Samenvatting – Nederlands 2
Hoofdstuk 1: Inleiding
Hoofdstuk 2: Taalverwerving bij twee-kleuters en meertalige kleuters
LEERDOELEN:
Je kunt uitleggen waarom het belangrijk is om als kleuteronderwijzer
kennis te hebben over meertaligheid.
Je kunt de definitie van meertaligheid geven.
Je kunt vertellen hoe meertalig je zelf bent.
Je kunt uitleggen waarom de meeste mensen meertalig zijn.
Je kunt inschatten welke fenomenen deel uitmaken van de natuurlijke
taalverwerverving van meertalige kinderen.
Je kent de twee soorten taalverwervingsprocessen van meertalige
kinderen (simulante en successieve taalverwerving). Je kunt de
bijhorende kenmerken en de verschillende fases opnoemen.
Je kunt het belang van de moedertaal in het taalverwervingsproces van
meertalige kinderen uitleggen, en aantonen aan de hand van het
ijsbergmodel.
Je kunt uitleggen waarom het taalverwervingsproces bij sommige
kinderen sneller of trager verloopt. (OF vergelijkbaar: Je kunt de
verschillende factoren die een invloed uitoefenen op het
taalverwervingsproces opsommen en uitleggen).
Je kunt uitleggen of de moedertaal al dan niet een hindernis vormt voor
het leren van een nieuwe taal. Je kunt ook uitleggen waarom dat wel/niet
zo is.
Je weet welke rol kleuteronderwijzers spelen in de taalverwerving van
anderstalige kinderen.
Je kunt uitleggen wat “additieve” en “subtractieve” taalverwerving zijn.
Je weet naar welke vorm van taalverwerving we toewerken in de
kleuterklas en welke te vermijden is. Je weet wat je concreet kan doen
als kleuteronderwijzers om de subtractieve taalverwerving te vermijden.
Je weet wanneer je je als kleuteronderwijzer zorgen moet maken over
het taalverwervingsproces van meertalige kinderen en professionele
hulp moet inschakelen.
Je weet wat de stille periode inhoudt en je kunt de kenmerken hiervan
opsommen.
Je weet hoelang de stille periode gemiddeld genomen duurt. Je kunt ook
uitleggen waarom de stille periode zo variabel is.
Je weet wat je als kleuteronderwijzer kan doen om anderstalige kinderen
zo maximaal mogelijk te ondersteunen tijdens hun stille periode, en
ervoor kan zorgen dat hun taalverwerving groeit.
2.1 De noodzaak van inzicht in meertaligheid voor kleuteronderwijzers
Waarom is het belangrijk om als kleuteronderwijzer kennis te hebben
over meertaligheid?
Het is belangrijk dat je als kleuteronderwijzer kennis hebt over meertaligheid
omdat je in bijna elke klas te maken krijgt met kinderen die het Nederlands niet
1
,als thuistaal spreken of taalzwak zijn, en je hen optimaal moet kunnen
ondersteunen in hun taalontwikkeling.
2.2 Hoe meertalig ben jij?
Definitie - meertaligheid:
Meertaligheid betekent dat iemand meerdere vormen van taal gebruikt en
beheerst, zoals verschillende talen, dialecten, tussentaal, chattaal, lichaamstaal
en gebarentaal. Iedereen ontwikkelt zo een persoonlijk taalrepertoire.
Hoe meertalig ben jij?
Ik ben meertalig omdat ik verschillende vormen van taal gebruik, zoals
standaardtaal, tussentaal, dialect of lichaamstaal. Net als iedereen ontwikkel ik
mijn eigen taalrepertoire dat blijft groeien en evolueren.
2.3 Wat is normaal of niet normaal?
Waarom zijn de meeste mensen meertalig?
De meeste mensen zijn meertalig omdat bijna iedereen meerdere vormen van
taal gebruikt, zoals dialect, tussentaal, of lichaamstaal, en zo een persoonlijk
taalrepertoire ontwikkelt.
Taalrepertoire: Taalrepertoire betekent het geheel aan talen en taalvariëteiten
(zoals dialect, tussentaal, chattaal, lichaamstaal, enz.) die iemand gebruikt en
zich eigen heeft gemaakt in verschillende situaties.
2.4 De taalverwerving van meertalige kinderen
Welke fenomenen maken deel uit van de natuurlijke taalverwerverving
van meertalige?
De volgende fenomenen maken deel uit van de normale taalverwerving bij
meertalige kinderen:
Stille periode: Kinderen zeggen (nog) niets in de tweede taal, maar luisteren en
bouwen kennis op. Deze periode kan maanden tot meer dan een jaar duren.
Taalfouten: Fouten zijn normaal: ze tonen dat kinderen hypotheses vormen over
hoe de taal werkt en bijleren via feedback.
Telegramstijl: Kinderen gebruiken korte zinnen met losse woorden of vaste
uitdrukkingen, bv. “Plassen” of “Ik wil niet.”
Langzaam opstartend spreekproces: Sommige kinderen beginnen pas laat
spontaan te spreken, maar leren ondertussen wél veel via luisteren en
observeren.
Transfer vanuit moedertaal: Kinderen bouwen bij het leren van een nieuwe
taal verder op wat ze al kennen uit hun moedertaal.
2
,Non-verbaal gedrag: Tijdens de stille periode communiceren kinderen via
gezichtsuitdrukkingen, gebaren en lichaamstaal – ook dat hoort bij
taalverwerving.
Individuele verschillen in tempo: De snelheid van taalverwerving hangt af
van factoren zoals leeftijd, karakter, taalaanleg, motivatie, thuissituatie en aantal
talen dat een kind leert.
Deze fenomenen wijzen niet op een probleem, maar zijn natuurlijke
onderdelen van hoe meertalige kinderen een nieuwe taal verwerven. Alleen als
een kind in alle talen moeilijkheden blijft vertonen (bv. in zowel de moedertaal als
in het Nederlands), kan er sprake zijn van een taalstoornis, waarvoor meertalige
diagnostiek nodig is.
2.4.2 Simultane en successieve taalverwerving
2.4.2.1 Simultane taalverwerving
Twee soorten taalverwervingsprocessen van meertalige kinderen + de
bijhorende kenmerken & de verschillende fases:
Simultane taalverwerving:
Definitie: Kinderen leren vanaf de geboorte meerdere talen tegelijk en komen
systematisch met deze talen in contact. Ze ontwikkelen voor elke taal een apart
taalsysteem.
Kenmerken:
Meerdere talen worden gelijktijdig aangeleerd vanaf de geboorte.
Kinderen verwerken de talen als aparte systemen.
2.4.2.2 Successieve taalverwerving
Successieve taalverwerving:
Definitie: Kinderen leren eerst hun moedertaal vanaf de geboorte en komen pas
later (meestal vanaf de opvang of school) in contact met een tweede taal.
Kenmerken:
De tweede taal wordt na de moedertaal geleerd.
Kinderen kunnen stappen in het taalverwervingsproces overslaan door
gebruik van overdracht (transfer) van kennis uit de moedertaal.
Er is vaak een stille periode waarin kinderen vooral luisteren en nog niet
spreken.
Fasen:
Fase Simultane Successieve
taalverwerving taalverwerving
Voortalige/ stille Brabbelen, geluiden Actief luisteren en kennis
periode maken. (0-1 jaar) opbouwen, nog niet
spreken. (2 maanden –
1 jaar)
3
, Vroegtalige/ Losse woorden en vaste Gebruik van losse
telegramstijl uitdrukkingen. (1 – 2,5 woorden en korte zinnen.
jaar) (na 2 jaar)
Differentiatiefase/ Korte zinnen maken. Grotere woordenschat,
alledaagse (2,5 – 5 jaar) langere zinnen. (na 5
vaardigheid jaar)
Voltooiingsfase/ Langere, complexere Communicatie op
schoolse vaardigheid zinnen. (vanaf 5 jaar) abstract & schoolniveau.
(na 5 – 8 jaar of
langer)
2.4.3 Het belang van de moedertaal in het taalverwervingsproces van tweetalige
kinderen
Het belang van de moedertaal in het taalverwervingsproces van
meertalige kinderen:
Wanneer kinderen tweetalig opgroeien, ontstaat soms de vraag of de moedertaal
het leren van een tweede taal, zoals Nederlands, niet belemmert. Het
ijsbergmodel van Jim Cummins laat juist zien dat dit niet het geval is.
Het ijsbergmodel van Jim Cummins:
Het model beeldt tweetaligheid uit als twee (of meer) ijsbergen die gedeeltelijk
onder water met elkaar verbonden zijn. Deze ijsbergen stellen de verschillende
talen voor waarmee een kind opgroeit.
Boven water (hoge toppen): Het zichtbare taalaanbod, zoals woordenschat en
uitspreken, dat per taal kan verschillen.
Onder water (gemeenschappelijk kennisreservoir): De diepe taalvaardigheden
en cognitieve vaardigheden die beide talen overlappen en delen.
Cummins noemt dit overlappende deel het "common underlying proficiency", een
centraal kennisreservoir waarop beide talen steunen.
2.4.4 Hoe komt het dat de taalvererving bij sommige kinderen sneller of trager
verloopt?
Waarom verloopt het taalverwervingsproces bij sommige kinderen
sneller of trager?
Het leren van een taal verloopt bij elk kind anders. Sommige kinderen leren
sneller, anderen trager. Dit komt door verschillende factoren die invloed
hebben op het taalverwervingsproces:
Individuele kenmerken van het kind
Leeftijd: Jonge kinderen leren nieuwe talen doorgaans makkelijker en sneller dan
oudere kinderen.
Karakter: Sociale en communicatieve vaardigheden zijn cruciaal. Kinderen die
gemakkelijk op anderen afstappen en gesprekken starten, leren sneller.
4
Hoofdstuk 1: Inleiding
Hoofdstuk 2: Taalverwerving bij twee-kleuters en meertalige kleuters
LEERDOELEN:
Je kunt uitleggen waarom het belangrijk is om als kleuteronderwijzer
kennis te hebben over meertaligheid.
Je kunt de definitie van meertaligheid geven.
Je kunt vertellen hoe meertalig je zelf bent.
Je kunt uitleggen waarom de meeste mensen meertalig zijn.
Je kunt inschatten welke fenomenen deel uitmaken van de natuurlijke
taalverwerverving van meertalige kinderen.
Je kent de twee soorten taalverwervingsprocessen van meertalige
kinderen (simulante en successieve taalverwerving). Je kunt de
bijhorende kenmerken en de verschillende fases opnoemen.
Je kunt het belang van de moedertaal in het taalverwervingsproces van
meertalige kinderen uitleggen, en aantonen aan de hand van het
ijsbergmodel.
Je kunt uitleggen waarom het taalverwervingsproces bij sommige
kinderen sneller of trager verloopt. (OF vergelijkbaar: Je kunt de
verschillende factoren die een invloed uitoefenen op het
taalverwervingsproces opsommen en uitleggen).
Je kunt uitleggen of de moedertaal al dan niet een hindernis vormt voor
het leren van een nieuwe taal. Je kunt ook uitleggen waarom dat wel/niet
zo is.
Je weet welke rol kleuteronderwijzers spelen in de taalverwerving van
anderstalige kinderen.
Je kunt uitleggen wat “additieve” en “subtractieve” taalverwerving zijn.
Je weet naar welke vorm van taalverwerving we toewerken in de
kleuterklas en welke te vermijden is. Je weet wat je concreet kan doen
als kleuteronderwijzers om de subtractieve taalverwerving te vermijden.
Je weet wanneer je je als kleuteronderwijzer zorgen moet maken over
het taalverwervingsproces van meertalige kinderen en professionele
hulp moet inschakelen.
Je weet wat de stille periode inhoudt en je kunt de kenmerken hiervan
opsommen.
Je weet hoelang de stille periode gemiddeld genomen duurt. Je kunt ook
uitleggen waarom de stille periode zo variabel is.
Je weet wat je als kleuteronderwijzer kan doen om anderstalige kinderen
zo maximaal mogelijk te ondersteunen tijdens hun stille periode, en
ervoor kan zorgen dat hun taalverwerving groeit.
2.1 De noodzaak van inzicht in meertaligheid voor kleuteronderwijzers
Waarom is het belangrijk om als kleuteronderwijzer kennis te hebben
over meertaligheid?
Het is belangrijk dat je als kleuteronderwijzer kennis hebt over meertaligheid
omdat je in bijna elke klas te maken krijgt met kinderen die het Nederlands niet
1
,als thuistaal spreken of taalzwak zijn, en je hen optimaal moet kunnen
ondersteunen in hun taalontwikkeling.
2.2 Hoe meertalig ben jij?
Definitie - meertaligheid:
Meertaligheid betekent dat iemand meerdere vormen van taal gebruikt en
beheerst, zoals verschillende talen, dialecten, tussentaal, chattaal, lichaamstaal
en gebarentaal. Iedereen ontwikkelt zo een persoonlijk taalrepertoire.
Hoe meertalig ben jij?
Ik ben meertalig omdat ik verschillende vormen van taal gebruik, zoals
standaardtaal, tussentaal, dialect of lichaamstaal. Net als iedereen ontwikkel ik
mijn eigen taalrepertoire dat blijft groeien en evolueren.
2.3 Wat is normaal of niet normaal?
Waarom zijn de meeste mensen meertalig?
De meeste mensen zijn meertalig omdat bijna iedereen meerdere vormen van
taal gebruikt, zoals dialect, tussentaal, of lichaamstaal, en zo een persoonlijk
taalrepertoire ontwikkelt.
Taalrepertoire: Taalrepertoire betekent het geheel aan talen en taalvariëteiten
(zoals dialect, tussentaal, chattaal, lichaamstaal, enz.) die iemand gebruikt en
zich eigen heeft gemaakt in verschillende situaties.
2.4 De taalverwerving van meertalige kinderen
Welke fenomenen maken deel uit van de natuurlijke taalverwerverving
van meertalige?
De volgende fenomenen maken deel uit van de normale taalverwerving bij
meertalige kinderen:
Stille periode: Kinderen zeggen (nog) niets in de tweede taal, maar luisteren en
bouwen kennis op. Deze periode kan maanden tot meer dan een jaar duren.
Taalfouten: Fouten zijn normaal: ze tonen dat kinderen hypotheses vormen over
hoe de taal werkt en bijleren via feedback.
Telegramstijl: Kinderen gebruiken korte zinnen met losse woorden of vaste
uitdrukkingen, bv. “Plassen” of “Ik wil niet.”
Langzaam opstartend spreekproces: Sommige kinderen beginnen pas laat
spontaan te spreken, maar leren ondertussen wél veel via luisteren en
observeren.
Transfer vanuit moedertaal: Kinderen bouwen bij het leren van een nieuwe
taal verder op wat ze al kennen uit hun moedertaal.
2
,Non-verbaal gedrag: Tijdens de stille periode communiceren kinderen via
gezichtsuitdrukkingen, gebaren en lichaamstaal – ook dat hoort bij
taalverwerving.
Individuele verschillen in tempo: De snelheid van taalverwerving hangt af
van factoren zoals leeftijd, karakter, taalaanleg, motivatie, thuissituatie en aantal
talen dat een kind leert.
Deze fenomenen wijzen niet op een probleem, maar zijn natuurlijke
onderdelen van hoe meertalige kinderen een nieuwe taal verwerven. Alleen als
een kind in alle talen moeilijkheden blijft vertonen (bv. in zowel de moedertaal als
in het Nederlands), kan er sprake zijn van een taalstoornis, waarvoor meertalige
diagnostiek nodig is.
2.4.2 Simultane en successieve taalverwerving
2.4.2.1 Simultane taalverwerving
Twee soorten taalverwervingsprocessen van meertalige kinderen + de
bijhorende kenmerken & de verschillende fases:
Simultane taalverwerving:
Definitie: Kinderen leren vanaf de geboorte meerdere talen tegelijk en komen
systematisch met deze talen in contact. Ze ontwikkelen voor elke taal een apart
taalsysteem.
Kenmerken:
Meerdere talen worden gelijktijdig aangeleerd vanaf de geboorte.
Kinderen verwerken de talen als aparte systemen.
2.4.2.2 Successieve taalverwerving
Successieve taalverwerving:
Definitie: Kinderen leren eerst hun moedertaal vanaf de geboorte en komen pas
later (meestal vanaf de opvang of school) in contact met een tweede taal.
Kenmerken:
De tweede taal wordt na de moedertaal geleerd.
Kinderen kunnen stappen in het taalverwervingsproces overslaan door
gebruik van overdracht (transfer) van kennis uit de moedertaal.
Er is vaak een stille periode waarin kinderen vooral luisteren en nog niet
spreken.
Fasen:
Fase Simultane Successieve
taalverwerving taalverwerving
Voortalige/ stille Brabbelen, geluiden Actief luisteren en kennis
periode maken. (0-1 jaar) opbouwen, nog niet
spreken. (2 maanden –
1 jaar)
3
, Vroegtalige/ Losse woorden en vaste Gebruik van losse
telegramstijl uitdrukkingen. (1 – 2,5 woorden en korte zinnen.
jaar) (na 2 jaar)
Differentiatiefase/ Korte zinnen maken. Grotere woordenschat,
alledaagse (2,5 – 5 jaar) langere zinnen. (na 5
vaardigheid jaar)
Voltooiingsfase/ Langere, complexere Communicatie op
schoolse vaardigheid zinnen. (vanaf 5 jaar) abstract & schoolniveau.
(na 5 – 8 jaar of
langer)
2.4.3 Het belang van de moedertaal in het taalverwervingsproces van tweetalige
kinderen
Het belang van de moedertaal in het taalverwervingsproces van
meertalige kinderen:
Wanneer kinderen tweetalig opgroeien, ontstaat soms de vraag of de moedertaal
het leren van een tweede taal, zoals Nederlands, niet belemmert. Het
ijsbergmodel van Jim Cummins laat juist zien dat dit niet het geval is.
Het ijsbergmodel van Jim Cummins:
Het model beeldt tweetaligheid uit als twee (of meer) ijsbergen die gedeeltelijk
onder water met elkaar verbonden zijn. Deze ijsbergen stellen de verschillende
talen voor waarmee een kind opgroeit.
Boven water (hoge toppen): Het zichtbare taalaanbod, zoals woordenschat en
uitspreken, dat per taal kan verschillen.
Onder water (gemeenschappelijk kennisreservoir): De diepe taalvaardigheden
en cognitieve vaardigheden die beide talen overlappen en delen.
Cummins noemt dit overlappende deel het "common underlying proficiency", een
centraal kennisreservoir waarop beide talen steunen.
2.4.4 Hoe komt het dat de taalvererving bij sommige kinderen sneller of trager
verloopt?
Waarom verloopt het taalverwervingsproces bij sommige kinderen
sneller of trager?
Het leren van een taal verloopt bij elk kind anders. Sommige kinderen leren
sneller, anderen trager. Dit komt door verschillende factoren die invloed
hebben op het taalverwervingsproces:
Individuele kenmerken van het kind
Leeftijd: Jonge kinderen leren nieuwe talen doorgaans makkelijker en sneller dan
oudere kinderen.
Karakter: Sociale en communicatieve vaardigheden zijn cruciaal. Kinderen die
gemakkelijk op anderen afstappen en gesprekken starten, leren sneller.
4