaliet = stenen monument uit 1 of > grote stenen, functie vaak heiligdom of
grafmonument, vaak uit neolithische periode
- landschapfenomenologie = ervaring landschap door de mens
4. Dynamisch karakter
- representatie vaak statisch, maar variatie in tijd en ruimte
- op kort en lang termijn (vb. aardbeving of landverschuiving vs. klimaatverandering)
- Tijdelijk: perceptie verandert bij ander daglicht, weer, seizoen, vegetatie, dieren,
mens…
5. Historisch component
- palimpsest = perkament (van dierenhuiden) werd gerecycleerd door inker af te
schrapen en er opnieuw over te schrijven
→ net als landschap: vaak sporen van gebruik in het verleden, dat proberen lezen
- vb. Kolisbos in Limburgse Kempen: digitaal hoogtemodel toont restanten van
raatakkers = kleine percelen van landbouwgebieden (rechthoekvormig)
- erfgoed = alles uit het verleden dat waardevol wordt geacht om te bewaren
vb. koloniën van weldadigheid, delen Zoniënwoud
- landschapsbiografie = beschrijven van evolutie van elementen met focus op hun
relatie, interactie en oorzaken van verandering
2
, vb. Kempense heuvelrug: woeste gronden → steencampementen met weinig invloed
(Holoceen) → grotere impact, bos open maken → dennenbomen planten voor
mijnbouw → stuifduinen nog steeds zichtbaar
- stuifduinen = duinen van opgewaaid zand, zowel in binnenland als aan kust, zeer
dynamisch
- retrogressieve / retrospectieve aanpak: van best gekende naar minst gekende,
van actueel naar oud landschap
a) fossiele elementen = elementen die geen functie meer hebben, maar wel nog
aanwezig zijn in het landschap vb. handelsweg Brugge-Calais (Middeleeuwen),
- ridge and furrow landgebruik: door steeds ploegen in dezelfde richting
ontstaat er patroon van opgeworpen ruggen en lage geulen
b) doorlevende elementen = oude elementen nog in actief gebruik, maar in een
andere functie (nieuwe context of invulling) vb. Groot Vleeshuis Gent (overdekte hal
voor ambachtslui → fietsenstalling)
- holle wegen: insnijding in de heuvel door gebruik van mensen en bijhorende
erosie, langdurig proces doorheen Romeinse tijd en middeleeuwen → tracé
blijft bestaan door fysische geografie en krijgt nieuwe invulling zoals toerisme
(wandel of fietspad)
c) verdwijnen van elementen vb. mijnbouw, St Josefkerk Leuven
3
, Les 2: Bronnen voor landschapsonderzoek
1. Fysisch geografische kenmerken
- geologie, hydrologie, bodem, geomorfologie
2. topografie
- topografie geeft info over reliëf en over alle elementen die zich aan het oppervlakte
bevinden → 3 opties
a) luchtfotos
b) Lidar = light detection and ranging: technologie die afstand tot een object of
oppervlak bepaald door middel van laserpulsen
- tijd meten tot terugkaatsing
- werkt ook bij bewolking en ‘s nachts
- archeologische of geomorfologische relicten onder bos opmerken
- tumuli = grafheuvel met aarde op gegooid, uit bronstijd
- raatakker complexen uit ijzeren tijd
c) Topografische kaarten
= subjectieve weergave van de werkelijkheid (inhoud, geometrie…)
- voor welk doel? doelpubliek?
vb. reliëf en aardoppervlak elementen weergeven (militaire kaart) of eigendom en
bezit tonen (kadasterkaart), vrij in de handel of voor specifieke doelgroepen, als je
delen geheim wilt houden verschillende nauwkeurigheid
- kartering door wie?
- eigen belang vertegenwoordigen? vb. Trump: golf van Amerika (niet Mexico)
- hoeveel expertise? vb. Ferraris
- uit streek zelf? toponiemen juist weergegeven?
- door hoeveel mensen? moeilijker om ‘=’ standaarden te houden bij grote
groepen
- Veel tijd tussen publicatie en terreinopname?
- Welke legende categorieën gebruiken?
ruilverkaveling = omwisselen van terreinen, vaak om grotere agrarische terreinen te
kunnen maken
1) Voor de 18de eeuw: geen grootschalige landsdekkende kaarten
- wel van bepaalde regio’s vb. Aalst, Brugse Vrije
- stadsplannen en zichten variëren: soms staan gebouwen in opbouw
- Jacob Van Deventer (1500-1575)
2) Eugène-Henri Frickx (1704-1712) = Brusselse privaat uitgever, brengt grenszone
met Frankrijk en Nederland ook in kaart, schaal 1:110.000 niet erg precies, gedrukte
kaart gecompileerd (hergebruikt) en als standaard voor toch 65 jaar
3) Jan Villaret (1745-1748) = team van Franse ingenieurs en geografen tijdens de
Oostenrijkse Successieoorlog (nieuw veroverde gebieden karteren)
4
1. Natuurlijke component 3
2. Economische component 3
3. Sociale factoren 3
4. Dynamisch karakter 3
5. Historisch component 3
Les 2: Bronnen voor landschapsonderzoek 5
1. Fysisch geografische kenmerken 5
2. topografie 5
3. Percelering 7
4. Kleine landschapselementen en infrastructuur 8
Les 3: Natuurwetenschappelijke technieken 9
1. Geomorfologie 9
2. Klimatologie 9
3. Bodemkunde 9
4. Botanische studies 9
5. Zoologische studies 11
6. Studie van eencelligen 11
Les 4: Archeologische bronnen 12
1. Toponiemen 12
2. Archeologische repertoria 12
3. Luchtfotografie 13
4. Veldkartering 13
5. Geofysische onderzoeksmethoden 14
6. Dateringsprincipes 14
Les 5: Akkers en woeste gronden 15
1. Landgebruik (pré-industrialisatie) 15
2. Evolutie binnen Vlaanderen 17
3. De Kempen: omgaan met ecologisch risico 18
Les 6: De kust 20
Les 7: Berglandschap 24
1. Symbolisch karakter 24
2. Strategische isolatie 25
Les 8: Boslandschap 27
1. Bossen: Natuur of cultuur? 27
2. Perceptie van bos en wildernis 27
3. Bossen tijdens het Holoceen 28
4. Gebruik en functies van bossen 29
5. Extra uit excursie 31
Les 9: De stad 33
1. Townscape 33
2. Zuidelijke Nederlanden 33
3. Stadselementen 33
4. Havenstad 35
5. Brussel 35
Les 10: Landschap als erfgoed 36
Europees beleidskader 36
Vlaams instrumentarium 36
Inventariseren van landschappelijk erfgoed 36
Landschapsatlas 37
Website en thesaurus 37
Nieuwe instrumenten en projecten 37
Waardering van onroerend erfgoed 38
Vaststellen en beschermen Onroerend erfgoed 39
1
,Landschap en ecologie in historisch perspectief
Les 1: inleiding
landschap = gebied zoals waargenomen door de mens als resultaat van actie en interactie
tussen natuurlijke en menselijke factoren
- natuurlijke, economische en sociale factoren zijn essentieel
- heel dynamisch (historisch interessant)
1. Natuurlijke component
- geomorfologische processen (erosie, indicaties vroeger landschap)
- mens en natuur spelen in op elkaar (nooit maar in 1 richting)
vb. boomgrens, natuurlijke grenzen bij reconstructie verspreiding oermens
- Sagalassos (1600 m hoog): 1) aanwezigheid water
2) strategische verdediging
3) ontginning kalksteen
4) ontginning klei (gebruikswaren)
2. Economische component
- sociaal agrosysteem: zowel nederzetting als landschap economisch inzetten
- bevolkingsdruk → uitbreiden in breedte en hoogte
- in modellen: centrum periferie (welk gebied onder invloed welke stad) of tysum
polygonum model (welke luchthaven voor welk gebied)
3. Sociale factoren
- bewuste vormgeving (emoties, context)
- visueel, esthetisch en cognitief (variatie in tijd en ruimte)
- politieke lading soms vb. vlag Turkije in Cyprus
- megaliet = stenen monument uit 1 of > grote stenen, functie vaak heiligdom of
grafmonument, vaak uit neolithische periode
- landschapfenomenologie = ervaring landschap door de mens
4. Dynamisch karakter
- representatie vaak statisch, maar variatie in tijd en ruimte
- op kort en lang termijn (vb. aardbeving of landverschuiving vs. klimaatverandering)
- Tijdelijk: perceptie verandert bij ander daglicht, weer, seizoen, vegetatie, dieren,
mens…
5. Historisch component
- palimpsest = perkament (van dierenhuiden) werd gerecycleerd door inker af te
schrapen en er opnieuw over te schrijven
→ net als landschap: vaak sporen van gebruik in het verleden, dat proberen lezen
- vb. Kolisbos in Limburgse Kempen: digitaal hoogtemodel toont restanten van
raatakkers = kleine percelen van landbouwgebieden (rechthoekvormig)
- erfgoed = alles uit het verleden dat waardevol wordt geacht om te bewaren
vb. koloniën van weldadigheid, delen Zoniënwoud
- landschapsbiografie = beschrijven van evolutie van elementen met focus op hun
relatie, interactie en oorzaken van verandering
2
, vb. Kempense heuvelrug: woeste gronden → steencampementen met weinig invloed
(Holoceen) → grotere impact, bos open maken → dennenbomen planten voor
mijnbouw → stuifduinen nog steeds zichtbaar
- stuifduinen = duinen van opgewaaid zand, zowel in binnenland als aan kust, zeer
dynamisch
- retrogressieve / retrospectieve aanpak: van best gekende naar minst gekende,
van actueel naar oud landschap
a) fossiele elementen = elementen die geen functie meer hebben, maar wel nog
aanwezig zijn in het landschap vb. handelsweg Brugge-Calais (Middeleeuwen),
- ridge and furrow landgebruik: door steeds ploegen in dezelfde richting
ontstaat er patroon van opgeworpen ruggen en lage geulen
b) doorlevende elementen = oude elementen nog in actief gebruik, maar in een
andere functie (nieuwe context of invulling) vb. Groot Vleeshuis Gent (overdekte hal
voor ambachtslui → fietsenstalling)
- holle wegen: insnijding in de heuvel door gebruik van mensen en bijhorende
erosie, langdurig proces doorheen Romeinse tijd en middeleeuwen → tracé
blijft bestaan door fysische geografie en krijgt nieuwe invulling zoals toerisme
(wandel of fietspad)
c) verdwijnen van elementen vb. mijnbouw, St Josefkerk Leuven
3
, Les 2: Bronnen voor landschapsonderzoek
1. Fysisch geografische kenmerken
- geologie, hydrologie, bodem, geomorfologie
2. topografie
- topografie geeft info over reliëf en over alle elementen die zich aan het oppervlakte
bevinden → 3 opties
a) luchtfotos
b) Lidar = light detection and ranging: technologie die afstand tot een object of
oppervlak bepaald door middel van laserpulsen
- tijd meten tot terugkaatsing
- werkt ook bij bewolking en ‘s nachts
- archeologische of geomorfologische relicten onder bos opmerken
- tumuli = grafheuvel met aarde op gegooid, uit bronstijd
- raatakker complexen uit ijzeren tijd
c) Topografische kaarten
= subjectieve weergave van de werkelijkheid (inhoud, geometrie…)
- voor welk doel? doelpubliek?
vb. reliëf en aardoppervlak elementen weergeven (militaire kaart) of eigendom en
bezit tonen (kadasterkaart), vrij in de handel of voor specifieke doelgroepen, als je
delen geheim wilt houden verschillende nauwkeurigheid
- kartering door wie?
- eigen belang vertegenwoordigen? vb. Trump: golf van Amerika (niet Mexico)
- hoeveel expertise? vb. Ferraris
- uit streek zelf? toponiemen juist weergegeven?
- door hoeveel mensen? moeilijker om ‘=’ standaarden te houden bij grote
groepen
- Veel tijd tussen publicatie en terreinopname?
- Welke legende categorieën gebruiken?
ruilverkaveling = omwisselen van terreinen, vaak om grotere agrarische terreinen te
kunnen maken
1) Voor de 18de eeuw: geen grootschalige landsdekkende kaarten
- wel van bepaalde regio’s vb. Aalst, Brugse Vrije
- stadsplannen en zichten variëren: soms staan gebouwen in opbouw
- Jacob Van Deventer (1500-1575)
2) Eugène-Henri Frickx (1704-1712) = Brusselse privaat uitgever, brengt grenszone
met Frankrijk en Nederland ook in kaart, schaal 1:110.000 niet erg precies, gedrukte
kaart gecompileerd (hergebruikt) en als standaard voor toch 65 jaar
3) Jan Villaret (1745-1748) = team van Franse ingenieurs en geografen tijdens de
Oostenrijkse Successieoorlog (nieuw veroverde gebieden karteren)
4