Sociale psychologie
0 Introductie
0.1 AFKORTINEN EN VAKTERMEN
Pp(n) = proefperso(o)n(en)
PsPp(n) = pseudoproefperso(o)n(en)
Pd= proefdier
Exp=experiment
Ψ= psychologie
Socius= de ander in de sociale situatie
OV= onafhankelijke variabele (zaken die we gaan manipuleren;
AV= afhankelijke variabele
0.2 DE GROTE EXPERIMENTEN
- Het Stanford gevangenisexperiment van Zimbardo
- De experimenten van Darley en Latané rond hulpverlenend gedrag
- Het gehoorzaamheidsexperiment van Milgram
- Het experiment rond instrumentele sociale beïnvloeding van Sherif
- Het experiment rond normatieve sociale beïnvloeding van Asch
- Het Bobo-doll experiment van Bandura
- De experimenten rond aangeleerde hulpeloosheid van Seligman
- De experimenten rond cognitieve dissonantie van Festinger
1 Wat is sociale psychologie
Je wordt ALTIJD door andere beïnvloed
Dus: zowat alle gedrag is sociaal gedrag
Maar hier: meestal de expliciete interactie tussen individuen
We worden beïnvloed door anderen, of we willen of niet
1.1 STUDIEOBJECT EN DEFINITIE
Het materiële object:
Hoe wordt het gedrag van individuen beïnvloed door (het gedrag van) anderen?
Bewust
Beïnvloedi
ng Onbewus
t
Expliciet
Beïnvloedi
ng Impliciet
Het formele object
Wat zijn de wetmatigheden hierin?
, Algemene Sociale
Sociologie
Psychologi Psychologi
e e
1.1.1 DEFINITIE ALLPORT
Sociale psychologie is de studie die tracht te begrijpen, verklaren en voorspellen hoe
de gedachten, gevoelens en gedragingen van een individu worden beïnvloed door de
geobserveerde, ingebeelde of impliciete gedachten gevoelen en gedragingen van
anderen
1.4 WEKWIJZE VAN DE SOCIALE PSYCHOLOGIE
1.4.1 DRIE DIMENSIES
1.4.1.1 Breedte – dimensie
- Zo breed mogelijk onderzoek uitvoeren – zo veel mogelijk aspecten van de
(sociale) psychologie onderzoeken
Attitudes, waarneming, beïnvloeding, opvattingen en gedragingen
- Totale populatie zo dicht mogelijk benaderen
Onderzoeksgroep/ steekproef dient alles te representeren
1.4.1.2 Diepte – dimensie
- Filosofische benadering – wil mens onder oppervlakte en gedrag bekijken
(sociale geaardheid)
- Niet eenvoudig black box – hypothetische constructen
- Dieptepsychologie (Freud)
- Onbewuste inhouden en dynamieken
1.4.1.3 Hoogte – dimensie
- Theorie moet in hoogte gebouwd zijn
Bevinding op bevinding – theorie op theorie
- Basis = empirische vaststellingen
- Hypothetisch deductief werken: vanuit theorie proberen evidentie te vinden in
de empirie
PROBLEEM: overdaad aan theorieën en empirisch materiaal
Allerlei theorieën kunnen elkaar overlappen of tegenspreken – zo geheel niet
controleerbaar/ hanteerbaar
1.4.2 HET EXPERIMENT ALS METHODE
Vaak gebruikte methode om causale wetmatigheden te zoeken en te verklaren
Vormt stevige basis in de theorievorming
, 1.4.2.1 Voordelen
- Labosituatie: situatie waarin je alle onafhankelijke variabelen en alle storende
factoren zoveel mogelijk onder controle kunt houden
- Onafhankelijke variabelen: veranderingen die je aanbrengt in omgeving –
manipulaties
- Afhankelijke variabelen: factor die wijzigt door onafhankelijke variabelen (bv.
gedrag)
- Storende factoren: omgevingssituaties/ persoonseigenschappen die niet
algemeen geldend zijn en resultaat vertekenen
Deze zaken onder controle = herhaalbaar
Dezelfde omstandigheden zouden leiden tot dezelfde resultaten
1.4.2.2 Nadelen
- Experiment vaak moeilijk praktisch uitvoerbaar
- Storende factoren bedwingen is omslachtig
- Deontologie – emotionele nadelen/ belastend voor proefpersoon
- Reactief gedrag: gedrag uitgelokt bij inlichting van experiment
- Demand characteristics: pp gedraagt zich zoals hij verwacht zich te moeten
gedragen – op basis van bepaalde signalen die hij meent te vangen van
proefleider/ proefopstelling
- Geen grote externe validiteit
Proefleiderseffecten
- Selffulfilling prophecy: dat wat verwacht wordt, zal ook optreden, net omdát
het verwacht wordt.
- Pygmalion- effect: hogere verwachtingen leiden tot betere prestaties
Linken aan halo – en horn effect
Oplossen met coverstory:
Ppn lokken naar ‘gecamoufleerd’ laboratorium schijnbaar alledaagse situatie
- Onopvallende metingen: observaties tijdens experiment niet opvallen
- Dubbelblind experiment: proefpersoon/ onderzoeker weet niet wie tot welke
groep behoort (experimentele of controlegroep)
2 Hulpverlenend gedrag
Plato:
- Mensen zoeken enkel sociaal contact om hier voordeel uit te halen voor
zichzelf, niet uit behoefte aan anderen
- Mens is egoïstisch
Toch: vaak tegenovergesteld gedrag: altruïsme
- Ander centraal stellen
- Gedrag waar je zelf geen voordeel uit haalt
Maar: bestaat zo’n gedrag wel?
Beter spreken van hulpverlenend gedrag
, Ofwel de empathie-altruïsme-hypothese toepassen …
2.1 KITTY GENOVESE
Queens, New York, 1964
- 3u ’s nachts
- 3x aangevallen
- Totale duur: 32’
- 17 messteken
- 38 omwonenden/ getuigen
2.2 DIFFUSIE VAN DE VERANTWOORDELIJKHEID
2.2.1 DARLEY & LATANÉ
Bystander apathy
Verklaring: diffusie van de verantwoordelijkheid
Paradoxaal fenomeen
- Meer getuigen, statisch méér kans dat iemand helpt
- Maar:
o Verantwoordelijkheid spreiden
o Minder schuldgevoel achteraf
- Experimenteel onderzocht
Experiment 1
- Groepsdiscussie (intercom) over het leven op unief – wist niet van exp af
- 3 condities
- Epilepsie aanval door PsPp
- AV: al dan niet helpen door de Pp binnen de 60”
Conditie Behalve Pp Helpen binnen 60”
Pp & 1 PsPp Geen hulpverlener 85%
Pp & 2 PsPpn Één hulpverlener 62%
Pp & 5 PsPpn 4 hulpverleners 31%
- Zelfde principe heeft rol gespeeld bij de moord op Kitty
Experiment 2
- Wat indien Pp zélf in nood verkeert?
- Mannelijke student in wachtkamer, interview voorbereiden
- Witte rook
o Na 4’ zeer dichte rook
o Na 6’ bevrijd
- AV: reageren binnen 4’
Conditie Binnen 4’ Theoretische kans Opmerken
rook
Alleen 75% 98% 1-(1-0,75)3 5”
Pp & 2♂PsPpn 10% 27% 1-(1-0,10)3 20”
3♂naïve Ppn 38% / 20”
0 Introductie
0.1 AFKORTINEN EN VAKTERMEN
Pp(n) = proefperso(o)n(en)
PsPp(n) = pseudoproefperso(o)n(en)
Pd= proefdier
Exp=experiment
Ψ= psychologie
Socius= de ander in de sociale situatie
OV= onafhankelijke variabele (zaken die we gaan manipuleren;
AV= afhankelijke variabele
0.2 DE GROTE EXPERIMENTEN
- Het Stanford gevangenisexperiment van Zimbardo
- De experimenten van Darley en Latané rond hulpverlenend gedrag
- Het gehoorzaamheidsexperiment van Milgram
- Het experiment rond instrumentele sociale beïnvloeding van Sherif
- Het experiment rond normatieve sociale beïnvloeding van Asch
- Het Bobo-doll experiment van Bandura
- De experimenten rond aangeleerde hulpeloosheid van Seligman
- De experimenten rond cognitieve dissonantie van Festinger
1 Wat is sociale psychologie
Je wordt ALTIJD door andere beïnvloed
Dus: zowat alle gedrag is sociaal gedrag
Maar hier: meestal de expliciete interactie tussen individuen
We worden beïnvloed door anderen, of we willen of niet
1.1 STUDIEOBJECT EN DEFINITIE
Het materiële object:
Hoe wordt het gedrag van individuen beïnvloed door (het gedrag van) anderen?
Bewust
Beïnvloedi
ng Onbewus
t
Expliciet
Beïnvloedi
ng Impliciet
Het formele object
Wat zijn de wetmatigheden hierin?
, Algemene Sociale
Sociologie
Psychologi Psychologi
e e
1.1.1 DEFINITIE ALLPORT
Sociale psychologie is de studie die tracht te begrijpen, verklaren en voorspellen hoe
de gedachten, gevoelens en gedragingen van een individu worden beïnvloed door de
geobserveerde, ingebeelde of impliciete gedachten gevoelen en gedragingen van
anderen
1.4 WEKWIJZE VAN DE SOCIALE PSYCHOLOGIE
1.4.1 DRIE DIMENSIES
1.4.1.1 Breedte – dimensie
- Zo breed mogelijk onderzoek uitvoeren – zo veel mogelijk aspecten van de
(sociale) psychologie onderzoeken
Attitudes, waarneming, beïnvloeding, opvattingen en gedragingen
- Totale populatie zo dicht mogelijk benaderen
Onderzoeksgroep/ steekproef dient alles te representeren
1.4.1.2 Diepte – dimensie
- Filosofische benadering – wil mens onder oppervlakte en gedrag bekijken
(sociale geaardheid)
- Niet eenvoudig black box – hypothetische constructen
- Dieptepsychologie (Freud)
- Onbewuste inhouden en dynamieken
1.4.1.3 Hoogte – dimensie
- Theorie moet in hoogte gebouwd zijn
Bevinding op bevinding – theorie op theorie
- Basis = empirische vaststellingen
- Hypothetisch deductief werken: vanuit theorie proberen evidentie te vinden in
de empirie
PROBLEEM: overdaad aan theorieën en empirisch materiaal
Allerlei theorieën kunnen elkaar overlappen of tegenspreken – zo geheel niet
controleerbaar/ hanteerbaar
1.4.2 HET EXPERIMENT ALS METHODE
Vaak gebruikte methode om causale wetmatigheden te zoeken en te verklaren
Vormt stevige basis in de theorievorming
, 1.4.2.1 Voordelen
- Labosituatie: situatie waarin je alle onafhankelijke variabelen en alle storende
factoren zoveel mogelijk onder controle kunt houden
- Onafhankelijke variabelen: veranderingen die je aanbrengt in omgeving –
manipulaties
- Afhankelijke variabelen: factor die wijzigt door onafhankelijke variabelen (bv.
gedrag)
- Storende factoren: omgevingssituaties/ persoonseigenschappen die niet
algemeen geldend zijn en resultaat vertekenen
Deze zaken onder controle = herhaalbaar
Dezelfde omstandigheden zouden leiden tot dezelfde resultaten
1.4.2.2 Nadelen
- Experiment vaak moeilijk praktisch uitvoerbaar
- Storende factoren bedwingen is omslachtig
- Deontologie – emotionele nadelen/ belastend voor proefpersoon
- Reactief gedrag: gedrag uitgelokt bij inlichting van experiment
- Demand characteristics: pp gedraagt zich zoals hij verwacht zich te moeten
gedragen – op basis van bepaalde signalen die hij meent te vangen van
proefleider/ proefopstelling
- Geen grote externe validiteit
Proefleiderseffecten
- Selffulfilling prophecy: dat wat verwacht wordt, zal ook optreden, net omdát
het verwacht wordt.
- Pygmalion- effect: hogere verwachtingen leiden tot betere prestaties
Linken aan halo – en horn effect
Oplossen met coverstory:
Ppn lokken naar ‘gecamoufleerd’ laboratorium schijnbaar alledaagse situatie
- Onopvallende metingen: observaties tijdens experiment niet opvallen
- Dubbelblind experiment: proefpersoon/ onderzoeker weet niet wie tot welke
groep behoort (experimentele of controlegroep)
2 Hulpverlenend gedrag
Plato:
- Mensen zoeken enkel sociaal contact om hier voordeel uit te halen voor
zichzelf, niet uit behoefte aan anderen
- Mens is egoïstisch
Toch: vaak tegenovergesteld gedrag: altruïsme
- Ander centraal stellen
- Gedrag waar je zelf geen voordeel uit haalt
Maar: bestaat zo’n gedrag wel?
Beter spreken van hulpverlenend gedrag
, Ofwel de empathie-altruïsme-hypothese toepassen …
2.1 KITTY GENOVESE
Queens, New York, 1964
- 3u ’s nachts
- 3x aangevallen
- Totale duur: 32’
- 17 messteken
- 38 omwonenden/ getuigen
2.2 DIFFUSIE VAN DE VERANTWOORDELIJKHEID
2.2.1 DARLEY & LATANÉ
Bystander apathy
Verklaring: diffusie van de verantwoordelijkheid
Paradoxaal fenomeen
- Meer getuigen, statisch méér kans dat iemand helpt
- Maar:
o Verantwoordelijkheid spreiden
o Minder schuldgevoel achteraf
- Experimenteel onderzocht
Experiment 1
- Groepsdiscussie (intercom) over het leven op unief – wist niet van exp af
- 3 condities
- Epilepsie aanval door PsPp
- AV: al dan niet helpen door de Pp binnen de 60”
Conditie Behalve Pp Helpen binnen 60”
Pp & 1 PsPp Geen hulpverlener 85%
Pp & 2 PsPpn Één hulpverlener 62%
Pp & 5 PsPpn 4 hulpverleners 31%
- Zelfde principe heeft rol gespeeld bij de moord op Kitty
Experiment 2
- Wat indien Pp zélf in nood verkeert?
- Mannelijke student in wachtkamer, interview voorbereiden
- Witte rook
o Na 4’ zeer dichte rook
o Na 6’ bevrijd
- AV: reageren binnen 4’
Conditie Binnen 4’ Theoretische kans Opmerken
rook
Alleen 75% 98% 1-(1-0,75)3 5”
Pp & 2♂PsPpn 10% 27% 1-(1-0,10)3 20”
3♂naïve Ppn 38% / 20”