Inhoudsopgave 4. Het perfectioneren van de tempelbouw als opdracht voor de goden
1. Inleiding: Griekenland <-> Rome 4.1. Algemene kenmerken van de zuilen
2. Proto-Griekse erfenis 4.2. De archaïsche fase: perfectionering van het tempelplan
3. Verenigd in de diversiteit: de polis 4.3. De klassieke fase: architectuur, kunst en wetenschap
5. Stadsplanning en theaterarchitectuur: integratie in het landschap
1) Inleiding
GRIEKENLAND <-> ROME
• Continuïteit en diversiteit: de discussie: Winckelmann, Piranesi,Hittorff > spanningsveld tussen pure esthetiek en
ingenieurskunst
•Producten van andere maatschappelijke en culturele context
1. Maatschappelijke organisatie: de polis (G) versus het imperium (R)
2. Culturele verschillen en invloeden: perfectie, weinig variatie (G) versus assimilatie (R)
3. Bouwtechnische evoluties: zuil/architraaf (G) versus muur en gewelf (R)(massiever, meer variatie en volume)
Tempelsite van Phaestum, een van de best bewaarde Griekse tempel in Italië. Bestudeerd door 18e E arch.
Piranesi: toont de constructieve logica, oppositie tss architectuur en omgeving
Winckelmann: nadruk op culturele verfijning, harmonie tss natuur en architectuur
Diagonale benadering, beide aanzichten
GELIJKHEID: gebruik van de zuilen, voorkeur voor
tempeltypologie, polychromie
2) Verenigd in de diversiteit : de polis
• Geografische versnippering • De Goden van de Olympos
• Hellenisten (taalmachtig) versus barbaroi (n) • Pan-Helleense plaatsen– Pan (alle) + Hellas (Griekenland)
• Filosofie = De goden van de Olympos worden geeerd en zijn voor allen toegankelijk, neutrale plaats
Stijlfases; Deze architectuurcultuur → 3 moederfases
1. Archaïsche fase (700-480BCE)
2. Klassieke fase (480-323BCE)
3. Hellenistische fase (323-30 BCE) (invloeden midden Oosten en vanuit Rome (door verovering))µ
3) Proto-griekse Erfenis
Myceense beschaving <> Minoïsche beschaving (2000-1400/1100 BCE)
Het paleis van Knokkos en de leeuwenpoort van Mycene, bakermat van de griekse beschaving
• Kreta (2000BCE-1100BCE)
• Realisme en harmonie met natuur
, • Polychromie
• Megaron als tempel
• Zuil-architraafsysteem
➔ Dit zijn kenmerken die later behoren tot de antieke Griekse architectuur
Genres: zuilen in antis
Pro-style→ enkel zuilen in de voorgevel
Peristyle of peripteraal → zuilen rondom de tempel
Dipteraal→ door 2 rijen omgeven
Omschrijven op examen: rechthoekig grondvlak gebaseerd op megarongrondplan, bestaande uit 3 ruimtes: .........,
cella, adyton en met 3 soorten positioneringen van de zuilen die tempelsoorten bepalen : Pro, peristyle, dipteraal.
Kenmerken Proto-Griekse Erfenis
-Megaronplan
-Zuil-architraaf constructie
-Tempelfronton
-Polychromie
-Realisme
4) Het perfectioneren van de tempel als opdracht voor de goden
ZUILEN: bij grieks altijd vrijstaand!!!
• Constructief
• Stilistisch (Dorisch (tempels), Ionisch en Korintisch)
• Maatvoering en proportie
• Tempelordes of tempelgenre
Algemene kenmerken van de zuilen
- Modulus -> Diameter gemeten aan de voet van de zuil alsmaat voor het gebouw
- Intercolumnië -> tussenruimte tussen de zuilen
- Tempelgenre
- Orde = Renaissance construct
,De archaische fase:
700 BCE tot 480 BCE
• Politieke instabiliteit maar culturele bloei
• Experiment (streven naar perfectie) via trial and error
• Streven naar realisme
• Harmonie met het landschap (axiale-hoek benadering)
• Standaardisering > zoeken naar oplossingen i.v.m.grondplan, verhoudingen in het gebouw en onderdelen ervan
Hera I, phaestum, 530BCE, peripterale tempel maar cella door midden gedeeld!, in Klassieke fase niet meer het geval
Formule opbouw zuilen : #zuilen voorzijde * 2 +1 = #zuilen zijkant
Aantal afwijkingen met norm: cella opgedeeld en intercolumnië is niet overal gelijk
Echinis lijkt verplet te zijn door de abacus
In Hera II worden deze fouten rechtgezet
- Entasis is subtieler
- De hoeken kloppen deels (zuil steekt uit)
- Echinus en abacus gepropotioneerd
De Klassieke fase:
- 480 BCE-400BCE
- Eeuw van Athene
- Eeuw van Perikles
- Optische correcties
Parthenon : berekende volmaaktheid en optische correcties
• Arch.: Ichtinus en kalikrates
• Beeldhouwer: Phidias
• Opdrachtgever: Perikles
• Opgedragen aan Athene
Wat met triglief op de hoek? Hoekconflict
G: afstand tss zuilen verkleinen
R: triglief staat niet op de hoek, fries loopt nog even door
, Les 2: DE POLIS EN DE MEGAPOLIS
1 Inleiding:
1. Archeologie: Winckelmann en Piranesi
• Winckelmann: Griekse puurheid vs Romeinse “decadentie”
– Veroordeelt de antiquarische houding en overname elementen van andere culturen
• Piranesi: Expansie en organisatie van het rijk:
– Ziet de sterkte van assimilatie en integratie
– Functionalisme en Techniek -> infrastructuur, grootsteden
– Romeinse Barok -> propaganda en rijkdom
De basiskenmerken volgens Vitrivius (De Architectura, ca. 25/15 BCE – Vitruvius)
– Architectuur wordt voorgesteld als een belangrijke schakel in de constructie van het imperium
– architectuur als wetenschap
– Compleet beeld van de architectuur (schaal, typologie, …)
– voorstellingswijze van architectuur in grondplan, aanzicht en perspectief
– Componenten van de architectuur: Venustas (schoonheid), Firmitas (stevigheid), Utilitas (nut, functie)
– Theoretiseert de zuilen als tempelordes (3 Griekse ordes + 3 Romeinse ordes)
– Vitruvius-man / proportieleer
Problemen
– Vakjargon
– Geen originele illustraties
– Lost in translation
– Politiek instrument
2 Assimilatie, technisch vernuuft, functionalisme en barok (basiskenmerken)
1. Assimilatie
Expansie van het Romeinse Imperium
– Integratie
– Inspelen op lokale cultuur, techniek
– Overnemen van “nuttige” en “interessante” zaken -> Pragmatische aanpak
– Belangrijk: Grieks-Hellenistische cultuur, de Etruskische cultuur (belangrijkste invloeden)
Etruskische invloeden in de Romeinse architectuur
– Materiaalgebruik: beton, opus caementicum
– Toscaanse of Etruskische zuilenorde, ook decoratief
– Boog -> basis latere koepel en gewelfstructuren
– Sculptuur
Grieks-Hellenistische
– Zuilen, vooral decoratief (halfzuilen enz.)
– Klassieke vormentaal
– Typologiën (Tempelgrondplan- opstand, theater, zuilengalerij)
Oosterse
– Heerserscultus
– “Barok”
– Monumentale structuren