LEREN
1 INLEIDING S-Rmodel: een prikkel/stimulus Nieuwe SR-connecties doordat 1Zeer duidelijke gedagsmatige
ontlokt een reactie of respons gedrag wordt gevolgd door een omschrijving van leerdoel
Taak v onderwijsgevende= bekrachtiging
ontwerpen, realiseren en evalueren Leren= het aanbrengen van 2Opsplitsen in kleinere
verbindingen tss prikkels of stimuli in Voorbeeld: Skinner Box gedragsmatige onderdelen
Leerresultaten de omgeving en reacties van de
3Een zorgvuldig design die de kans
hebben betrekking op lerende= conditionering
maximaliseert op wenselijk
competenties Lerende= black box= een systeem Thorndike: basisinzichten toegepast antwoord
Moeten beklijvend zijn op schoolse leren
waarvan de interne opbouw en de
Transfer moet mogelijk zijn interne mechanismen principieel 4Bekrachtigen van correcte
-Law of exercise: antwoord direct na stellen ervan
Onderwijsgevende moet begrijpen buiten beschouwing blijven
Law of use: wanneer we connecties
hoe lerenden denken en leren om ze Leerproces 5Herhaling van te leren materiaal of
optimaal te kunnen ondersteunen tussen S-R gebruiken worden ze uitvoering van gewenste gedrag
sterker
- Zonder bewuste
2 VISIES OP COGNITIES, LEREN EN denkactiviteit van het 6Aanbrengen van variatie zodat
ONDERWIJZEN Law of disuse: wanner we connecties transfer makkelijker wordt
individu tss S-R minder gebruiken worden ze
Vanaf jaren 50: belangrijke - Los van wie/ wat / waar er zwakker 1960-80: geprogrammeerde
ontwikkeling geleerd wordt instructie/ behavioural objectives
Unitarische of unieke- -Law of effect: Wanneer de reactie movement
Van associationisme/behaviourisme leerproces theorieën wordt bekrachtigd zal de associatie
->informatieverwerkingsbenadering versterken tss S-R/Wanneer de Basisidee: leraren moeten zich in
-> constructivisme ->situated soorten conditionering: reactie wordt bestraft zal de hun didactisch handelen laten leiden
cognitition associatie verzwakken tss S-R door doelstellingen die geformuleerd
1Klassieke
zijn in termen van concrete,
2.1 ASSOCIATIONISTISCHE/ UCS => UCR Cognitieve gedragstherapie = bij zichtbare gedragingen
BEHAVIOURISTISCHE angsten/fobieën
CS+UCS=> UCR
BENADERINGEN CS=>CR Kritiek op associationisme:
Connectionisme:
Leren= blijvende verandering in Voorbeeld: Hond v Pavlov Van gestaltpsychologie,
Als CR achteraf nog optreedt na kennis= connecties tss
gedrag als gevolg van een reactie van ontwikkelingstheorie van piaget,
de lerende op gebeurtenissen in zijn stimuli niet identiek aan neuronachtige elementen cultuurhistorische theorie van
of haar omgeving oorspronkelijk CS = generalisatie Leren= versterken of afzwakken van Vygotsky
CS wordt enige tijd niet door UCS die connecties
Klemtoon op uitwendig gevolgd= uitdoving/extinctie -Beschouwen complexe
waarneembare of registreerbare gedragsmatige fenomenen niet
gedrag louter als S-R elementaire
2Operante Typische kenmerken van koppelingen
Gedragingen = reacties op prikkels leeromgevingen:
uit de omgeving
,-niet uitgaan van organisme dat leert Als de info vaak genoeg wordt Veel gebruikt systeem om kennis
door invloeden van buitenaf herhaald= kan in LTG weer te geven= propositionele
(passief) netwerken (zowel semantisch als
Daarom term werkgeheugen= want
episodisch)
-verzetten zich tegen uitgangspunt er wordt iets gedaan met de info
dat het principieel onmogelijk is tot Cognitieve schema’s= declaratieve
Theorie werkgeheugen Baddeley:
interne processen achter het kennis bevatten, opbouwen en
uitwendig waarneembaar gedrag 3subcomponenten onderscheiden: naderhand weer verder uitbreiden,
door te dringen verfijnen en met elkaar in verband
Central executive brengen= schematheorieën
2.2COGNITIEVE BENADERING
- Reguleert de aandacht Rumelhart
Informatieverwerkingsbenadering - Stuurt de infostroom naar 1 Ook andere representatievormen
- Cybernetica: van de slave systems zoals images
Opslag, transmissie en Slave systems (ondergeschikt aan 2 procedureel geheugen: “weten
verwerking van info soorten geheugens: central executive): hoe”, impliciete kennis
- Gestaltpsychologie:
1Het zintuiglijk of sensorisch Fonologische lus: auditieve
Betekenisvolle associaties, Niet makkelijk verbaal uit te drukken
geheugen info tijdelijk opslaan adhv
doelgerichte zoekprocessen
- Piaget: subvocale herneming Tacit knowledge: geheugen waar
2Het kortetermijn- of werkgeheugen
Het visuospatieelkladblok: vaardigheden opgeslagen zitten
Cognitieve ontwikkeling
3Het langetermijn- of permanent tijdelijke opslag van visuele
Aandacht naar interne mentale Proberen beschrijven van
geheugen info vaardigheid hindert of maakt de
processen en structuren voor het
verwerven, opslaan en gebruiken v Het zintuigelijke geheugen: Het lange termijngeheugen: vaardigheid onmogelijk
info - Zeer grote opslagcapaciteit - Onbeperkte capaciteit v Production (rule) systems= if…then
Mens= verwerker van symbolische - Uiterst korte bewaartijd hoeveelheid en duur Info in LTG is permanent maar kan
info (3sec)
2onderdelen naargelang het soort wel vervagen, vaak langst geleden
Mens (grijze hersencellen)= Het korte termijngeheugen: kennis (declaratief/procedureel): verworven kennis
computer(chips) - Tijdelijke opslogplaats 1 declaratief geheugen: “weten dat”, <-> bij beschadiging of aftakeling van
Vanaf de jaren ’70 ivb - Vasthouden v recente info of expliciete geheugen de hersenen = laatst verwerkte info
gebeurtenissen niet onthouden
doorgedrongen in allerlei domeinen - 2 subvormen:
van de psychologie - Ongeveer 7 losse items
Semantisch geheugen= Makkelijker info te herkennen dan
Chunking= opgeslagen
begrippen, relaties, principes zelf actief te moeten terug oproepen
Informatieverwerkend model: materiaal bewerken,
Episodisch geheugen= (retrieval)
groeperen en structureren
Bv betekenisvol verband, Persoonlijke kennis en Tip of tongue fenomeen
acroniem, herhalen gebeurtenissen
, Veel onderzoek verricht naar van algemene denk-, Equilibratie= voor een gezonde -Onderwijsbenaderingen zoals
hersenfuncties: neuro-imaging: bv probleemoplossings- en cognitieve ontwikkeling moeten probleemgestuurd onderwijs en
EEG en fMRI leerstrategieën beide processen in evenwicht zijn projectonderwijs
Ivpsychologen waren niet enkel bezig -Rekening houden met beperkte 2stromingen binnen constructivisme: 2.4 SITUATED COGNITION
met geheugen maar ook met capaciteit van werkgeheugen
1.Radicaal-constructivisme = het denken en oplossen v
redeneren en probleem oplossen: bv
Toren van Hanoi, missionarissen- -Erkenning van verschil tussen problemen zijn verwerven met
declaratieve en procedurele kennis Één van de grondleggers: Von sociale en culturele context waarin
kannibalen probleem Glaserfeld
gevolgen voor instructie en deze plaatsvinden
Via hardopdenkprotocollen, evaluatie leunt dicht aan bij cognitivisme Vygotsky
reactietijden en oogbewegingen
beschrijving van interne processen -Erkenning van verschillen tussen -Individuele kennisconstructie
individuen Relatie tussen denken en taal:
Newell & Simon ‘human problem -Kennis is subjectief Taal niet loutere expressie van
solving’: theorieën over 2.3 CONSTRUCTIVISME
-Verschijnselen in werkelijkheid zijn (taalloze) denken
probleemoplossing Ontstaan jaren 1980 sociale constructies (
(computersimulaties) Denken en taal nauw verweven
objectivisme)
Actieve constructie van kennis
Enkele belangrijke bevindingen: Interiorisatiehypothese:
Kennis en inzicht construeren in 2.Socio-constructivisme
-Objectieve taakomgeving >< interne Interpsychische ontwikkeling= tss
interactie met omgeving leunt dicht aan bij situated cognition
representatie mensen
Belang van aanwezige cognitieve -Leren is een sociaal proces en
-Belang van adequate kennisbasis Intrapsychische ontwikkeling=
schemas (voorkennis) contextgebonden
(algemene cognitieve schema’s) binnen in de mens
Elke lerende: unieke, subjectieve Invloed op onderwijstheorie en -
-Heuristisch karakter van Zone van naaste ontwikkeling=
representatie van werkelijkheid praktijk:
zoekprocessen mensen kunnen meer dan datgene
Piaget: -Leren = actief, constructief, waartoe ze alleen in staat zijn op
-Metacognitieve aspecten cumulatief en doelgericht proces voorwaarde dat ze een zekere hulp
Assimilatie= een nieuwe ervaring w krijgen
Heuristieken=zoekstrategieën die de geïncorporeerd in een reeds -Belang van rijke, uitdagende,
kans op het vinden van een bestaande cognitieve structuur, interactieve onderwijsomgeving Interactie met een meer bekwame
oplossing verhogen zonder dat deze structuur zelf person
betekenisvolle wijzigingen ondergaat -Leerkracht als coach en diagnosticus
Invloed op onderwijstheorie en - (niet enkel informatieverstrekker) Onderzoek Brazilaanse
praktijk: Accommodatie= de reeds aanwezige straatventertjes op school en op
structuur w door de lerende zelf -Instructietechnieken als “concept straat vergeleken
-Belang van voorkennis mapping” of “cognitief conflict”
getransformeerd in functie van de
Kennis en vaardigheden in formeel
-Nood aan rijk gevulde en goed nieuwe ervaring
georganiseerde kennisbasis & inzet onderwijs versus niet formeel:
1 INLEIDING S-Rmodel: een prikkel/stimulus Nieuwe SR-connecties doordat 1Zeer duidelijke gedagsmatige
ontlokt een reactie of respons gedrag wordt gevolgd door een omschrijving van leerdoel
Taak v onderwijsgevende= bekrachtiging
ontwerpen, realiseren en evalueren Leren= het aanbrengen van 2Opsplitsen in kleinere
verbindingen tss prikkels of stimuli in Voorbeeld: Skinner Box gedragsmatige onderdelen
Leerresultaten de omgeving en reacties van de
3Een zorgvuldig design die de kans
hebben betrekking op lerende= conditionering
maximaliseert op wenselijk
competenties Lerende= black box= een systeem Thorndike: basisinzichten toegepast antwoord
Moeten beklijvend zijn op schoolse leren
waarvan de interne opbouw en de
Transfer moet mogelijk zijn interne mechanismen principieel 4Bekrachtigen van correcte
-Law of exercise: antwoord direct na stellen ervan
Onderwijsgevende moet begrijpen buiten beschouwing blijven
Law of use: wanneer we connecties
hoe lerenden denken en leren om ze Leerproces 5Herhaling van te leren materiaal of
optimaal te kunnen ondersteunen tussen S-R gebruiken worden ze uitvoering van gewenste gedrag
sterker
- Zonder bewuste
2 VISIES OP COGNITIES, LEREN EN denkactiviteit van het 6Aanbrengen van variatie zodat
ONDERWIJZEN Law of disuse: wanner we connecties transfer makkelijker wordt
individu tss S-R minder gebruiken worden ze
Vanaf jaren 50: belangrijke - Los van wie/ wat / waar er zwakker 1960-80: geprogrammeerde
ontwikkeling geleerd wordt instructie/ behavioural objectives
Unitarische of unieke- -Law of effect: Wanneer de reactie movement
Van associationisme/behaviourisme leerproces theorieën wordt bekrachtigd zal de associatie
->informatieverwerkingsbenadering versterken tss S-R/Wanneer de Basisidee: leraren moeten zich in
-> constructivisme ->situated soorten conditionering: reactie wordt bestraft zal de hun didactisch handelen laten leiden
cognitition associatie verzwakken tss S-R door doelstellingen die geformuleerd
1Klassieke
zijn in termen van concrete,
2.1 ASSOCIATIONISTISCHE/ UCS => UCR Cognitieve gedragstherapie = bij zichtbare gedragingen
BEHAVIOURISTISCHE angsten/fobieën
CS+UCS=> UCR
BENADERINGEN CS=>CR Kritiek op associationisme:
Connectionisme:
Leren= blijvende verandering in Voorbeeld: Hond v Pavlov Van gestaltpsychologie,
Als CR achteraf nog optreedt na kennis= connecties tss
gedrag als gevolg van een reactie van ontwikkelingstheorie van piaget,
de lerende op gebeurtenissen in zijn stimuli niet identiek aan neuronachtige elementen cultuurhistorische theorie van
of haar omgeving oorspronkelijk CS = generalisatie Leren= versterken of afzwakken van Vygotsky
CS wordt enige tijd niet door UCS die connecties
Klemtoon op uitwendig gevolgd= uitdoving/extinctie -Beschouwen complexe
waarneembare of registreerbare gedragsmatige fenomenen niet
gedrag louter als S-R elementaire
2Operante Typische kenmerken van koppelingen
Gedragingen = reacties op prikkels leeromgevingen:
uit de omgeving
,-niet uitgaan van organisme dat leert Als de info vaak genoeg wordt Veel gebruikt systeem om kennis
door invloeden van buitenaf herhaald= kan in LTG weer te geven= propositionele
(passief) netwerken (zowel semantisch als
Daarom term werkgeheugen= want
episodisch)
-verzetten zich tegen uitgangspunt er wordt iets gedaan met de info
dat het principieel onmogelijk is tot Cognitieve schema’s= declaratieve
Theorie werkgeheugen Baddeley:
interne processen achter het kennis bevatten, opbouwen en
uitwendig waarneembaar gedrag 3subcomponenten onderscheiden: naderhand weer verder uitbreiden,
door te dringen verfijnen en met elkaar in verband
Central executive brengen= schematheorieën
2.2COGNITIEVE BENADERING
- Reguleert de aandacht Rumelhart
Informatieverwerkingsbenadering - Stuurt de infostroom naar 1 Ook andere representatievormen
- Cybernetica: van de slave systems zoals images
Opslag, transmissie en Slave systems (ondergeschikt aan 2 procedureel geheugen: “weten
verwerking van info soorten geheugens: central executive): hoe”, impliciete kennis
- Gestaltpsychologie:
1Het zintuiglijk of sensorisch Fonologische lus: auditieve
Betekenisvolle associaties, Niet makkelijk verbaal uit te drukken
geheugen info tijdelijk opslaan adhv
doelgerichte zoekprocessen
- Piaget: subvocale herneming Tacit knowledge: geheugen waar
2Het kortetermijn- of werkgeheugen
Het visuospatieelkladblok: vaardigheden opgeslagen zitten
Cognitieve ontwikkeling
3Het langetermijn- of permanent tijdelijke opslag van visuele
Aandacht naar interne mentale Proberen beschrijven van
geheugen info vaardigheid hindert of maakt de
processen en structuren voor het
verwerven, opslaan en gebruiken v Het zintuigelijke geheugen: Het lange termijngeheugen: vaardigheid onmogelijk
info - Zeer grote opslagcapaciteit - Onbeperkte capaciteit v Production (rule) systems= if…then
Mens= verwerker van symbolische - Uiterst korte bewaartijd hoeveelheid en duur Info in LTG is permanent maar kan
info (3sec)
2onderdelen naargelang het soort wel vervagen, vaak langst geleden
Mens (grijze hersencellen)= Het korte termijngeheugen: kennis (declaratief/procedureel): verworven kennis
computer(chips) - Tijdelijke opslogplaats 1 declaratief geheugen: “weten dat”, <-> bij beschadiging of aftakeling van
Vanaf de jaren ’70 ivb - Vasthouden v recente info of expliciete geheugen de hersenen = laatst verwerkte info
gebeurtenissen niet onthouden
doorgedrongen in allerlei domeinen - 2 subvormen:
van de psychologie - Ongeveer 7 losse items
Semantisch geheugen= Makkelijker info te herkennen dan
Chunking= opgeslagen
begrippen, relaties, principes zelf actief te moeten terug oproepen
Informatieverwerkend model: materiaal bewerken,
Episodisch geheugen= (retrieval)
groeperen en structureren
Bv betekenisvol verband, Persoonlijke kennis en Tip of tongue fenomeen
acroniem, herhalen gebeurtenissen
, Veel onderzoek verricht naar van algemene denk-, Equilibratie= voor een gezonde -Onderwijsbenaderingen zoals
hersenfuncties: neuro-imaging: bv probleemoplossings- en cognitieve ontwikkeling moeten probleemgestuurd onderwijs en
EEG en fMRI leerstrategieën beide processen in evenwicht zijn projectonderwijs
Ivpsychologen waren niet enkel bezig -Rekening houden met beperkte 2stromingen binnen constructivisme: 2.4 SITUATED COGNITION
met geheugen maar ook met capaciteit van werkgeheugen
1.Radicaal-constructivisme = het denken en oplossen v
redeneren en probleem oplossen: bv
Toren van Hanoi, missionarissen- -Erkenning van verschil tussen problemen zijn verwerven met
declaratieve en procedurele kennis Één van de grondleggers: Von sociale en culturele context waarin
kannibalen probleem Glaserfeld
gevolgen voor instructie en deze plaatsvinden
Via hardopdenkprotocollen, evaluatie leunt dicht aan bij cognitivisme Vygotsky
reactietijden en oogbewegingen
beschrijving van interne processen -Erkenning van verschillen tussen -Individuele kennisconstructie
individuen Relatie tussen denken en taal:
Newell & Simon ‘human problem -Kennis is subjectief Taal niet loutere expressie van
solving’: theorieën over 2.3 CONSTRUCTIVISME
-Verschijnselen in werkelijkheid zijn (taalloze) denken
probleemoplossing Ontstaan jaren 1980 sociale constructies (
(computersimulaties) Denken en taal nauw verweven
objectivisme)
Actieve constructie van kennis
Enkele belangrijke bevindingen: Interiorisatiehypothese:
Kennis en inzicht construeren in 2.Socio-constructivisme
-Objectieve taakomgeving >< interne Interpsychische ontwikkeling= tss
interactie met omgeving leunt dicht aan bij situated cognition
representatie mensen
Belang van aanwezige cognitieve -Leren is een sociaal proces en
-Belang van adequate kennisbasis Intrapsychische ontwikkeling=
schemas (voorkennis) contextgebonden
(algemene cognitieve schema’s) binnen in de mens
Elke lerende: unieke, subjectieve Invloed op onderwijstheorie en -
-Heuristisch karakter van Zone van naaste ontwikkeling=
representatie van werkelijkheid praktijk:
zoekprocessen mensen kunnen meer dan datgene
Piaget: -Leren = actief, constructief, waartoe ze alleen in staat zijn op
-Metacognitieve aspecten cumulatief en doelgericht proces voorwaarde dat ze een zekere hulp
Assimilatie= een nieuwe ervaring w krijgen
Heuristieken=zoekstrategieën die de geïncorporeerd in een reeds -Belang van rijke, uitdagende,
kans op het vinden van een bestaande cognitieve structuur, interactieve onderwijsomgeving Interactie met een meer bekwame
oplossing verhogen zonder dat deze structuur zelf person
betekenisvolle wijzigingen ondergaat -Leerkracht als coach en diagnosticus
Invloed op onderwijstheorie en - (niet enkel informatieverstrekker) Onderzoek Brazilaanse
praktijk: Accommodatie= de reeds aanwezige straatventertjes op school en op
structuur w door de lerende zelf -Instructietechnieken als “concept straat vergeleken
-Belang van voorkennis mapping” of “cognitief conflict”
getransformeerd in functie van de
Kennis en vaardigheden in formeel
-Nood aan rijk gevulde en goed nieuwe ervaring
georganiseerde kennisbasis & inzet onderwijs versus niet formeel: