HET HART
ANATOMIE EN FYSIOLOGIE VAN HET HART
(Vul de lijntjes in; Duid in de vena cava superior en de vena cava inferior de stroomrichting van het bloed
aan. • Betreft het hier zuurstofarm of zuurstofrijk bloed? • Hoe noemen we de hartspier nog?)
• Duid met pijlen de
stroomrichting van het
bloed in het hart aan.
• Waar pompt het
rechterventrikel zijn bloed
naartoe?
• Waar pompt het
linkerventrikel zijn bloed
naartoe?
, Hart = een holle spier; door samentrekking oefent het een pompfunctie uit
Samentrekken gebeurt door een prikkel en geleidingssysteem
Prikkel vertrekt vanuit de sinusknoop = in rechteratrium gelegen
De prikkel breidt zich uit over de twee voorkamers en wordt tussen voorkamer en kamer
tegengehouden door de annulus fibrosus.
Enkel ter hoogte van de AV-knoop wordt de prikkel doorgegeven en verspreidt zich verder
via de bundel van His, linker en rechter bundeltak en de purkinjevezels over heel de kamers.
In een normaal hart => bepaalt de ontlading van de sinusknoop het hartritme = een sinusaal ritme
(tussen 60 tot 80 sl/min)
De zuurstofvoorziening van het hart wordt geleverd via de kransslagaderen of de coronairen
die rechtstreeks ontspringen vanuit de aorta.
HET NORMALE ECG (= ELEKTROCARDIOGRAM)
= een instrument dat de elektrische activiteit van de hartspier meet.
Elke spiercel van het hart heeft over zijn membraan
een spanningsverschil
Door het opengaan van natriumkanalen zal het positief
geladen natriumion (Na+) naar binnen stromen. In een
tweede fase stroomt ook calcium (Ca2+) naar binnen en
kalium (K+) weer terug naar buiten. Het inwendig milieu
wordt positief t.o.v. het extracellulaire milieu. De cel is gedepolariseerd. => gevolg hiervan is dat het
hart gaat samentrekken
Keert de cel terug naar zijn rusttoestand door verdere uitstroom van kalium, dan is er sprake van een
repolarisatie. => gevolg hiervan het hart gaat ontspannen
(Eigen uitleg)
Wanneer het hart geprikkeld wordt door de sinusknoop gaat Na+ en Ca+ naar binnen
stromen en K+ gaat naar buiten => de cel wordt gedepolariseerd (het inwendige is positief
ten opzicht van het uitwendige en dat wil zeggen dat het hart gaat samentrekken
(samentrekken is gevolg van depolarisatie)
Omgekeerd dus inwendig in de cel negatief en uitwendig positief
=> hart gaat terug in rust en ontspannen = repolarisatie
VERSCHILLENDE ONDERDELEN VAN HET ECG:
- P-top = depolarisatie artria of voorkamers = samentrekken van de
voorkamers (atria)
- QRS-complex = de geleiding door het ventrikel uit zich in dit beeld = het
samentrekken van de ventrikels = depolarisatie ventrikels (repolarisatie
van de atria vallen in het QRS-complex en zijn niet zichtbaar!!)
- T-top = repolarisatie van de ventrikels = ze ontspannen, komen tot rust
ANATOMIE EN FYSIOLOGIE VAN HET HART
(Vul de lijntjes in; Duid in de vena cava superior en de vena cava inferior de stroomrichting van het bloed
aan. • Betreft het hier zuurstofarm of zuurstofrijk bloed? • Hoe noemen we de hartspier nog?)
• Duid met pijlen de
stroomrichting van het
bloed in het hart aan.
• Waar pompt het
rechterventrikel zijn bloed
naartoe?
• Waar pompt het
linkerventrikel zijn bloed
naartoe?
, Hart = een holle spier; door samentrekking oefent het een pompfunctie uit
Samentrekken gebeurt door een prikkel en geleidingssysteem
Prikkel vertrekt vanuit de sinusknoop = in rechteratrium gelegen
De prikkel breidt zich uit over de twee voorkamers en wordt tussen voorkamer en kamer
tegengehouden door de annulus fibrosus.
Enkel ter hoogte van de AV-knoop wordt de prikkel doorgegeven en verspreidt zich verder
via de bundel van His, linker en rechter bundeltak en de purkinjevezels over heel de kamers.
In een normaal hart => bepaalt de ontlading van de sinusknoop het hartritme = een sinusaal ritme
(tussen 60 tot 80 sl/min)
De zuurstofvoorziening van het hart wordt geleverd via de kransslagaderen of de coronairen
die rechtstreeks ontspringen vanuit de aorta.
HET NORMALE ECG (= ELEKTROCARDIOGRAM)
= een instrument dat de elektrische activiteit van de hartspier meet.
Elke spiercel van het hart heeft over zijn membraan
een spanningsverschil
Door het opengaan van natriumkanalen zal het positief
geladen natriumion (Na+) naar binnen stromen. In een
tweede fase stroomt ook calcium (Ca2+) naar binnen en
kalium (K+) weer terug naar buiten. Het inwendig milieu
wordt positief t.o.v. het extracellulaire milieu. De cel is gedepolariseerd. => gevolg hiervan is dat het
hart gaat samentrekken
Keert de cel terug naar zijn rusttoestand door verdere uitstroom van kalium, dan is er sprake van een
repolarisatie. => gevolg hiervan het hart gaat ontspannen
(Eigen uitleg)
Wanneer het hart geprikkeld wordt door de sinusknoop gaat Na+ en Ca+ naar binnen
stromen en K+ gaat naar buiten => de cel wordt gedepolariseerd (het inwendige is positief
ten opzicht van het uitwendige en dat wil zeggen dat het hart gaat samentrekken
(samentrekken is gevolg van depolarisatie)
Omgekeerd dus inwendig in de cel negatief en uitwendig positief
=> hart gaat terug in rust en ontspannen = repolarisatie
VERSCHILLENDE ONDERDELEN VAN HET ECG:
- P-top = depolarisatie artria of voorkamers = samentrekken van de
voorkamers (atria)
- QRS-complex = de geleiding door het ventrikel uit zich in dit beeld = het
samentrekken van de ventrikels = depolarisatie ventrikels (repolarisatie
van de atria vallen in het QRS-complex en zijn niet zichtbaar!!)
- T-top = repolarisatie van de ventrikels = ze ontspannen, komen tot rust