HET STELLEN VAN EEN
MEDISCHE DIAGNOSE
ANAMNESE
Het stellen van een medische diagnose en het opstellen en uitvoeren van de medische
behandeling behoren tot de verantwoordelijkheid van de arts.
MAAR verpleegkundige/vroedkundige heeft hier ook een belangrijk aandeel bij in dit
diagnostisch proces
O.b.v. theoretische en praktische kennis van de anatomie, fysiologie en pathologie
moeten ze in staat zijn gericht te observeren en van daaruit te beredeneren wat er
mogelijk aan de hand is => zo de arts concreet mogelijk te kunnen informeren
PERSONALIA
= administratieve gegevens verzamelen
HOOFDKLACHT
Met een open vraag de patient ertoe aanzetten om zijn/haar verhaal te doen. De arts zal
bijvoorbeeld vragen: “Vertel een keer waarvoor u naar hier gekomen bent.” De bedoeling
is dat de patiënt gedurende enkele minuten zonder onderbreken over zijn (haar) klacht
kan vertellen. Hierbij kan de patiënt ook aangeven wat zijn (haar) beleving is en wat
uiteindelijk de hulpvraag is.
Mocht het zo zijn dat de patiënt zelf dit niet kan vertellen (bv jong kind, verwarde patiënt)
dan kan dit gedeelte ook verteld worden door een familielid of verzorgend personeel of
andere. We spreken dan over de heteroanamnese.
SPECIALE ANAMNESE
Tijdens de speciële of de gerichte anamnese gaat de arts door vragen te stellen dieper in
op de hoofdklacht. Zo gaat de arts verder navraag doen naar:
De aard of het karakter van de klacht
De lokalisatie en eventuele uitstraling
Het ontstaan van de klacht
Het beloop in tijd
De ernst van de klacht
Begeleidende verschijnselen
Verergerende of verzachtende factoren
Mocht de voorgeschiedenis van de patiënt nog niet bekend zijn, wordt ook hier navraag
naar gedaan.
MEDISCHE DIAGNOSE
ANAMNESE
Het stellen van een medische diagnose en het opstellen en uitvoeren van de medische
behandeling behoren tot de verantwoordelijkheid van de arts.
MAAR verpleegkundige/vroedkundige heeft hier ook een belangrijk aandeel bij in dit
diagnostisch proces
O.b.v. theoretische en praktische kennis van de anatomie, fysiologie en pathologie
moeten ze in staat zijn gericht te observeren en van daaruit te beredeneren wat er
mogelijk aan de hand is => zo de arts concreet mogelijk te kunnen informeren
PERSONALIA
= administratieve gegevens verzamelen
HOOFDKLACHT
Met een open vraag de patient ertoe aanzetten om zijn/haar verhaal te doen. De arts zal
bijvoorbeeld vragen: “Vertel een keer waarvoor u naar hier gekomen bent.” De bedoeling
is dat de patiënt gedurende enkele minuten zonder onderbreken over zijn (haar) klacht
kan vertellen. Hierbij kan de patiënt ook aangeven wat zijn (haar) beleving is en wat
uiteindelijk de hulpvraag is.
Mocht het zo zijn dat de patiënt zelf dit niet kan vertellen (bv jong kind, verwarde patiënt)
dan kan dit gedeelte ook verteld worden door een familielid of verzorgend personeel of
andere. We spreken dan over de heteroanamnese.
SPECIALE ANAMNESE
Tijdens de speciële of de gerichte anamnese gaat de arts door vragen te stellen dieper in
op de hoofdklacht. Zo gaat de arts verder navraag doen naar:
De aard of het karakter van de klacht
De lokalisatie en eventuele uitstraling
Het ontstaan van de klacht
Het beloop in tijd
De ernst van de klacht
Begeleidende verschijnselen
Verergerende of verzachtende factoren
Mocht de voorgeschiedenis van de patiënt nog niet bekend zijn, wordt ook hier navraag
naar gedaan.