H1 Introductie van Management en Organisatie
H1.3 Organisatiekunde
Organisatiekunde = de wetenschap die onderzoekt hoe organisaties werken, hoe mensen zich daarin
gedragen en hoe ze worden bestuurd. Het vak combineert kennis uit meerdere vakgebieden – dat
heet interdisciplinair.
Vakgebieden waarvan de organisatiekunde gebruik maakt zijn onder andere:
- Bedrijfseconomie: kostencalculatie, financiering en management accounting
- Algemene economie: micro- en macro-economie en internationale handel
- Marketing: strategievorming, consumentengedrag en marketingmixinstrumenten
- Juridische wetenschappen: arbeidsrecht en ondernemingsrecht
- Technische wetenschappen: procestechnologie, systeemtheorie en arbeidsstudie
- Gedragswetenschappen: sociologie, arbeids- en organisatiepsychologie
1.3.1 Management, organiseren en manager
Management/organiseren = optimaal laten samenwerken van mensen en middelen om een bepaald
doel te bereiken.
Bij het definiëren van management zijn 3 woorden belangrijk:
1. Samen werken
2. Optimaal (zo goed mogelijk)
3. Bepaald doel
Manager = persoon die sturing geeft aan processen, mensen en middelen om een bepaald doel te
bereiken.
1.3.2 Organisatie, bedrijven en ondernemingen
Organisaties = samenwerkingsverband van mensen die bepaalde doelen willen bereiken.
Bedrijven = organisatie die goederen of diensten produceert en daarmee voorziet in een
maatschappelijke behoefte.
Ondernemingen = bedrijf met als belangrijkste doelstelling het maken van winst.
- Profitorganisatie = winst maken is het belangrijks
- Non-profitorganisatie = niet gericht op winst maken, maar gericht op het vervullen van
maatschappelijke behoeften (ziekenhuizen, onderwijsinstellingen, gemeentes etc.)
,1.3.3 Organisatie en rechtsvormen
Rechtsvorm = de juridische wijze waarop natuurlijke personen, rechtspersonen of combinaties
daarvan samenwerken met het oog op een gemeenschappelijk doel of belang.
Soorten rechtsvormen:
- Eenmanszaak: één persoon is de eigenaar van de onderneming
- Maatschap: twee of meer personen gaan een specifieke samenwerking aan
- Vennootschap onder firma: twee of meer personen gaan een samenwerkingsverband aan om
onder een gemeenschappelijke naam een bedrijf uit te oefenen
- Commanditaire vennootschap: er zijn twee soorten firmanten; beherende en stille vennoten.
Rechtspersoon = juridische constructie waardoor een organisatie volwaardig en handelingsbekwaam
op kan treden in het rechtsverkeer met alle rechten en plichten van dien.
Drie categorieën rechtspersonen:
1. Privaatrechtelijke rechtspersonen
- Naamloze vennootschap: het kapitaal is verdeeld in aandelen die vrij overdraagbaar zijn.
- Besloten vennootschap: aandelen zijn niet vrij overdraagbaar, omdat ze op naam staan.
- Coöperatie: zelforganisatie gericht op het vergoten van de economische macht en het behalen
van schaalvoordelen.
- Vereniging
- Stichting
2. Publiekrechtelijke rechtspersonen
3. Kerkgenootschappen
, H2 Strategie
Strategie = lange termijndoelen en de inzet van middelen en activiteiten om doelen te realiseren.
Theoretische modellen:
1. Vijfkrachtenmodel van Porter
- Dreiging van nieuwe toetreders
- Macht van leveranciers
- Macht van afnemers
- Dreiging van substituten
- Concurrentie binnen de branche
2. Business Model Canvas
Een model dat beschrijft hoe een organisatie met haar bekwaamheden en partners waarde levert voor
verschillende doelgroepen. Het model bestaat uit negen bouwstenen:
1) Waardepropositie
2) Klantsegmenten Waar richt de organisatie zich op.
3) Distributiekanalen Hoe wordt er met de marktsegmenten communiceert/bereikt.
4) Klantrelaties
5) Kernactiviteiten Belangrijkste activiteiten die een organisatie moet uitvoeren om te zorgen dat het BM werkt.
6) Kernresources De belangrijkste ‘bezittingen’ die nodig zijn voor het functioneren van een BM. Ze kunnen
onderverdeeld worden in: financieel, personeel, fysiek en intellectueel.
7) Strategische Netwerk van partners, leveranciers en samenwerkingsverbanden met andere organisaties die het
partners succes van het businessmodel kunnen beïnvloeden.
H1.3 Organisatiekunde
Organisatiekunde = de wetenschap die onderzoekt hoe organisaties werken, hoe mensen zich daarin
gedragen en hoe ze worden bestuurd. Het vak combineert kennis uit meerdere vakgebieden – dat
heet interdisciplinair.
Vakgebieden waarvan de organisatiekunde gebruik maakt zijn onder andere:
- Bedrijfseconomie: kostencalculatie, financiering en management accounting
- Algemene economie: micro- en macro-economie en internationale handel
- Marketing: strategievorming, consumentengedrag en marketingmixinstrumenten
- Juridische wetenschappen: arbeidsrecht en ondernemingsrecht
- Technische wetenschappen: procestechnologie, systeemtheorie en arbeidsstudie
- Gedragswetenschappen: sociologie, arbeids- en organisatiepsychologie
1.3.1 Management, organiseren en manager
Management/organiseren = optimaal laten samenwerken van mensen en middelen om een bepaald
doel te bereiken.
Bij het definiëren van management zijn 3 woorden belangrijk:
1. Samen werken
2. Optimaal (zo goed mogelijk)
3. Bepaald doel
Manager = persoon die sturing geeft aan processen, mensen en middelen om een bepaald doel te
bereiken.
1.3.2 Organisatie, bedrijven en ondernemingen
Organisaties = samenwerkingsverband van mensen die bepaalde doelen willen bereiken.
Bedrijven = organisatie die goederen of diensten produceert en daarmee voorziet in een
maatschappelijke behoefte.
Ondernemingen = bedrijf met als belangrijkste doelstelling het maken van winst.
- Profitorganisatie = winst maken is het belangrijks
- Non-profitorganisatie = niet gericht op winst maken, maar gericht op het vervullen van
maatschappelijke behoeften (ziekenhuizen, onderwijsinstellingen, gemeentes etc.)
,1.3.3 Organisatie en rechtsvormen
Rechtsvorm = de juridische wijze waarop natuurlijke personen, rechtspersonen of combinaties
daarvan samenwerken met het oog op een gemeenschappelijk doel of belang.
Soorten rechtsvormen:
- Eenmanszaak: één persoon is de eigenaar van de onderneming
- Maatschap: twee of meer personen gaan een specifieke samenwerking aan
- Vennootschap onder firma: twee of meer personen gaan een samenwerkingsverband aan om
onder een gemeenschappelijke naam een bedrijf uit te oefenen
- Commanditaire vennootschap: er zijn twee soorten firmanten; beherende en stille vennoten.
Rechtspersoon = juridische constructie waardoor een organisatie volwaardig en handelingsbekwaam
op kan treden in het rechtsverkeer met alle rechten en plichten van dien.
Drie categorieën rechtspersonen:
1. Privaatrechtelijke rechtspersonen
- Naamloze vennootschap: het kapitaal is verdeeld in aandelen die vrij overdraagbaar zijn.
- Besloten vennootschap: aandelen zijn niet vrij overdraagbaar, omdat ze op naam staan.
- Coöperatie: zelforganisatie gericht op het vergoten van de economische macht en het behalen
van schaalvoordelen.
- Vereniging
- Stichting
2. Publiekrechtelijke rechtspersonen
3. Kerkgenootschappen
, H2 Strategie
Strategie = lange termijndoelen en de inzet van middelen en activiteiten om doelen te realiseren.
Theoretische modellen:
1. Vijfkrachtenmodel van Porter
- Dreiging van nieuwe toetreders
- Macht van leveranciers
- Macht van afnemers
- Dreiging van substituten
- Concurrentie binnen de branche
2. Business Model Canvas
Een model dat beschrijft hoe een organisatie met haar bekwaamheden en partners waarde levert voor
verschillende doelgroepen. Het model bestaat uit negen bouwstenen:
1) Waardepropositie
2) Klantsegmenten Waar richt de organisatie zich op.
3) Distributiekanalen Hoe wordt er met de marktsegmenten communiceert/bereikt.
4) Klantrelaties
5) Kernactiviteiten Belangrijkste activiteiten die een organisatie moet uitvoeren om te zorgen dat het BM werkt.
6) Kernresources De belangrijkste ‘bezittingen’ die nodig zijn voor het functioneren van een BM. Ze kunnen
onderverdeeld worden in: financieel, personeel, fysiek en intellectueel.
7) Strategische Netwerk van partners, leveranciers en samenwerkingsverbanden met andere organisaties die het
partners succes van het businessmodel kunnen beïnvloeden.