GEZONDHEIDS- EN ZIEKTELEER
ALGEMEEN DEEL
1. Gezondheid en ziekte
Gezondheid versus ziekte?
• Verschillende benaderingen: gezondheid als norm (bv gezondheid zeggen bij
niezen), biomedisch, biologisch-psychologisch-sociaal
• Biomedisch: ziekte <-> gezondheid; gezond = vrij van ziekte, normaal
lichamelijk functioneren
• MAAR niet abstract: geen typisch aanwijsbare oorzaak, meerde factoren,
klachten niet uniform aanwezig, variabel in tijd, moeilijk te meten
• Definitie WHO: global health = niet enkel de afwezigheid van ziekte of
zwakte, maar het is een toestand van volledig fysiek, sociaal en mentaal
welzijn
• Recht van iedereen, ongeacht zijn ras, religie, politiek standpunt,
economisch of sociale toestand
= meer humane definitie, niet binair zwartwit zoals de medische
• MAAR hoe bepalen wie ziek is en wie niet? Bv syndroom van down: biomedisch
ziek maar wel gezond, zwanger: niet zelfde completeness als niet zwanger,
homoseksualiteit: beschouwd als ziekte
• Huidige visie: gezondheid = individuele (naar eigen vermogen en beleven)
eigenschap om lichamelijk, geestelijk en sociaal behoorlijk te functioneren
in de samenleving; objectief en subjectief; maximaal haalbare gezondheid op
basis van eigen capaciteiten, evenwicht tussen eigen inbreng en zich aanpassen
• Ziekte ≠ afwezigheid van gezondheid = verstoring van het normale functioneren
van het gehele individu
• Medisch ziektebeeld = klinische symptomatologie typerend voor de ziekte
• Ziektebegrip = opvattingen en denkbeelden over de ziekte en het ziek zijn
• Impact op functioneren
o Disease= objectieve ziekte, de aandoening = medisch ziektebeeld
o Illness= subjectieve ziektegevoel, het ziek-zijn = hoe patiënt zich voelt
o Sickness= sociale ziekterol, het ziektegedrag = hoe patiënt zich gedraagt
(bv thuis blijven, operatie, doktersattest)
• Ziekterol: socio-culturele ervaring
o Stigmatiserend beeld (labelen, veroordelen, uitsluiten) (bv kanker door te
roken)
o kenmerken: tijdelijk ontslagen van sociale plichten, niet verantwoordelijk,
verplicht om hulp te zoeken, tijdelijke en onwenselijke toestand (niet voor
chronische zieken)
• ziekteproces
, GEZONDHEIDS- EN ZIEKTELEER
Etiologie = verklaring van de oorzaak
Pathogenese = ziekteverwekker
Pathofysiologie = onderzoek naar mechanismen die tot verstoring leiden
Symptomatologie = alle symptomen die bij de ziekte horen
Pathologie = ziekteleer = onderzoek naar cellen en weefsel bij ziekten
(beeldvorming: radiologie, biochemie: labo, weefselbiopsie, functionele testen:
ergo en reva)
Curatief = genezend
, GEZONDHEIDS- EN ZIEKTELEER
Incubatie of latentieperiode = tijd tussen de besmetting en de eerste klachten
Prodromen = voortekens van klachten
• arts: diagnose stellen
o anamnese = voorgeschiedenis en relevante omstandigheden
o lichamelijk onderzoek (inspectie, palpatie, percussie, auscultatie)
▪ symptomen
▪ pathognomonische ziektetekens = kenmerkend voor een
bepaalde ziekte
o eenvoudige algemene onderzoeken (temperatuur, pols,
ademhalingsfrequentie, zuurstofsaturatie, bloeddruk, gewicht)
o specifiek gerichte onderzoeken
▪ beeldvorming
▪ endoscopie = in lichaam kijken via normale lichaamsopeningen
▪ biopsie = niet via opening
• evolutie: beperking in activiteit en levenskwaliteit
o genezing (volledig/met gevolgen)
o kanker: remissie
o recidief (=herval, in aanvallen want klachten gaan weer over: lichaam kan
schade van ontstekingen nog repareren)
o chronische aandoeningen (progressief)
o overlijden
Streven naar gezondheid (geneesmiddelen)
• behandeling
o type: evidence-based / experimenteel / alternatief of complementair
o doel: causaal (oorzaak) / symptomatisch / orgaan sparend / palliatief
(verzachtend)
• geneesmiddelen = stof die in een levend organisme wordt gebracht en één
of meerdere functies kan wijzigen (genezen, tekorten aanvullen, pijn
verzachten, ziekten voorkomen (profylaxis: beschermend))
, GEZONDHEIDS- EN ZIEKTELEER
Farmaceutische fase = toediening
o oraal
o inhalatie, intraveneus, subcutaan, intramusculair
Farmacokinetische fase = processen waaraan een stof in het lichaam wordt
onderworpen (ADME)
o absorptie (in bloed geraken)
o distributie
o metabolisme + eliminatie (excretie / biotransformatie)
Farmacodynamische fase = biologische beschikbaarheid, werkzaamheid,
effect
o begrippen
- bloedspiegel = hoeveelheid geneesmiddel in bloed
- halfwaardetijd = tijd die lichaam nodig heeft om helft van
stof uit te scheiden
- intoxicatie = te hoge bloedspiegel
ALGEMEEN DEEL
1. Gezondheid en ziekte
Gezondheid versus ziekte?
• Verschillende benaderingen: gezondheid als norm (bv gezondheid zeggen bij
niezen), biomedisch, biologisch-psychologisch-sociaal
• Biomedisch: ziekte <-> gezondheid; gezond = vrij van ziekte, normaal
lichamelijk functioneren
• MAAR niet abstract: geen typisch aanwijsbare oorzaak, meerde factoren,
klachten niet uniform aanwezig, variabel in tijd, moeilijk te meten
• Definitie WHO: global health = niet enkel de afwezigheid van ziekte of
zwakte, maar het is een toestand van volledig fysiek, sociaal en mentaal
welzijn
• Recht van iedereen, ongeacht zijn ras, religie, politiek standpunt,
economisch of sociale toestand
= meer humane definitie, niet binair zwartwit zoals de medische
• MAAR hoe bepalen wie ziek is en wie niet? Bv syndroom van down: biomedisch
ziek maar wel gezond, zwanger: niet zelfde completeness als niet zwanger,
homoseksualiteit: beschouwd als ziekte
• Huidige visie: gezondheid = individuele (naar eigen vermogen en beleven)
eigenschap om lichamelijk, geestelijk en sociaal behoorlijk te functioneren
in de samenleving; objectief en subjectief; maximaal haalbare gezondheid op
basis van eigen capaciteiten, evenwicht tussen eigen inbreng en zich aanpassen
• Ziekte ≠ afwezigheid van gezondheid = verstoring van het normale functioneren
van het gehele individu
• Medisch ziektebeeld = klinische symptomatologie typerend voor de ziekte
• Ziektebegrip = opvattingen en denkbeelden over de ziekte en het ziek zijn
• Impact op functioneren
o Disease= objectieve ziekte, de aandoening = medisch ziektebeeld
o Illness= subjectieve ziektegevoel, het ziek-zijn = hoe patiënt zich voelt
o Sickness= sociale ziekterol, het ziektegedrag = hoe patiënt zich gedraagt
(bv thuis blijven, operatie, doktersattest)
• Ziekterol: socio-culturele ervaring
o Stigmatiserend beeld (labelen, veroordelen, uitsluiten) (bv kanker door te
roken)
o kenmerken: tijdelijk ontslagen van sociale plichten, niet verantwoordelijk,
verplicht om hulp te zoeken, tijdelijke en onwenselijke toestand (niet voor
chronische zieken)
• ziekteproces
, GEZONDHEIDS- EN ZIEKTELEER
Etiologie = verklaring van de oorzaak
Pathogenese = ziekteverwekker
Pathofysiologie = onderzoek naar mechanismen die tot verstoring leiden
Symptomatologie = alle symptomen die bij de ziekte horen
Pathologie = ziekteleer = onderzoek naar cellen en weefsel bij ziekten
(beeldvorming: radiologie, biochemie: labo, weefselbiopsie, functionele testen:
ergo en reva)
Curatief = genezend
, GEZONDHEIDS- EN ZIEKTELEER
Incubatie of latentieperiode = tijd tussen de besmetting en de eerste klachten
Prodromen = voortekens van klachten
• arts: diagnose stellen
o anamnese = voorgeschiedenis en relevante omstandigheden
o lichamelijk onderzoek (inspectie, palpatie, percussie, auscultatie)
▪ symptomen
▪ pathognomonische ziektetekens = kenmerkend voor een
bepaalde ziekte
o eenvoudige algemene onderzoeken (temperatuur, pols,
ademhalingsfrequentie, zuurstofsaturatie, bloeddruk, gewicht)
o specifiek gerichte onderzoeken
▪ beeldvorming
▪ endoscopie = in lichaam kijken via normale lichaamsopeningen
▪ biopsie = niet via opening
• evolutie: beperking in activiteit en levenskwaliteit
o genezing (volledig/met gevolgen)
o kanker: remissie
o recidief (=herval, in aanvallen want klachten gaan weer over: lichaam kan
schade van ontstekingen nog repareren)
o chronische aandoeningen (progressief)
o overlijden
Streven naar gezondheid (geneesmiddelen)
• behandeling
o type: evidence-based / experimenteel / alternatief of complementair
o doel: causaal (oorzaak) / symptomatisch / orgaan sparend / palliatief
(verzachtend)
• geneesmiddelen = stof die in een levend organisme wordt gebracht en één
of meerdere functies kan wijzigen (genezen, tekorten aanvullen, pijn
verzachten, ziekten voorkomen (profylaxis: beschermend))
, GEZONDHEIDS- EN ZIEKTELEER
Farmaceutische fase = toediening
o oraal
o inhalatie, intraveneus, subcutaan, intramusculair
Farmacokinetische fase = processen waaraan een stof in het lichaam wordt
onderworpen (ADME)
o absorptie (in bloed geraken)
o distributie
o metabolisme + eliminatie (excretie / biotransformatie)
Farmacodynamische fase = biologische beschikbaarheid, werkzaamheid,
effect
o begrippen
- bloedspiegel = hoeveelheid geneesmiddel in bloed
- halfwaardetijd = tijd die lichaam nodig heeft om helft van
stof uit te scheiden
- intoxicatie = te hoge bloedspiegel