Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien 4.2 TrustPilot
logo-home
Resume

17/20!! Financiële markten en producten samenvatting - Samenvatting boek + slides - J. Meir 2025

Note
-
Vendu
-
Pages
159
Publié le
25-05-2025
Écrit en
2024/2025

Samenvatting boek + slides + behandelde voorbeeldexamenvragen. Dit is een vak voor schakelstudenten.


















Oups ! Impossible de charger votre document. Réessayez ou contactez le support.

Infos sur le Document

Livre entier ?
Oui
Publié le
25 mai 2025
Nombre de pages
159
Écrit en
2024/2025
Type
Resume

Aperçu du contenu

FINANCIËLE MARKTEN EN
PRODUCTEN
MODULE 2: FINANCIËLE VERRICHTINGEN: BEURS
= beleggings- en financieringsverrichtingen via beurs (=financiële markt)

HOOFDSTUK 1: FINANCIËLE MARKTEN

ALGEMEEN

Wat is een financiële markt?

Financiële markt (=beurs) = markt waar financiële producten verhandeld worden

Markt = plaats waar vraag en aanbod samenkomt

Financiële producten = obligaties en aandelen



Visualisatie: financieel systeem (zonder bank)

Spaaroverschotten
Institutionele en
particuliere beleggers




Financiële markt


Obligaties (=VV) Aandelen (=EV)


Spaartekorten
Bedrijven + OH




Spaaroverschot: inkomen groter dan uitgaven

 Geld op overschot  beleggen
 Particuliere beleggers: mensen van de straat (gaat over weinig geld, zijn
met veel)
 Institutionele beleggers: pensioenfondsen, verzekeringsfondsen =
instellingen (veel geld met weinig)


Spaartekort: uitgaven groter dan inkomsten (wie: bedrijven of OH)

 Moeten tekort indekken en geld zoeken via 2 manieren

1

,  Obligaties uitgeven (vorm van Vreemd Vermogen, schulden die je aangaat
als je als bedrijf of OH obligaties uitgeeft)
o Bedrijfsobligaties
o Overheidsobligaties
 Aandelen uitgeven (H3) is vorm van EV, is kapitaal dat beleggers inbrengen
in bedrijf

Worden verhandeld op financiële markt

 Beleggers kopen obligaties en of aandelen op financiële markt



Vereenvoudigingen model

 Geen banken in model

 Bedrijf, OH EN gezinnen/particulieren hebben eigenlijk ook tekorten aan geld

 Bedrijven kunnen obligaties en aandelen uitdelen maar OH niet! OH kan geen
aandelen uitgeven (wel lenen van bank of obligaties uitdelen)



Geld te kort: financieringsverrichtingen om te korten te dekken

Geld te veel: beleggingsverrichtingen



Drie verschillen tussen obligaties en aandelen

1. Uitbetaling bij faling emittent (= uitgever obligatie/aandeel = bedrijf)
 Obligaties: VV dus schulden (minder risico)
 Aandelen: EV dus geen schulden (meer risico)

2. Opbrengst
 Obligaties: vooraf vastgelegd (=coupon) (=opbrengst in geld bv 20 euro,
geen percentages)
 Aandelen: niet vooraf vastgelegd (=dividend)

3. Looptijd
 Obligaties: eindige looptijd (meestal 5-10 jaar)
 Aandelen: oneindige looptijd



Waar staan aandelen en obligaties op de balans




2

,SOORTEN FINANCIËLE MARKTEN

Primaire markt VS secundaire markt

Primaire markt: verhandeling van nieuwe financiële producten

 Je kan enkel kopen als belegger met emittent als tegenpartij (bv: ik koop een
obligatie van het bedrijf Bekaert)

Secundaire markt: verhandeling van bestaande financiële producten

 Emittent speelt niet meer mee
 Financieel product wordt verhandelt tussen 2 beleggers
 Duurtijd langer dan primaire markt



Geldmarkt VS kapitaalmarkt

Geldmarkt: restlooptijd korter of gelijk aan 1 jaar (bv: aankoop ov verkoop obligatie van
3 mnd.)

Kapitaalmarkt: restlooptijd langer dan 1 jaar (bv: obligatie van 5 jr.)

Restlooptijd = het nog resterende deel van de oorspronkelijke looptijd (bv: obligatie mer
oorspronkelijke looptijd van vijf jaar heeft na twee jaar nog restlooptijd van drie jaar)

 Obligatie start op kapitaalmarkt, maar verloop van tijd verhuist naar de geldmarkt

Wat met aandelen? Restlooptijd is oneindig DUS wordt altijd verhandeld op kapitaalmarkt
en nooit op geldmarkt



Concrete markt VS abstracte markt

Concrete markt: waar kopers en verkopers elkaar fysiek ontmoeten (‘vloerhandel’ =
handel gebeurde op vloer waar beurs gevestigd werd)

Abstracte markt: is geen fysieke markt meer (‘geen vloerhandel’)  willen meer en
meer abstracte markt



Prijs gedreven markt VS order gedreven markt

Prijs gedreven markt (bv Nasdac)

 Eerst prijst vastleggen  prijs wordt vastgelegd door marktmaker
 Marktmaker afficheert continu koersen en prijzen van financiële producten
 Je verhandelt met marktmaker als tegenpartij tegen koers dat
marktmaker afficheert
 Koersprijzen: biedkoers < laatkoers (verschil = spread)
o Biedkoers: marktmaker koopt, belegger verkoopt
o Laatkoers: marktmaker verkoopt, belegger koopt
o Dan komen orders binnen

3

,Order gedreven markt

 Eerst orders binnenkomen = orders verzamelen
 Prijs vastleggen (V=A  P)  prijs wordt vastgelegd obv binnengekomen
order


Voorbeeld werking marktmaker

BIE LAAT AANBO VRAA MM
D D G
TIJDSTIP P te 25.1 25.30  400 100  +30
1 hoog 0 0
TIJDSTIP P te 24.7 24.90  200 400  -200  +10
2 laag 0 0
TIJDSTIP P te 24.8 25.00  300 350  -50  +50
3 laag 0
TIJDSTIP 24.8 25.05  310 340  -30  +20
4 5
30 123.5 29 757

Verschil = 366.5

Wel nog 20 aandelen over



Inkomsten = 29 757 (25.3 x 100 + 24.9 x 400 + 25 x 350 + 25.05 x 340)

Uitgaven = 30 123.5 (25.1 x 400 + 24.7 x 200 + 24.8 x 300 + 24.85 x 310)

Conclusie: uitgaven zijn groter dan inkomsten. Dit is een verrassend: ondanks een
spread van 20 cent boekt de marktmaker een verlies van 366.5.

Reden verlies: marktmaker heeft veel aandelen gekocht in begin toen hij nog hoge
koersen afficheerde en die nadien geleidelijk heeft verkocht tegen lagere koersen.
Tegenover verlies heeft MM nog 20 aandelen over die ook in rekening moeten worden
gebracht. Hij kan nog met winst eindigen als hij erin slaagt om die 20 aandelen te
verkopen aan een koers hoger dan 18.325 (366.5/20)



Aanbod: MM koopt, beleggers verkopen P is te laag: vraag hoger dan aanbod
Vraag: MM verkoopt, beleggers kopen P is te hoog: aanbod hoger dan vraag


Opmerkingen
1. Elk aandeel veelal ‘aangeboden’ door verschillende MM (concurrentie dus spread
kan niet te groot zijn)
2. Een marktmaker is veelal actief in verschillende aandelen
3. Geldt niet enkel voor aandelen, ook voor bv obligaties

4

,EURONEXT BRUSSEL (PUNT 4HB)


ONTSTAAN

 Opgericht als Brusselse beurs op 2 juli 1801.
 In september 2000 fusie met de beurzen van Brussel, Amsterdam en Parijs →
vorming van Euronext.
 2002: Portugese beurs en Londense derivatenbeurs LIFFE toegevoegd.
 2006: Overname door de New York Stock Exchange (NYSE) → vorming van
NYSE Euronext.
 2014: Overname door Intercontinental Exchange (ICE), waarna Euronext weer
zelfstandig werd via een beursintroductie.
 Uitbreidingen:
o 2018: Overname Ierse beurs.
o 2019: Overname Noorse beurs.
o 2021: Overname Italiaanse beurs Borsa Italiana.




DEELMARKTEN VAN EURONEXT BRUSSEL

 Eurolist: Voor grote, gevestigde bedrijven, opgesplitst in:
o Continuemarkt: Dagelijkse, continue prijsvorming.
o Fixingmarkt: Beperkte handel, prijsvorming 2x per dag.
 Euronext Access (voorheen Vrije Markt): Voor bedrijven met minimale
informatieverplichtingen.
 Euronext Growth (voorheen Alternext): Voor kleine en middelgrote
ondernemingen met strengere regels dan Euronext Access.
 Euronext Access+: Tussen Access en Growth, voor bedrijven die vrijwillig
regelmatiger communiceren.

Voorbeeld: Een start-up kan eerst noteren op Euronext Access, later doorgroeien naar
Euronext Growth en uiteindelijk naar Eurolist.



Belangrijkste financiële markten

 Euronext (Parijs, Amsterdam, Brussel, Lissabon)
 London Stock Exchange (London) Europa
 Deutsche Börse (Frankfurt)
 New York Stock Exchange (New York)
 Nasdaq (New York) VS
 Tokyo Stock Exchange (Tokyo)
 Shanghai Stock Exchange Azië (Shanghai)



5

,Voorbeeld aandeel KBC

 Genoteerd (= verhandeld) op Euronext (continumarkt, continu koersen)
 Koers (=prijs) = 76.24 euro (dd. 07/02/25)
 Aantal aandelen ≈ 417 mln
 Marktkapitalisatie ≈ 32 mld (=76.24 x 417 mln)
o Marktkapitalisatie = waarde die beleggers plakken op bedrijf
o = koers x aantal aandelen
o = marktwaarde
o = beurswaarde
o = beurskapitalisatie
o ≠ boekwaarde = waarde die boekhouders plakken op bedrijf (kijken naar
verleden)
 Marktwaarde bedrijf = (prijs per aandeel) x (aantal aandelen)
 Gemiddeld volume = gemiddeld aantal aandelen dat per dag verhandeld wordt
(≈ 750 000)
o Ratio 1: gemiddeld volume / aantal aandelen (=0.18%  750 000/471 mln)
 Betekenis: elke dag gemiddeld 0.18% aandelen KBC van eigenaar
wisselen
o Ratio 2: aantal aandelen / gemiddeld volume (=556  417 mln/750 000)
 Betekenis: aantal dagen dat gemiddeld duurt vooraleer aandeel van
eigenaar wisselt (om de +- 2 jaar wisselt een aandeel van eigenaar)




Voorbeeld aandeel MIKO

 Genoteerd op Euronext (fixing markt)
o Fixing markt = er worden maar twee koersen per dag gemaakt (VM/NM)
o Er wordt op slechts 2 momenten op een dag gehandeld
o Waarom? Er is te weinig handel op dat aandeel om hele dag handel te
voeren
o Welke aandelen op fixing markt? Aandelen van kleine bedrijven
 Koers = 51,20 euro (dd. 07/02/25)
 Aantal aandelen ≈ 1,24 mln
 Marktkapitalisatie ≈ 63 mln euro
 Gemiddeld volume ≈ 400
o Ratio 1: gemiddeld volume / aantal aandelen (=0.032%)
 Betekenis: 0.032% van het aantal aandelen wordt per dag
verhandelt
o Ratio 2: aantal aandelen / gemiddeld volume (=3100)
 Betekenis: aantal dagen dat gemiddeld duurt vooraleer aandeel van
eigenaar wisselt (aandeel Miko blijft gemiddeld meer dan 10 jaar bij
zelfde eigenaar voordat veranderd van eigenaar)




6

,HOOFDSTUK 2: OBLIGATIES

DEFINITIE

Obligatie = op lange termijn schuldvordering op emittent die belegger ‘vooraf
vastgelegde’ opbrengst garandeert

Schuldvordering = schuld + vordering

 Schuld: voor emittent
 Vordering: voor belegger

Belangrijke kenmerken

 Looptijd: meestal tussen 5 en 10 jaar
 Vast rendement: belegger ontvangt rente (coupon) op vaste tijdstippen
 Schuldvordering: belegger heeft een vordering op de emittent, wat betekent dat
het om vreemd vermogen gaat, niet om eigen vermogen



KENMERKEN

Papieren obligatie: bewaarder van papier had recht op opbrengst van obligatie (nu
online)

1. Naam van de emittent
• De emittent is de uitgever van de obligatie (overheid of bedrijf).
• Beleggers moeten letten op de kredietwaardigheid van de emittent.

2. Bedrag van de uitgifte & nominale waarde
• Uitgiftebedrag: totaal opgehaald kapitaal via de obligatie-uitgifte = totale
waarde van alle obligaties die emittent uitgeeft
• Nominale waarde: prijs per obligatie = wat je terugkrijgt op vervaldag voor
1 obligatie, bv. €1.000 (ook wel “coupure” genoemd).

3. Nominale rente & coupon
• Nominale rente: jaarlijks rentepercentage (bv. 2,75%).
• Coupon: vast bedrag dat de belegger ontvangt per obligatie (€27,50 bij
2,75% op €1.000). = nominale rente x nominale waarde

4. Looptijd & coupondatum
• Looptijd: periode tot terugbetaling, meestal 5-10 jaar.
• Coupondatum: dag waarop de jaarlijkse rente wordt uitbetaald.

5. Uitgifteprijs

7

, • A pari (100%): belegger betaalt de nominale waarde.
• Onder pari (<100%): belegger betaalt minder dan nominale waarde, hoger
rendement.
• Boven pari (>100%): belegger betaalt meer, lager rendement.
Enkel belangrijk indien je koopt op primaire markt  je betaalt: nominale waarde x
uitgifteprijs (vaak boven pari om kosten te dekken)  effectief/actuarieel
rendement < nom waarde

6. Gedematerialiseerde effecten
• Sinds 2008 enkel nog gedematerialiseerde obligaties (geen fysieke
stukken).
• Eigendom geregistreerd via een effectenrekening.




Coupon = nominale rente x nominale waarde = 2.75% x 1000 = 27.5

Uitgifteprijs = 101.875% ; nominale waarde = 1000 euro

 U betaalt 1 018,75 euro (= 1 000 x 101,875%)
 Effectief rendement (=actuarieel rendement = 2.455%) < nominale rente
(=2.75%)


STANDAARD-OBLIGATIE EN VARIANTEN

Standaard obligatie = normale obligatie

Eigenschappen van standaard obligatie (belangrijk)

1. Vaste en positieve rente
 Rente = nominale rente

8

, 2. Binnenlandse obligatie
3. Niet achtergesteld of bevoorrecht
4. Niet converteerbaar of met warrant


DEFINITIE EN STANDAARDOBLIGATIES

Een obligatie is een lange termijn schuldvordering met een vooraf vastgelegde
opbrengst.

Standaardobligaties hebben de volgende kenmerken:

 Vaste en positieve rente (bv. 2,75%) (nominale rente)  les 1 – 2u27
 Binnenlandse verplichting (uitgegeven in eigen land en munt)
 Niet achtergesteld of voorrecht (geen speciale terugbetalingsrechten)
 Niet converteerbaar of met warrant (geen omzetting naar aandelen)



2. VARIANTEN OP STANDAARDOBLIGATIES

Sommige obligaties wijken af van de standaardkenmerken en hebben specifieke
eigenschappen:

Varianten op de rente-eigenschap (vaste en positieve rente)

 Nulcouponobligatie (Zero Bond): Geen rente-uitkering, maar uitgegeven onder
pari en op einddatum volledig terugbetaald.
 Variabele rente-obligatie (Floating Rate Note): Rente varieert op basis van
een referentie-index (bv. Euribor + 0,5%).
 Geïndexeerde obligatie (Inflation Linked Bond): Rente gekoppeld aan inflatie
om koopkracht te beschermen.


Varianten op de uitgifteplaats (binnenlandse obligatie)

 Buitenlandse obligatie: Uitgegeven in een ander land, volgens diens
regelgeving en in lokale munt.
 Euro-obligatie: Uitgegeven in meerdere landen tegelijk, mogelijk in een andere
munt dan die van de emittent.
 Eurozone-obligatie (nog niet bestaand concept): Gecombineerde uitgifte
door alle eurolanden, waardoor kredietrisico wordt gespreid.
o Voordeel: zwakkere landen kunnen deelnemen aan eurozone-obligatie
en beleggers zullen wel nog steeds blijven obligaties kopen
o Probleem: vrijbuitersgedrag (als één land zijn deel niet kan
terugbetalen, moeten de andere
landen dit ophoesten)




Varianten op voorrang bij uitbetaling (niet achtergesteld of bevoorrecht)


9

,  Achtergestelde obligatie: Wordt bij faillissement pas uitbetaald na andere
schuldeisers, maar vóór aandeelhouders. Hoger risico betekent vaak een hoger
rendement (= hogere coupon).

 Bevoorrechte obligatie: Heeft voorrang op andere schuldeisers bij
terugbetaling. Minder risico betekent vaak een lager rendement. Dit kan komen
door:

o Rangorde bij uitbetaling: Wordt eerst terugbetaald bij faillissement.

o Onderpand: Waarborg door bepaalde activa in bedrijf (bv: gebouw). Activa
worden bij faling verkocht en opbrengsten worden gebruikt voor
terugbetaling bevoorrechte obligatie. (+ opbrengsten activa gebruikt voor
betaling rente en terugbet bev obligatie)


3. EFFECTISERING EN DE FINANCIËLE CRISIS VAN 2008-2009

EFFECTISERING VAN BEVOORRECHTE OBLIGATIES
Effectisering is het proces waarbij banken hun kredieten omzetten in verhandelbare
effecten (= financiële producten: aandelen of obligaties). Kredieten zijn echter niet
verhandelbaar en effecten wel. Dit biedt voordelen zoals minder krediet- en
liquiditeitsrisico voor banken en minder eigen vermogenseisen. Echter, het verminderde
toezicht en de doorverkoop van risicovolle leningen droegen bij aan de financiële crisis
van 2008-2009.

Actief: kredieten (leningen) die de bank heeft
verstrekt
Passief: vermogen en deposito’s (schulden die
de bank heeft bij klanten bv: spaarrekening of
zichtrekening)
Kredieten worden omgezet in effecten, effecten
worden verkocht en verkrijgen zo bankbiljetten




Bank loopt kredietrisico = bank geeft leningen aan klanten en er is risico dat de klant
zijn haar lening niet meer terugbetaald  bij effectisering wordt je kredietrisico 0
Bank loopt liquiditeitsrisco = risico dat een bank op een bepaald moment tekort heeft
aan liquide middelen (direct beschikbaar geld)
Waarom heeft een bank liquide middelen nodig? Als een klant zijn spaarboekje wil
afhalen in cash
Wanneer? Als bank beseft dat die hun klanten niet kan betalen want het zit te veel in
kredieten
Indien alles in bankbiljetten zit dan is liquiditeitsriscio 0


Voordelen voor banken:

 Kredietrisico vermindert → leningen verdwijnen van de balans.
 Liquiditeitsrisico daalt → banken krijgen direct geld.
 Minder eigen vermogen nodig → kapitaalbesparend.

10
€9,48
Accéder à l'intégralité du document:

Garantie de satisfaction à 100%
Disponible immédiatement après paiement
En ligne et en PDF
Tu n'es attaché à rien

Faites connaissance avec le vendeur

Seller avatar
Les scores de réputation sont basés sur le nombre de documents qu'un vendeur a vendus contre paiement ainsi que sur les avis qu'il a reçu pour ces documents. Il y a trois niveaux: Bronze, Argent et Or. Plus la réputation est bonne, plus vous pouvez faire confiance sur la qualité du travail des vendeurs.
maudewyckman Universiteit Gent
Voir profil
S'abonner Vous devez être connecté afin de suivre les étudiants ou les cours
Vendu
33
Membre depuis
2 année
Nombre de followers
1
Documents
8
Dernière vente
2 jours de cela

5,0

1 revues

5
1
4
0
3
0
2
0
1
0

Récemment consulté par vous

Pourquoi les étudiants choisissent Stuvia

Créé par d'autres étudiants, vérifié par les avis

Une qualité sur laquelle compter : rédigé par des étudiants qui ont réussi et évalué par d'autres qui ont utilisé ce document.

Le document ne convient pas ? Choisis un autre document

Aucun souci ! Tu peux sélectionner directement un autre document qui correspond mieux à ce que tu cherches.

Paye comme tu veux, apprends aussitôt

Aucun abonnement, aucun engagement. Paye selon tes habitudes par carte de crédit et télécharge ton document PDF instantanément.

Student with book image

“Acheté, téléchargé et réussi. C'est aussi simple que ça.”

Alisha Student

Foire aux questions