Deel 2: De lenzen:
basisconcepten uit de sociologie
Inhoud
1 Sociale structuur................................................................................................. 3
1.1 Sociale actoren en sociale posities................................................................3
1.2 Sociale relaties.............................................................................................. 4
1.2.1 Sociale relatie: interactie en communicatie............................................5
1.2.2 Sociale interactie als de som van betrekking en verhouding..................6
1.3 Sociale netwerken en systemen....................................................................8
1.3.1 Groepen.................................................................................................. 9
1.3.2 Collectiviteiten...................................................................................... 13
1.3.3 Sociale categorieën............................................................................... 14
1.4 Macht.......................................................................................................... 14
1.4.1 Begrip en bronnen van macht...............................................................14
1.4.2 Macht in organisaties............................................................................ 15
1.4.3 Gezag.................................................................................................... 17
1.5 Sociale stratificatie en sociale mobiliteit.....................................................18
1.5.1 Wat is sociale stratificatie?....................................................................18
1.5.2 Wat is sociale mobiliteit?.......................................................................19
1.5.3 Sociale stratificatie: van ongelijke rechten naar ongelijke kansen........20
1.5.4 Open en gesloten samenlevingen.........................................................24
2 Cultuur............................................................................................................... 26
2.1 Alledaagse opvattingen over cultuur...........................................................26
2.2 Culturalisering............................................................................................. 27
2.3 Cultuur als sociologisch concept.................................................................27
2.3.1 Nature/nurture...................................................................................... 28
2.3.2 Een veelheid aan definities...................................................................28
1
, 2.4 De componenten van het culturele systeem...............................................30
2.4.1 De materiële component.......................................................................30
2.4.2 De cognitieve component.....................................................................31
2.4.3 De normatieve component....................................................................31
2.5 Sociale rol.................................................................................................... 39
2.5.1 De sociale rol en rolvoorschriften..........................................................39
2.5.2 Rolbepaling........................................................................................... 40
2.5.3 Rolconflict............................................................................................. 40
2.5.4 Sociale status........................................................................................ 41
2.5.5 Statuscongruentie................................................................................. 42
2.6 Socialisatie.................................................................................................. 42
2.6.1 Wat is socialisatie?................................................................................ 42
2.6.2 Differentiële socialisatie........................................................................44
2.7 Diversiteit.................................................................................................... 48
2.7.1 Interculturele diversiteit........................................................................48
2.7.2 IntrAculturele diversiteit........................................................................49
2.7.3 Een breder diversiteitsbegrip................................................................52
3 Institutionalisering en instituties.......................................................................52
3.1 Inleiding....................................................................................................... 52
3.1.1 Institutionalisering en sociale instituties...............................................52
3.1.2 Institutionele discriminatie....................................................................54
3.1.3 De-institutionalisering...........................................................................54
3.2 Voorbeelden van instituties.........................................................................54
3.2.1 Het gezin............................................................................................... 54
3.2.2 Het zorgsysteem................................................................................... 59
3.2.3 Religie................................................................................................... 59
2
,1 Sociale structuur
1.1 Sociale actoren en sociale posities
- Sociale actoren = actoren die hun handelen afstemmen op dat van
andere actoren
- Geen passieve elementen elementen die via interpretaties van acties in
staat zijn te reageren op gedragingen van andere actoren
- Actoren = sociaal actief bepalende voor andere sociale actoren en ook
receptieve factor
- Actoren bepaald door andere actoren
- Zijn zowel personen, groepen als instellingen
- Onderscheiden op verschillende analyseniveaus
- Groep, organisatie of samenleving sociale actoren
- Sociale actoren beschikken over sociale locatie
- Sociaal handelen: verwijst locatie naar plaats waar sociale actoren zich
bevinden en van waaruit ze sociaal handelen
- Sociale locatie krijgt in sociaal handelen maar betekenis doorheen relaties
waarmee sociale actor in sociaal netwerk treedt = sociale positie van
sociale actor, plaats of locatie van actor in relatie met andere posities van
bepaald sociaal netwerk
- Elke sociale positie impliceert netwerk van andere posities die ermee
verbonden zijn
- Sociale positie alleen definiëren door verwijzing naar andere sociale positie
elke positie = knooppunt van waaruit relaties met andere
positiebekleders vertrekken
- Sociale positie krijgt een naam benoemen staat los van persoon die
positie bekleedt
- Positie meestal onvervangbaar in organisatie persoon makkelijker te
vervangen
- Sociale posities omkaderd door middel van juridische regels of producers
- Twee basismechanisme om sociale posities te bekleden
Toegewezen (toegeschreven) posities
- Komen het individu toe zonder zijn toedoen. Op basis van ‘objectieve’
criteria zoals geslacht, leeftijd, familiebanden, geboorte.
- Adellijke titels, slavernij, koningschap
3
, Verworven posities
- Komen het individu toe op basis van zijn individuele presentaties,
inspanningen, activiteiten, ijver of ervaring.
- Bepaalde job, carrière
Opm.: Toegewezen positie hangt samen met maatschappelijke context (bv
delokalisatie)
- Competenties beschouwen als voorwaarden waardoor mensen worden
toegelaten tot bepaalde sociale posities in organisatie of samenleving
- Impact van toewijzing op basis van sociaaleconomische status (SES) van
herkomst en op basis van geslacht niet onderkend
- Element niet zien/erkennen element van bepaalde ideologie die er
belang bij heeft dat persoonlijke verdienste in bekleden van bepaalde
sociale positie wil benadrukken ten koste van stuk sociale bepaaldheid
vanuit toewijzing
- Belangrijk aandachtspunt: sociale positie die actor toegewezen krijgt of
verwerft niet afhankelijk is van individuele prestaties of persoonlijke
kenmerken bepaald door maatschappelijke context
1.2 Sociale relaties
- Sociaal handelen van sociale actoren gebeurt binnen sociaal systeem
- Sociale relatie = structurele inbedding van interactie en communicatie
tussen twee of meer sociale actoren vanuit hun sociale positie
- Verbonden door middel van sociale relaties = sociaal netwerk
- Afgegrensd = sociaal systeem
- Sociale relaties concreet opgevat worden als structurele neerslag van
interactie en communicatie tussen actoren vanuit sociale positie
4
basisconcepten uit de sociologie
Inhoud
1 Sociale structuur................................................................................................. 3
1.1 Sociale actoren en sociale posities................................................................3
1.2 Sociale relaties.............................................................................................. 4
1.2.1 Sociale relatie: interactie en communicatie............................................5
1.2.2 Sociale interactie als de som van betrekking en verhouding..................6
1.3 Sociale netwerken en systemen....................................................................8
1.3.1 Groepen.................................................................................................. 9
1.3.2 Collectiviteiten...................................................................................... 13
1.3.3 Sociale categorieën............................................................................... 14
1.4 Macht.......................................................................................................... 14
1.4.1 Begrip en bronnen van macht...............................................................14
1.4.2 Macht in organisaties............................................................................ 15
1.4.3 Gezag.................................................................................................... 17
1.5 Sociale stratificatie en sociale mobiliteit.....................................................18
1.5.1 Wat is sociale stratificatie?....................................................................18
1.5.2 Wat is sociale mobiliteit?.......................................................................19
1.5.3 Sociale stratificatie: van ongelijke rechten naar ongelijke kansen........20
1.5.4 Open en gesloten samenlevingen.........................................................24
2 Cultuur............................................................................................................... 26
2.1 Alledaagse opvattingen over cultuur...........................................................26
2.2 Culturalisering............................................................................................. 27
2.3 Cultuur als sociologisch concept.................................................................27
2.3.1 Nature/nurture...................................................................................... 28
2.3.2 Een veelheid aan definities...................................................................28
1
, 2.4 De componenten van het culturele systeem...............................................30
2.4.1 De materiële component.......................................................................30
2.4.2 De cognitieve component.....................................................................31
2.4.3 De normatieve component....................................................................31
2.5 Sociale rol.................................................................................................... 39
2.5.1 De sociale rol en rolvoorschriften..........................................................39
2.5.2 Rolbepaling........................................................................................... 40
2.5.3 Rolconflict............................................................................................. 40
2.5.4 Sociale status........................................................................................ 41
2.5.5 Statuscongruentie................................................................................. 42
2.6 Socialisatie.................................................................................................. 42
2.6.1 Wat is socialisatie?................................................................................ 42
2.6.2 Differentiële socialisatie........................................................................44
2.7 Diversiteit.................................................................................................... 48
2.7.1 Interculturele diversiteit........................................................................48
2.7.2 IntrAculturele diversiteit........................................................................49
2.7.3 Een breder diversiteitsbegrip................................................................52
3 Institutionalisering en instituties.......................................................................52
3.1 Inleiding....................................................................................................... 52
3.1.1 Institutionalisering en sociale instituties...............................................52
3.1.2 Institutionele discriminatie....................................................................54
3.1.3 De-institutionalisering...........................................................................54
3.2 Voorbeelden van instituties.........................................................................54
3.2.1 Het gezin............................................................................................... 54
3.2.2 Het zorgsysteem................................................................................... 59
3.2.3 Religie................................................................................................... 59
2
,1 Sociale structuur
1.1 Sociale actoren en sociale posities
- Sociale actoren = actoren die hun handelen afstemmen op dat van
andere actoren
- Geen passieve elementen elementen die via interpretaties van acties in
staat zijn te reageren op gedragingen van andere actoren
- Actoren = sociaal actief bepalende voor andere sociale actoren en ook
receptieve factor
- Actoren bepaald door andere actoren
- Zijn zowel personen, groepen als instellingen
- Onderscheiden op verschillende analyseniveaus
- Groep, organisatie of samenleving sociale actoren
- Sociale actoren beschikken over sociale locatie
- Sociaal handelen: verwijst locatie naar plaats waar sociale actoren zich
bevinden en van waaruit ze sociaal handelen
- Sociale locatie krijgt in sociaal handelen maar betekenis doorheen relaties
waarmee sociale actor in sociaal netwerk treedt = sociale positie van
sociale actor, plaats of locatie van actor in relatie met andere posities van
bepaald sociaal netwerk
- Elke sociale positie impliceert netwerk van andere posities die ermee
verbonden zijn
- Sociale positie alleen definiëren door verwijzing naar andere sociale positie
elke positie = knooppunt van waaruit relaties met andere
positiebekleders vertrekken
- Sociale positie krijgt een naam benoemen staat los van persoon die
positie bekleedt
- Positie meestal onvervangbaar in organisatie persoon makkelijker te
vervangen
- Sociale posities omkaderd door middel van juridische regels of producers
- Twee basismechanisme om sociale posities te bekleden
Toegewezen (toegeschreven) posities
- Komen het individu toe zonder zijn toedoen. Op basis van ‘objectieve’
criteria zoals geslacht, leeftijd, familiebanden, geboorte.
- Adellijke titels, slavernij, koningschap
3
, Verworven posities
- Komen het individu toe op basis van zijn individuele presentaties,
inspanningen, activiteiten, ijver of ervaring.
- Bepaalde job, carrière
Opm.: Toegewezen positie hangt samen met maatschappelijke context (bv
delokalisatie)
- Competenties beschouwen als voorwaarden waardoor mensen worden
toegelaten tot bepaalde sociale posities in organisatie of samenleving
- Impact van toewijzing op basis van sociaaleconomische status (SES) van
herkomst en op basis van geslacht niet onderkend
- Element niet zien/erkennen element van bepaalde ideologie die er
belang bij heeft dat persoonlijke verdienste in bekleden van bepaalde
sociale positie wil benadrukken ten koste van stuk sociale bepaaldheid
vanuit toewijzing
- Belangrijk aandachtspunt: sociale positie die actor toegewezen krijgt of
verwerft niet afhankelijk is van individuele prestaties of persoonlijke
kenmerken bepaald door maatschappelijke context
1.2 Sociale relaties
- Sociaal handelen van sociale actoren gebeurt binnen sociaal systeem
- Sociale relatie = structurele inbedding van interactie en communicatie
tussen twee of meer sociale actoren vanuit hun sociale positie
- Verbonden door middel van sociale relaties = sociaal netwerk
- Afgegrensd = sociaal systeem
- Sociale relaties concreet opgevat worden als structurele neerslag van
interactie en communicatie tussen actoren vanuit sociale positie
4