Portaal, praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs.
Deel 1 Achtergronden
2. Taalverwerving
2.1 Taalcomponenten
5 belangrijkste talige componenten:
1. Fonologische component à in eerste fase van hun taalverwerving (pre
linguale of pre verbale fase) luisteren kinderen naar taalaanbod van de
omgeving zonder zelf te spreken. à baby’s kunnen snel onderscheid maken
tussen de verschillende klanken die ze horen en hierop reageren à aan het
begin zijn uitingen van kinderen niet taal specifiek, tot leeftijd van
ongeveer zeven maanden experimenteren baby’s nog met alle mogelijke
klanken à bezig met hun fonologische component van taal en oefenen
daarmee.
Vocaliseren à nemen het intonatiepatroon over van hun omgeving à in het
begin nog niets zo’n specifieke betekenis (met uiting ‘papa’ wordt
misschien de vader bedoeld maar misschien wel helemaal niets à klanken
die ze produceren lijken op de taal om hen heen, en voor de thuistaal
‘vreemde’ klanken verdwijnen.
2. Semantische/lexicale component à in loop van de ontwikkeling van
kind wordt het woord papa in de klankherhaling papapa steeds stabieler à
leert grenzen van woorden begrijpen à kind ontdekt geleidelijk wat het
begrip papa inhoudt en er wordt ook andere informatie (onbewust)
vastgelegd, bijv. papa is zelfstandig naamwoord en komt vaak als
onderwerp in zin voor à passieve of receptieve woordenschat van een
kind ( woorden die kind wel begrijpt maar niet zelf gebruikt) is veel groter
dan de actieve of productieve woordenschat (woorden die het kind
spreekt) à bijv. als je tegen een 1-jarige die nog niet praat, zegt dat je gaat
wandelen, kan het zijn dat dit kind naar de kapstok kruipt waar zijn jasje
hangt.
Actieve woordenschat van 2-jarigen varieert van vijftig tot zeshonderd
woorden à grote verschillen tussen individuele kinderen à kinderen
bedenken zelf woorden om iets duidelijk te maken à kinderen kunnen erg
creatief zijn, maar dit is niet hun motivatie à willen iets vertellen of
duidelijk maken, als zij nog niet beschikken over de woorden die wij als
volwassenen gebruiken maken ze eigen woorden.
Leren van woorden lijkt niets meer dan koppelen van een klank aan een
betekenis, maar wordt tegelijkertijd gecatalogiseerd à wordt vastgelegd tot
welke woordsoort het behoor, wat de gebruikelijke plaats in de zin is en in
welk semantisch veld (categorie woorden die qua betekenis bij elkaar
horen) het thuishoort à rood, blauw, groen horen bij zelfde semantisch
veld: ‘kleuren’ à peuter die niet kunnen tellen gebruiken uitsluitend
telwoorden als ze iets ‘tellen’ in een boekje, gebruiken: een, twee, zeven,
, vier maar nooit een, twee, blauw, vier à omgekeerd gebruiken ze voor
benoemen van kleuren alleen namen van kleuren, ook al kunnen ze de
kleuren niet correct benoemen, ze weten dat ‘paars’ een kleur is en geen
getal.
3. Morfologische component à kinderen verwerven de regels voor de
vorming van woorden door wat ze horen in hun omgeving à op jonge
leeftijd vormen kinderen op de juiste manier meervouden, bijv. -s of -en
achter het woord zetten à een kind past de regel toe op woorden
waarvoor onze taal uitzonderingen hanteert à overgeneralisatie à
herkennen we bij meervoudsvormen, ook bij vervoeging van werkwoorden
bij rangtelwoorden.
4. Syntactisch component à ontwikkeld als kind zinnen gaat maken à
eenwoordzinnetjes waarmee kind verwijst naar de omringende
werkelijkheid (vroeg linguale fase) à vervolgens tweewoordzinnen
waarmee relatie tussen woorden word gelegd à kinderen op basisschool is
gemiddelde zinslengte vijf woorden à eenvoudige enkelvoudige zinnen met
een bijna volledige grammaticale structuur.
5. Pragmatische component à kinderen leren al jong hun taal effectief en
passend te gebruiken in communicatie à kinderen begrijpen niet altijd
meteen hoe communicatie werkt en dat het een leerproces is à bijv. peuter
zegt bij slager al dank je wel voordat hij iets gekregen heeft.
Als kinderen woorden gaan gebruiken komen alle voornoemde
componenten tegelijkertijd aan bod à is niet zo dat eerst de fonologische
component ‘af’ moet zijn voordat kind met de morfologische of
syntactische component kan beginnen à vorming van fonologische
component moet op ongeveer 6 jarige leeftijd wel bijna af zijn à meeste
componenten zijn nooit volledig af à volwassen taalgebruikers leren
geregeld nieuwe woorden.
Soms worden de componenten ook geordend naar drie soorten:
- Taalvorm à fonologische, morfologische en syntactische componenten
- Taalinhoud à semantische component
- Taalgebruik à pragmatische component
Deel 1 Achtergronden
2. Taalverwerving
2.1 Taalcomponenten
5 belangrijkste talige componenten:
1. Fonologische component à in eerste fase van hun taalverwerving (pre
linguale of pre verbale fase) luisteren kinderen naar taalaanbod van de
omgeving zonder zelf te spreken. à baby’s kunnen snel onderscheid maken
tussen de verschillende klanken die ze horen en hierop reageren à aan het
begin zijn uitingen van kinderen niet taal specifiek, tot leeftijd van
ongeveer zeven maanden experimenteren baby’s nog met alle mogelijke
klanken à bezig met hun fonologische component van taal en oefenen
daarmee.
Vocaliseren à nemen het intonatiepatroon over van hun omgeving à in het
begin nog niets zo’n specifieke betekenis (met uiting ‘papa’ wordt
misschien de vader bedoeld maar misschien wel helemaal niets à klanken
die ze produceren lijken op de taal om hen heen, en voor de thuistaal
‘vreemde’ klanken verdwijnen.
2. Semantische/lexicale component à in loop van de ontwikkeling van
kind wordt het woord papa in de klankherhaling papapa steeds stabieler à
leert grenzen van woorden begrijpen à kind ontdekt geleidelijk wat het
begrip papa inhoudt en er wordt ook andere informatie (onbewust)
vastgelegd, bijv. papa is zelfstandig naamwoord en komt vaak als
onderwerp in zin voor à passieve of receptieve woordenschat van een
kind ( woorden die kind wel begrijpt maar niet zelf gebruikt) is veel groter
dan de actieve of productieve woordenschat (woorden die het kind
spreekt) à bijv. als je tegen een 1-jarige die nog niet praat, zegt dat je gaat
wandelen, kan het zijn dat dit kind naar de kapstok kruipt waar zijn jasje
hangt.
Actieve woordenschat van 2-jarigen varieert van vijftig tot zeshonderd
woorden à grote verschillen tussen individuele kinderen à kinderen
bedenken zelf woorden om iets duidelijk te maken à kinderen kunnen erg
creatief zijn, maar dit is niet hun motivatie à willen iets vertellen of
duidelijk maken, als zij nog niet beschikken over de woorden die wij als
volwassenen gebruiken maken ze eigen woorden.
Leren van woorden lijkt niets meer dan koppelen van een klank aan een
betekenis, maar wordt tegelijkertijd gecatalogiseerd à wordt vastgelegd tot
welke woordsoort het behoor, wat de gebruikelijke plaats in de zin is en in
welk semantisch veld (categorie woorden die qua betekenis bij elkaar
horen) het thuishoort à rood, blauw, groen horen bij zelfde semantisch
veld: ‘kleuren’ à peuter die niet kunnen tellen gebruiken uitsluitend
telwoorden als ze iets ‘tellen’ in een boekje, gebruiken: een, twee, zeven,
, vier maar nooit een, twee, blauw, vier à omgekeerd gebruiken ze voor
benoemen van kleuren alleen namen van kleuren, ook al kunnen ze de
kleuren niet correct benoemen, ze weten dat ‘paars’ een kleur is en geen
getal.
3. Morfologische component à kinderen verwerven de regels voor de
vorming van woorden door wat ze horen in hun omgeving à op jonge
leeftijd vormen kinderen op de juiste manier meervouden, bijv. -s of -en
achter het woord zetten à een kind past de regel toe op woorden
waarvoor onze taal uitzonderingen hanteert à overgeneralisatie à
herkennen we bij meervoudsvormen, ook bij vervoeging van werkwoorden
bij rangtelwoorden.
4. Syntactisch component à ontwikkeld als kind zinnen gaat maken à
eenwoordzinnetjes waarmee kind verwijst naar de omringende
werkelijkheid (vroeg linguale fase) à vervolgens tweewoordzinnen
waarmee relatie tussen woorden word gelegd à kinderen op basisschool is
gemiddelde zinslengte vijf woorden à eenvoudige enkelvoudige zinnen met
een bijna volledige grammaticale structuur.
5. Pragmatische component à kinderen leren al jong hun taal effectief en
passend te gebruiken in communicatie à kinderen begrijpen niet altijd
meteen hoe communicatie werkt en dat het een leerproces is à bijv. peuter
zegt bij slager al dank je wel voordat hij iets gekregen heeft.
Als kinderen woorden gaan gebruiken komen alle voornoemde
componenten tegelijkertijd aan bod à is niet zo dat eerst de fonologische
component ‘af’ moet zijn voordat kind met de morfologische of
syntactische component kan beginnen à vorming van fonologische
component moet op ongeveer 6 jarige leeftijd wel bijna af zijn à meeste
componenten zijn nooit volledig af à volwassen taalgebruikers leren
geregeld nieuwe woorden.
Soms worden de componenten ook geordend naar drie soorten:
- Taalvorm à fonologische, morfologische en syntactische componenten
- Taalinhoud à semantische component
- Taalgebruik à pragmatische component