Hoofdstuk 1: visies op onderwijs
PISA-onderzoek:
Kinderen 12 tot 15jaar testen voor kennis (wiskunde, lezen &
wetenschappen)
Vlaanderen zakt bij elk onderzoek
De top 5 (Aziatische landen):
Meer discipline (verwachtingen)
Doorzetting (na school bijlessen)
Prestatiedruk (kastensysteem, competitie met klasgenoten)
Jenaplan school:
Geen leerjaren wel groepen (= voorbereiden op toekomst)
Stamgroepen verschillende leeftijden zitten samen
Eigenaarschap zelf verantwoordelijkheid nemen
Zelfstandigheid moet meer vanuit kinderen komen
Plannen kinderen doen dit
Betrokkenheid leerkracht tegenover leerling
Samen leerlingen doen veel samen
Goed onderwijs =
Kinderen uitdagen en tot leren brengen
Lat hoog leggen kinderen presteren beter, hogere beoordelingsnormen
hogere prestaties, veel vaker naar les
Welbevinden komen makkelijker tot betrokkenheid, geconcentreerder
leren
Geeft richting aan handelen als leerkracht, schept helderheid, zorgt voor
onderlinge verbondenheid
Vygotsky = Russische psycholoog:
Tijdens de les in de zone van laatste ontwikkeling zitten starten met wat
ze nog net niet kunnen, door klein duwtje in de rug kunnen ze het
(=bijgeleerd)
Strategie van actief helpen:
Vragen stellen aan leerlingen i.p.v. oplossing geven kinderen denken en
zoeken zelf naar oplossing
Verband tussen de zone van laatste ontwikkeling en strategie van actief helpen =
door iets aan te leren dat net te moeilijk is moet je activerende vragen stellen om
ze tot leren te krijgen
ze leren breuken en snappen het niet: wat doe je als eerste om breuken op te
tellen? Hoe moet je de noemers gelijkwaardig maken?...
,1. Visie ‘krachtige leeromgeving’
= een leeromgeving is waarin geprobeerd wordt de lerenden geleidelijk aan
steeds beter in staat te stellen het leren zelfstandig vorm te geven optimaal
presteren door fysieke ruimte en pedagogische en didactische benaderingen die
gebruikt worden, ook de sociale dynamiek tussen leerkracht en leerlingen en de
leerlingen onderling.
Krachtige leeromgeving schema:
Kinderen in staat brengen om zelfstandig te zijn in de maatschappij en tot
leren te brengen
Eindtermen leerling doelstelling van Vlaamse Overheid (moet bij het
einde 6de leerjaar)
Competenties leraar wanneer ze pas het diploma mogen geven
3 manieren om naar onderwijs te kijken (zwart):
Doelbewuste Aanpak wat en hoe je de leerstof aanbrengt
Effect wat er uit komt
Proces wat doet het onderwijs met kinderen tijdens de les (er tussen)
Didactische pijlers (paars):
(Inter)actief activiteit laten oefenen en denken (individueel of samen)
Differentiatie door werken op maat van kinderen (slimmer kind krijgt
moeilijkere oefening)
, Leerlingen initiatief door leerlingen zelf keuzes te laten maken (vorm
van vrijheid)
Positief en motiverend klasklimaat zet leerlingen aan
Aanschouwelijkheid door leerinhoud te visualiseren (materiaal gebruiken
voor tellen, telblokjes)
Betekenisvol leren vanuit leefwereld van kinderen (interesses)
Herhaling en geleidelijkheid logische volgorde en voldoende herhaald
2. Visie ervaringsgericht kijken naar onderwijs
2.1 Aanpak
= om een krachtige leeromgeving te realiseren stelt de leerkracht een
welbepaalde aanpak voorop
Pedagogische aanpak
Didactische aanpak
Centraal: hoe-vraag:
Hoe moet de leerkracht te werk gaan?
Welke aanpak en didactiek stelt men voorop en hoe zit het met de
realisatie daarvan?
Beperking: wisselwerking leerkracht een leerling, ruwe schets wat kwaliteitsvol
onderwijs is
2.2 Effect
Onderwijs dient iets op te leveren, door het opzetten van een krachtige
leeromgeving treedt er een verandering in competenties van leerlingen
Een leerkracht streeft er naar om bepaalde effecten bij leerlingen te
realiseren
Meetpunt voor kwaliteit: ≠ onderwijsvoorziening, = output
Beperking: je kunt geen voormeting maken, weet pas na een lange tijd hoe het is
2.3 Proces
3e manier om naar onderwijs te kijken, richt zich op het kind
We gaan na wat zich ‘in’ kinderen afspeelt terwijl ze in de klas aan
activiteiten meedoen
Focussen op het proces = zich helemaal in het kind verplaatsen en tot zich
laten doordringen ‘wat voor een ervaring het is’ om in de klas te zijn
Eerste welbevinden en relatie met elkaar om tot
leren te komen
Tijdens het leren = proces hoe gaat lln. om
met wat aangeboden word
2.3.1 Welbevinden
= zich goed voelen, als een vis in het water, genieten,
zichzelf kunnen zijn, spontaan, openheid
Ontstaat als:
, De situatie bekomt aan basisbehoeften
Het kind beschikt over een positief zelfbeeld (zelfvertrouwen)
Het kind in voeling is met zichzelf (acceptatie)
Het kind in verbondenheid met anderen is
Complimenten geven, aanmoedigen, veiligheid
2.3.2 Betrokkenheid
= intensiteit van de activiteit, concentratie, gedreven zijn, tijdvergeten bezig zijn,
aan de grens zijn van bewegen, plezier aan exploreren, alert
Betekend dat iemand dan in ontwikkeling is
Bevat elementen om ontwikkeling mogelijk te maken
Zo hoog mogelijk proberen te maken voor kwaliteitsvol onderwijs
Ontstaat als:
De activiteit aansluit bij de exploratiedrang en het behoeftepatroon van
het kind
Het kind zich aan de grens van mogelijkheden beweegt (zone van naaste
ontwikkeling)
State of the flow:
X-as: hoe rechtser, hoe beter een kind iets kan
Y-as: hoe hoger, hoe moeilijker de taak
Laag competentieniveau en moeilijke taak =
faalangst
Hoog competentieniveau en makkelijke taak =
verveling (schoolmoe)
= flow is betrokkenheid
Welbevinden en betrokkenheid:
Beïnvloeden elkaar, het is belangrijk dat kinderen zich goed voelen in de
klas: niet goed voelen welbevinden mist kan niet optimaal leren
toont geen betrokkenheid
Welbevinden is een voorwaarde voor betrokkenheid.
Betrokkenheid heeft positieve invloed op welbevinden (leerling doet iets
goed)
3. Visie talentgericht kijken naar onderwijs
Betrokkenheid verwijst naar zin in hebben:
= signalen dat talentenkiemen aanwezig zijn die wachten om tot ontwikkeling te
worden gebracht in de juiste leeromgeving
Piaget: positieve psychologie is de basis waaruit het talentgerichte is
ontstaan
Talent:
≠ zeer uitzonderlijke prestaties op bepaald domein ≈ mattheuseffect rijken
worden rijker, armen worden armer