Stappenplan casus MREU
Vrij verkeer van goederen
Onderscheid tussen vrij verkeer van goederen en diensten:
1) Zaak schindler: bij een lotto-ticket primeert het dienstenaspect over het goed.
Harmonisatie?
Zie:
1) Chocolade richtlijn:
a. Maximumharmonisatie (art. 4)
b. Voor zaken die niet worden vermeld in richtlijn (vb. verpakking per stuk),
terugvallen op verdrag.
i. Georg schwarz.
2) Transversale harmonisatie – oneerlijke B2C praktijken (UCPD)
a. Afwijken?
i. Doel = consumentenbescherming => maximum harmonisatie
ii. Ander doel => richtlijn is niet toepasselijk.
b. Zie belgische regel over verkoop verlies.
i. want maximumharmonisatie en de richtlijn sprak er niet over.
ii. Vervolgens zelfde regel, maar dan in voordeel van marktpraktijken =>
toegelaten.
c. Deur aan deur verkoop valt er onder.
Stap 1(a): toepassingsgebied vrij verkeer van goederen
1) Goed: zeer ruime interpretatie door het Hof.
a. Commissie v. Italië (kunstschatten)
i. in geld waardeerbaar
ii. voorwerp van een handelstransactie
b. Commissie v. België (waalse afvalstoffen)
i. Ook met negatieve waarde.
2) Gedrag van een lidstaat: zeer ruime interpretatie door het Hof.
a. Commissie v. België (waalse afvalstoffen)
i. Ook federale entiteiten. Europa kijkt niet naar de staatsstructuur.
b. NMBS
i. Ook publieke ondernemingen
c. Just buy irish:
i. Ook maatregelen die zelf geen bindende kracht hebben en van een
private organisatie komen, maar wel ondersteun zijn door de overheid.
1. Gefinancierd en akkoord door de regering.
d. Spaanse aardbeien:
i. Het niet-handelen van een lidstaat.
1. Vroeger schending van plicht tot loyale medewerking (Art. 4
VEU), Nu verordening 2679/98.
, e. Delhaize:
i. Artikel 35 is horizontaal rechtstreeks toepasselijk. Impact op puur
horizontale situaties.
f. Fra.bo:
i. Gate-keeping van particulieren.
1. Via wetgeving en feitelijke controle zijn ze actief alsof ze een
overheid zijn.
2. Enkel wanneer een private organisatie veel macht heeft en
erkend is door de overheid.
3) Grensoverschrijdend element: ruime interpretatie: iedere grens is relevant.
a. Carbonati:
i. Ook interne grens van bijvoorbeeld een dorp, zolang deze de invloed of
export maar beïnvloedt.
Stap 1(b): welk artikel?
Tarifaire belemmeringen:
1) Viamar: de verhouding tussen artikel 30 en artikel 110 VWEU. Registratiebelasting
moeten betalen in Griekenland maar kreeg dit niet terug. Registratiebelasting valt
normaal onder artikel 110 VWEU, maar hier was het de facto een heffing om een grens
over te steken.
Artikel 30 VWEU – Heffingen
Een heffing is een in of uitvoerrecht dat kan worden teruggevonden in het douanewetboek.
1) Vroeger:
a. Van Gend & Loos:
i. Functionele lezing van het verbod. De verplaatsing naar een nieuwe
categorie in het douanewetboek wordt gelijkgesteld met een
verhoging.
ii. Rechtstreekse werking van het EU-recht.
2) Vandaag: in- en uitvoerrechten zijn verboden.
Artikel 30 VWEU – Heffing van gelijke werking
1) Begrip:
a. Commissie v. België en Luxemburg (peperkoeken):
i. Een heffing van gelijke werking heeft hetzelfde doel als een heffing,
maar is niet terug te vinden in het douanewetboek.
ii. Noodzakelijke aanvulling van het verbod: ook maatregelen die tot
dezelfde discriminerende of protectionistische resultaten leiden.
b. Commissie v. Italië (statistieken):
i. Eenzijdig opgelegd
ii. Geldelijke last
iii. Opgelegd wegens grensoverschrijding
1. Ook binnen één lidstaat (Carbonati)
iv. Geen douanerecht is in eigenlijke zin
v. Hoe gering ook en ongeacht het doel (diamantarbeiders)
vi. Zelfs wanneer ze niet ten behoeve van de staat is, niet
discriminirerend/protectionistisch en geen concurrentie met nationale
productie is. => absoluut verbod.
, vii. Effect= ingevoerde product is duurder.
2) Drie zaken die buiten het toepassingsgebied vallen:
a. Vergoeding van een specifieke dienst
b. Vergoeding opgelegd door EU-recht (=positieve integratie)
c. Binnenlandse belasting (Art. 110 VWEU).
3) Remediëring:
a. Van Gend en Loos:
i. Verticale rechtstreekse werking: je kan tegen lidstaat inroepen.
b. San giorgio:
i. Je kan terugbetaling eisen, maar geen verrijking/overcompensatie.
ii. Na doorrekening aan geen consument geen vergoeding meer.
4) Rechtvaardiging:
a. Geen rechtvaardiging maar wel drie situaties die buiten het toepassingsgebied
vallen.
Artikel 110 VWEU – Binnenlandse belasting
1) Begrip:
a. Geldelijke lasten die deel uitmaken van algemeen systeem van binnenlandse
heffingen, waardoor nationale producten en ingevoerde producten volgens
dezelfde criteria stelselmatig worden belast.
b. Van welke aard ook (accijnzen, verbruiks of gebruiksbelasting,
registratierechten, verkeersbelasting, belasting op inverkeerstelling.)
2) Situaties waarin er geen restrictie kan zijn:
i. Vinal/Orbat:
1. Fiscale autonomie lidstaten om een rechtmatig industrieel
beleid te voeren.
2. Wanneer er een verschil is in belastingen obv objectieve criteria
die onafhankelijk zijn van de oorsprong van de producten => dan
is er volgens stap 2 geen restrictie.
ii. Danske Bilimportorer:
1. bij gebrek aan nationale productie, kan er geen protectionistisch
effect zijn. Er kan dan dus geen restrictie zijn zoals in stap 2.
3) Gelijksoortige producten – Artikel 110, §1 VWEU:
a. Commissie v. Denemarken:
i. Producten die op basis van objectieve kenmerken zeer gelijkaardig zijn.
ii. Of de consument gebruikt ze voor dezelfde behoeften.
b. Functionele maar strenge uitlegging.
c. Juridische toets: elk verschil is voldoende
d. Remedie: gelijktrekking in eender welke richting.
4) Concurrerende producten – Artikel 110, §2 VWEU:
a. Obv subsititueerbaarheidstest: als de prijs van X stijgt, verander je dan naar Y?
b. Juridische toets: protectionistisch effect aantonen. Eigen productie
vooruithelpen door de aankoop van buitenlandse producten te verhinderen.
i. Humblot zaak: de grens voor de belasting lag op 16 PK. Al de
geïmporteerde auto’s hadden meer en alle nationaal geproduceerde
auto’s hadden minder.
c. Remedie: protectionistisch effect doen verdwijnen.
5) De in Globo test:
Vrij verkeer van goederen
Onderscheid tussen vrij verkeer van goederen en diensten:
1) Zaak schindler: bij een lotto-ticket primeert het dienstenaspect over het goed.
Harmonisatie?
Zie:
1) Chocolade richtlijn:
a. Maximumharmonisatie (art. 4)
b. Voor zaken die niet worden vermeld in richtlijn (vb. verpakking per stuk),
terugvallen op verdrag.
i. Georg schwarz.
2) Transversale harmonisatie – oneerlijke B2C praktijken (UCPD)
a. Afwijken?
i. Doel = consumentenbescherming => maximum harmonisatie
ii. Ander doel => richtlijn is niet toepasselijk.
b. Zie belgische regel over verkoop verlies.
i. want maximumharmonisatie en de richtlijn sprak er niet over.
ii. Vervolgens zelfde regel, maar dan in voordeel van marktpraktijken =>
toegelaten.
c. Deur aan deur verkoop valt er onder.
Stap 1(a): toepassingsgebied vrij verkeer van goederen
1) Goed: zeer ruime interpretatie door het Hof.
a. Commissie v. Italië (kunstschatten)
i. in geld waardeerbaar
ii. voorwerp van een handelstransactie
b. Commissie v. België (waalse afvalstoffen)
i. Ook met negatieve waarde.
2) Gedrag van een lidstaat: zeer ruime interpretatie door het Hof.
a. Commissie v. België (waalse afvalstoffen)
i. Ook federale entiteiten. Europa kijkt niet naar de staatsstructuur.
b. NMBS
i. Ook publieke ondernemingen
c. Just buy irish:
i. Ook maatregelen die zelf geen bindende kracht hebben en van een
private organisatie komen, maar wel ondersteun zijn door de overheid.
1. Gefinancierd en akkoord door de regering.
d. Spaanse aardbeien:
i. Het niet-handelen van een lidstaat.
1. Vroeger schending van plicht tot loyale medewerking (Art. 4
VEU), Nu verordening 2679/98.
, e. Delhaize:
i. Artikel 35 is horizontaal rechtstreeks toepasselijk. Impact op puur
horizontale situaties.
f. Fra.bo:
i. Gate-keeping van particulieren.
1. Via wetgeving en feitelijke controle zijn ze actief alsof ze een
overheid zijn.
2. Enkel wanneer een private organisatie veel macht heeft en
erkend is door de overheid.
3) Grensoverschrijdend element: ruime interpretatie: iedere grens is relevant.
a. Carbonati:
i. Ook interne grens van bijvoorbeeld een dorp, zolang deze de invloed of
export maar beïnvloedt.
Stap 1(b): welk artikel?
Tarifaire belemmeringen:
1) Viamar: de verhouding tussen artikel 30 en artikel 110 VWEU. Registratiebelasting
moeten betalen in Griekenland maar kreeg dit niet terug. Registratiebelasting valt
normaal onder artikel 110 VWEU, maar hier was het de facto een heffing om een grens
over te steken.
Artikel 30 VWEU – Heffingen
Een heffing is een in of uitvoerrecht dat kan worden teruggevonden in het douanewetboek.
1) Vroeger:
a. Van Gend & Loos:
i. Functionele lezing van het verbod. De verplaatsing naar een nieuwe
categorie in het douanewetboek wordt gelijkgesteld met een
verhoging.
ii. Rechtstreekse werking van het EU-recht.
2) Vandaag: in- en uitvoerrechten zijn verboden.
Artikel 30 VWEU – Heffing van gelijke werking
1) Begrip:
a. Commissie v. België en Luxemburg (peperkoeken):
i. Een heffing van gelijke werking heeft hetzelfde doel als een heffing,
maar is niet terug te vinden in het douanewetboek.
ii. Noodzakelijke aanvulling van het verbod: ook maatregelen die tot
dezelfde discriminerende of protectionistische resultaten leiden.
b. Commissie v. Italië (statistieken):
i. Eenzijdig opgelegd
ii. Geldelijke last
iii. Opgelegd wegens grensoverschrijding
1. Ook binnen één lidstaat (Carbonati)
iv. Geen douanerecht is in eigenlijke zin
v. Hoe gering ook en ongeacht het doel (diamantarbeiders)
vi. Zelfs wanneer ze niet ten behoeve van de staat is, niet
discriminirerend/protectionistisch en geen concurrentie met nationale
productie is. => absoluut verbod.
, vii. Effect= ingevoerde product is duurder.
2) Drie zaken die buiten het toepassingsgebied vallen:
a. Vergoeding van een specifieke dienst
b. Vergoeding opgelegd door EU-recht (=positieve integratie)
c. Binnenlandse belasting (Art. 110 VWEU).
3) Remediëring:
a. Van Gend en Loos:
i. Verticale rechtstreekse werking: je kan tegen lidstaat inroepen.
b. San giorgio:
i. Je kan terugbetaling eisen, maar geen verrijking/overcompensatie.
ii. Na doorrekening aan geen consument geen vergoeding meer.
4) Rechtvaardiging:
a. Geen rechtvaardiging maar wel drie situaties die buiten het toepassingsgebied
vallen.
Artikel 110 VWEU – Binnenlandse belasting
1) Begrip:
a. Geldelijke lasten die deel uitmaken van algemeen systeem van binnenlandse
heffingen, waardoor nationale producten en ingevoerde producten volgens
dezelfde criteria stelselmatig worden belast.
b. Van welke aard ook (accijnzen, verbruiks of gebruiksbelasting,
registratierechten, verkeersbelasting, belasting op inverkeerstelling.)
2) Situaties waarin er geen restrictie kan zijn:
i. Vinal/Orbat:
1. Fiscale autonomie lidstaten om een rechtmatig industrieel
beleid te voeren.
2. Wanneer er een verschil is in belastingen obv objectieve criteria
die onafhankelijk zijn van de oorsprong van de producten => dan
is er volgens stap 2 geen restrictie.
ii. Danske Bilimportorer:
1. bij gebrek aan nationale productie, kan er geen protectionistisch
effect zijn. Er kan dan dus geen restrictie zijn zoals in stap 2.
3) Gelijksoortige producten – Artikel 110, §1 VWEU:
a. Commissie v. Denemarken:
i. Producten die op basis van objectieve kenmerken zeer gelijkaardig zijn.
ii. Of de consument gebruikt ze voor dezelfde behoeften.
b. Functionele maar strenge uitlegging.
c. Juridische toets: elk verschil is voldoende
d. Remedie: gelijktrekking in eender welke richting.
4) Concurrerende producten – Artikel 110, §2 VWEU:
a. Obv subsititueerbaarheidstest: als de prijs van X stijgt, verander je dan naar Y?
b. Juridische toets: protectionistisch effect aantonen. Eigen productie
vooruithelpen door de aankoop van buitenlandse producten te verhinderen.
i. Humblot zaak: de grens voor de belasting lag op 16 PK. Al de
geïmporteerde auto’s hadden meer en alle nationaal geproduceerde
auto’s hadden minder.
c. Remedie: protectionistisch effect doen verdwijnen.
5) De in Globo test: