HO 0: WAT IS LEREN EN HOE KAN MEN
LEREN BESTUDEREN?
Hoe wordt de wetenschapsdiscipline ‘leerpsychologie’ gedefinieerd?
Algemeen: Op basis van de doelen die het tracht te bereiken
o Dit kan een veelheid aan doelen zijn die verschillen met betrekking tot
Het object dat wordt bestudeerd
De vragen die worden gesteld over dat object
Toegepast op de leerpsychologie:
o Onderzoeksobject: leren
De definitie van leren in dit boek
Er is hier ondanks de lange geschiedenis van onderzoek binnen psychologie
hierover weinig consensus over -> niet verassend, want is zeer moeilijk om
dingen te definiëren
Waarom is het toch belangrijk om een consensus te hebben in de wetenschap?
o Voor duidelijkheid, want definities van kernbegrippen hebben een grote
impact op het doen en laten van de wetenschappers
o Veel discussies in de wetenschap kunnen herleid worden naar de verschil
in de manier waarop de wetenschappers de kernbegrippen van hun
wetenschap definiëren
De definitie die we gebruiken is een werkdefinitie.
o Door er een definitie aan te geven kunnen we met het concept aan de slag.
Hierdoor is deze niet correcter
Waarom gekozen voor deze definitie?
o 3 sterktes
Ze is precies (duidelijk wat wel/niet leren is)
Ze is breed genoeg (vele vormen van leren vallen eronder)
Ze is diep genoeg (in overeenstemming met onderzoek in andere
wetenschapsgebieden)
o In overeenstemming met 2 fundamenteel verschillende benaderingen
binnen de leerpsychologie
Functionele benadering: toegespitst op het beschrijven van
factoren die leren modereren (wanneer leren optreed) en het
formuleren van abstracte leerprincipes op basis van concrete
bevindingen
Omvat de intellectuele tradities binnen de psychologie
Vb. radicaal behaviorisme, gedragsanalyse, contextuele
gedragswetenschap
Cognitieve benadering: het beschrijven van de mentale
mechanismes die leren mediëren (hoe leren optreed)
1
,Leerpsychologie
0.1 WAT IS LEREN
0.1.1LEREN ALS ONTOGENETISCHE ADAPTATIE
Link met de evolutietheorie van Darwin
Idee: levende organismes zijn niet een statisch, onveranderlijk gegeven maar
evolueren constant.
De drijfveer van evolutie is adaptatie (aanpassing in de omgeving), hoe beter het
organisme is aangepast aan de omgeving waarin het leeft, vergroot de kans dat
het organisme zich kan voortplanten hierdoor vergroot de kans dat kenmerken
van het organisme die aanpassing verbeteren worden doorgegeven aan de
volgende generatie
SOORTEN ADAPTATIE
Fylogenetische adaptatie: de aanpassing van diersoorten aan hun omgeving
over verschillende generaties heen.
o Evolutietheorie richt zich vooral hier op
o Vb. De giraf heeft een lange nek en volgens deze adaptatie is er genetische
variabiliteit op (een giraf met een langere nek) als die hierbij een voordeel
bij heeft in de omgeving(gemakkelijker aan eten en makkelijker kan
voorplanten) zal het kenmerk zich makkelijker verspreiden.
Ontogenetische adaptatie: de aanpassing van individuele organismes aan de
omgeving tijdens het leven van het organisme
o Dit gebruiken we in de leerpsychologie (de definitie van leren valt hierop)
o Vb. Een baby is net geboren met de zuigreflex (aan de borst drinken), toch
kunnen de meeste baby’s niet direct drinken. Er hoort hier een leerproces
bij door een regulariteit tussen bepaalde vormen van drinken en melk
krijgen. (Trial en error, bepaalde pogingen zullen bekrachtigd worden en
anderen niet) de druk van de omgeving zal zorgen dat bepaald gedrag
overleefd.
Analogie: de variabiliteit ga je belonen (link met giraffe, de variabiliteit een
langere nek wordt beloond)
o Shaping: nieuw gedrag laten verschijnen door middel van bekrachtiging
Vb. een hond trainen tot trucjes, per deel in de juiste richting krijgt
hij een koekje. Per deel dat hij kan schuif je je bekrachtiging op tot
hij alles juist doet.
Het belangrijke hierin is de toevallige variatie dat de hond
doet die je gaat bekrachtigen omdat die juist is.
Verschil tussen de twee:
o Wanneer: over verschillende generaties tijdens het leven van het
organisme
Leren Observeerbare veranderingen in het gedrag van een bepaald organisme als
het gevolg van regelmatigheden in de omgeving van dat organisme
Shapi Mogelijkheid om ‘volledig nieuw’ gedrag te laten verschijnen
ng
Voorwaarden om te kunnen spreken van leren
Er moet een observeerbare verandering in gedrag optreden tijdens het leven van
het organisme
2
,Leerpsychologie
De verandering in gedrag moet te wijten zijn aan regelmatigheden in de omgeving
Kunnen planten leren? Ja, voorbeeld de plant die zijn blaadjes dichtslaat bij het aanraken
ervan zal dit minder en minder doen als die vaker wordt aangeraakt ->
gedragsverandering als leren
Dus: leren wordt gezien als effect, dat is een observatie(verandering in gedrag) die wordt
toegeschreven aan een element in de omgeving (regelmatigheid in de omgeving)
0.1.2 MOEILIJKHEDEN BIJ HET TOEPASSEN VAN DE DEFINITIE LEREN
Moeilijkheid 1: Verandering in gedrag kan op eender welk moment optreden tijdens het
leven van een organisme
Regelmatigheid in de omgeving hoeft dus geen onmiddellijk effect te hebben op
gedrag moeilijkheid ligt hem in het besluiten dat leren is opgetreden omdat de
verandering van gedrag pas later kan komen
Vb. iemand eet koekje en dit roept herinneringen bij de persoon op omdat hij dit
vroeger met zijn tante at. Dit kan klassieke conditionering zijn omdat zoveel jaren
later hij herinnert hoe leuk het toen was om zijn tante daarbij te hebben
o Regulariteit: eten van het koekje vroeger en tante die er is (samen
voorkomen prikkels) -> warme gevoel en herinneringen (gedrag).
Moeilijkheid 2: het gedrag moet observeerbaar zijn
Watson wou naar een wetenschap dat op observatie is (daarom is dit belangrijk
want hij heeft deze leer ontwikkeld)
Gedrag kan niet altijd geobserveerd worden door derden
o Vb. je kan niet altijd zien dat iemand bang is
Skinner: zei dat we dit gedrag ook kunnen observeren omdat de individu dit zelf
kan observeren
Dus ook covert gedrag: gedrag dat zich binnenin afspeelt
Dus: Onenigheid over wat ‘gedrag’ is en dus wat er telt als verandering van gedrag
Gedrag = elke observeerbare respons ongeacht of de respons geproduceerd wordt
door het willekeurig zenuwstelsel, het onwillekeurig zenuwstelsel, neuronale
processen of responsen die enkel observeerbaar zijn door het organisme zelf
o Vb. Willekeurig zenuwstelsel: drukken op een knop
o Vb. Onwillekeurig zenuwstelsel: speeksel secretie
o Vb. Neuronale processen: elektrische activiteit in de hersenen
o Vb. Responsen die enkel observeerbaar zijn door het organisme zelf: een
gedachte/ mentaal beeld
Moeilijkheid 3: Het toepassen van de definitie van leren vereist een causale attributie
(grootste moeilijkheid)
We moeten weten door wat het gedrag veroorzaakt is
Leren is een effect
o Volstaat niet: verandering in gedrag te observeren -> want enkel leren als
de verandering wordt toegeschreven aan regelmatigheden in de omgeving
o Dus de regelmatigheid in de omgeving moet de oorzaak zijn van de
verandering in gedrag
3
, Leerpsychologie
o Probleem: causale relaties kunnen niet rechtstreeks geobserveerd worden -
> oplossing: afleiden op basis van logische argumenten en empirische
evidentie (wordt verkregen als men experimentele resultaten verklaart
zonder zich te beroepen op een uitgewerkte theoretische onderbouwing,
maar puur en alleen door analyse van het experiment.) dit is een oplossing
omdat je hierbij controle hebt over de factoren en de gedrag dus kan
vaststellen als gevolg van bepaalde regelmatigheden
o Vb. Grijpreflex van een baby: een kind zal hand sluiten als de handpalm
wordt gestimuleerd (prikkel), het gebeurd niet meer op latere leeftijd.
Verandering door regelmatigheid aan de omgeving: herhaald
ervaren van stimulatie aan de handpalm
Het herhaaldelijk ervaren van stimulatie -> vermindert de reactie op
de stimulatie
Leren in deze situatie: verandering in de grijpreflex als effect van
regelmatigheid in de omgeving
Andere verklaring voor gedrag: verandering door de spontane
maturatie van de hersenen: genetische factoren nieuwe neuronale
connecties gevormd tijdens de eerste levensmaanden ongeacht de
ervaring -> geen vorm van leren
o Vb. wennen aan geluiden die je vaker hoort
o Vb. een meisje dat haar haar wil goedleggen mag niet van de leerkracht
dus dit geeft een uitbrander en zij stopt hiermee. Is dit hierom perse dit
gevolg?
Dit kan zo zijn, maar kan ook zijn omdat ze hierdoor aan het denken
is aan de oneerlijkheid.
Je maakt assumpties over de oorzaken
Vb. vergelijking: ‘verkeersdode’ -> wanneer is iemand dit, ook als die een
hartstilstand krijgt in het verkeer? -> ultieme criterium is een inschatting van de
directe oorzaak van het overlijden. Som is het zeer simpel en soms heb je een
bijkomend onderzoek nodig -> zelfde bij bepalen of iets een vorm van leren is
0.2 WELKE TYPES VAN LEREN KUNNEN WE ONDERSCHEIDEN?
0.2.1 TYPES VAN REGELMATIGHEDEN IN DE OMGEVING
Doel leerpsychologie: het begrijpen van de invloed van regelmatigheden in de omgeving
op gedrag
Regelmatighed Patronen in het voorkomen van gebeurtenissen in de omgeving
en in de
omgeving
Gebeurtenis Iets dat zich afspeelt in de tijd en ruimte kan betrekking hebben op
zowel prikkels als gedragingen
Regelmatighei Alles wat meer is dan 1 gebeurtenis op 1 moment
d
Patronen in gebeurtenissen:
Kunnen heel simpel zijn of heel complex
Omvatten steeds meer dan 1 gebeurtenis op 1 moment -> er zijn dus
verschillende soorten patronen mogelijk in het voorkomen van gebeurtenissen
Wanneer is het een patroon?
4