ruimte en samenleving
H1: INLEIDING EN KAARTVAARDIGHEID
1. PARATE KENNIS
Examenvraag:
2. WAT IS RUIMTE?
Geografie: of aardrijkskunde is de wetenschap die zich bezighoudt met het
bestuderen van het aardoppervlak en alles wat zich op aarde afspeelt.
Topografie: onderdeel van de aardrijkskunde dat beschrijft hoe een land, stad of
gebied eruit ziet, d.w.z. welke plaatsen, meren en rivieren er zijn, waar die liggen
enz..
2.1. DE OBJECTIEVE EN SUBJECTIEVE RUIMTE
Objectieve ruimte: meetbare ruimte, kunnen we vastleggen
Subjectieve ruimte: beleefde ruimte, persoonlijke ruimte
2.2. FYSIEKE EN PSYCHOLOGISCHE RUIMTE
Fysieke ruimte ruimte om ons heen die we kunnen waarnemen, in voortbewegen
Psychologische ruimte mentaal gegeven, beeld/voorstelling in gedachten
Kinderen zijn één met de ruimte, maar…
Kunnen niet altijd terugvallen op een referentiekader
Taak van de leerkracht: Ondersteunen bij het opbouwen en uitbreiden van een
coherente, correcte mentale kaart
2.3. LEREN DENKEN OP VERSCHILLENDE RUIMTELIJKE SCHAALNIVEAUS
Een ‘local to global’ benadering
1e graad: aandacht voor klas en de school
2e graad aandacht voor schoolomgeving, de gemeenten, provincies
3e graad: aandacht voor België, Europa en de werelddelen
3. KAARTVAARDIG
3.1. RUIMTELIJKE PATRONEN
Verwerven een inzicht in maatschappelijke tendensen en problemen.
Belangrijk bij het verwerven van inzicht.
,ruimte en samenleving
3.1.1. PUNTEN EN LIJNEN OP DE AARDBOL
Om elk willekeurig punt op de aarde te kunnen bepalen, moet men die plaats kunnen
beschrijven t.o.v. een referentiestelsel. Het referentiestelsel van de wereld bestaat
uit bijzondere punten en lijnen die precies bepaald worden door rotatie.
3.1.3. PARALLELLEN EN MERIDIANEN
De aardbol is in twee verdeeld. de evenaar (Noordelijk en zuidelijk halfrond) en
cirkels evenwijdig met de evenaar (die noemt men parallel of breedtecirkels)
3.2. KAARTPROJECTIES
Het is onmogelijk om aan de drie fundamentele eigenschappen van een kaart te
voldoen:
- Afstandsgetrouw
- Oppervlakte getrouwheid
- hoek getrouwheid
3.2.1. DE MERCATORKAART
Bij de mercatorprojectie wordt de wereldbol op een plat vlak voorgesteld
waarbij parallellen en meridianen als rechte lijnen zijn getekend die elkaar
loodrecht snijden. Hierbij krijgen alle parallelcirkels op de kaart dezelfde
lengte als de evenaar. Ze worden 5 dus uitgerokken. Hoe verder van de
evenaar af, hoe groter de uitrekking is.
3.2.2. DE PEETERSKAART
In 1974 ontwierp de Duitse geschiedkundige Amo Peters een
kaartprojectie (Petersprojectie) die een “eerlijker” zicht geeft op de wereld omdat op
deze kaart in tegenstelling tot de Mercatorkaart alle werelddelen of landen hun juiste
oppervlakte hebben.
3.3. ELEMENTAIRE KAARTELEMENTEN
Een goede kaart is altijd voorzien van:
- De schaal
- legende
- noordpijl of windroos
- gradennet
3.3.1. DE SCHAAL
Een kaart is dus een verkleinde weergave van de werkelijkheid. De schaal van een
kaart kan op verschillende manieren worden voorgesteld:
- De lijnschaal
- de breukschaal
3.6.2. DE LEGENDE
De legende is het gedeelte van een kaart waarop wordt uitgelegd wat de afzonderlijke
kaartsymbolen betekenen.
3.4. DE KAARTORIËNTATIE
De oriëntatie van de kaart wordt aangeduid door middel van een noordpijl. Deze pijl
geeft aan waar het noorden op de kaart ligt. Soms staat er een windroos in de plaats.
3.4.1. HET GRADENNET
Op de globe vormen lijnen, meridianen en parallellen, het gradennet.
, ruimte en samenleving
H2: HET HEELAL
1. ONTSTAAN VAN HET HEELAL
1.1. DE BIG BANG-THEORIE
Hoe lang geleden?
13,7 miljard jaar
Wat ontstaat er na?
Kleine deeltjes die samen atomen vormden. Daarna ontstonden sterren en
sterrenstelsels. Later kwamen planeten, zoals de Aarde. Uiteindelijk ontstond er
ook het leven.
Waarom is het woord ‘oerknal’ niet goed gekozen?
Er was geen knal & het is een langdurig proces.
2. STRUCTUUR VAN HET HEELAL
2.1. HET PROBLEEM VAN AFSTANDEN
Enkele getallen:
diameter van de aarde: 12 734
afstand van de aarde tot de maan: 384 000
afstand van de aarde tot de zon: 150 000 000
afstand van de zon tot pluto: 6 miljard
Lichtjaar:
De afstanden in het heelal worden gemeten in ‘lichtjaren’. Het licht beweegt zich met
een snelheid van 300.000 km per sec. 1 lichtjaar is de afstand die het licht aflegt in 1
jaar ong. 9,5 biljoen km.
300 000 km in 1 sec = lichtseconde
18 miljoen km in 1 min = lichtminuut
1 miljard km per uur
9,5 biljoen per jaar = 1 lichtjaar
Van de aarde tot de zon = 8 lichtminuten
De algemene regel: hoe verder de objecten die men waarneemt, hoe meer men in
de tijd terug ziet.
AE: Astronomische eenheid Die grootheid wordt gebruikt men wel eens om
afstanden mee aan te geven in het heelal die te klein zijn voor lichtjaren, maar te
groot voor km.
3. ONS ZONNESTELSEL VAN NADERBIJ BEKEKEN
Ons zonnestelsel:
Heelal (alles superclusters samen)
de zon, mercurius, venus, aarde, mars, jupiter, Saturnus, uranus, neptunus.
(hun manen, de planetoïden en de kometen, incl. de kometen in de oortwolk
De grens van het zonnestelsel:
H1: INLEIDING EN KAARTVAARDIGHEID
1. PARATE KENNIS
Examenvraag:
2. WAT IS RUIMTE?
Geografie: of aardrijkskunde is de wetenschap die zich bezighoudt met het
bestuderen van het aardoppervlak en alles wat zich op aarde afspeelt.
Topografie: onderdeel van de aardrijkskunde dat beschrijft hoe een land, stad of
gebied eruit ziet, d.w.z. welke plaatsen, meren en rivieren er zijn, waar die liggen
enz..
2.1. DE OBJECTIEVE EN SUBJECTIEVE RUIMTE
Objectieve ruimte: meetbare ruimte, kunnen we vastleggen
Subjectieve ruimte: beleefde ruimte, persoonlijke ruimte
2.2. FYSIEKE EN PSYCHOLOGISCHE RUIMTE
Fysieke ruimte ruimte om ons heen die we kunnen waarnemen, in voortbewegen
Psychologische ruimte mentaal gegeven, beeld/voorstelling in gedachten
Kinderen zijn één met de ruimte, maar…
Kunnen niet altijd terugvallen op een referentiekader
Taak van de leerkracht: Ondersteunen bij het opbouwen en uitbreiden van een
coherente, correcte mentale kaart
2.3. LEREN DENKEN OP VERSCHILLENDE RUIMTELIJKE SCHAALNIVEAUS
Een ‘local to global’ benadering
1e graad: aandacht voor klas en de school
2e graad aandacht voor schoolomgeving, de gemeenten, provincies
3e graad: aandacht voor België, Europa en de werelddelen
3. KAARTVAARDIG
3.1. RUIMTELIJKE PATRONEN
Verwerven een inzicht in maatschappelijke tendensen en problemen.
Belangrijk bij het verwerven van inzicht.
,ruimte en samenleving
3.1.1. PUNTEN EN LIJNEN OP DE AARDBOL
Om elk willekeurig punt op de aarde te kunnen bepalen, moet men die plaats kunnen
beschrijven t.o.v. een referentiestelsel. Het referentiestelsel van de wereld bestaat
uit bijzondere punten en lijnen die precies bepaald worden door rotatie.
3.1.3. PARALLELLEN EN MERIDIANEN
De aardbol is in twee verdeeld. de evenaar (Noordelijk en zuidelijk halfrond) en
cirkels evenwijdig met de evenaar (die noemt men parallel of breedtecirkels)
3.2. KAARTPROJECTIES
Het is onmogelijk om aan de drie fundamentele eigenschappen van een kaart te
voldoen:
- Afstandsgetrouw
- Oppervlakte getrouwheid
- hoek getrouwheid
3.2.1. DE MERCATORKAART
Bij de mercatorprojectie wordt de wereldbol op een plat vlak voorgesteld
waarbij parallellen en meridianen als rechte lijnen zijn getekend die elkaar
loodrecht snijden. Hierbij krijgen alle parallelcirkels op de kaart dezelfde
lengte als de evenaar. Ze worden 5 dus uitgerokken. Hoe verder van de
evenaar af, hoe groter de uitrekking is.
3.2.2. DE PEETERSKAART
In 1974 ontwierp de Duitse geschiedkundige Amo Peters een
kaartprojectie (Petersprojectie) die een “eerlijker” zicht geeft op de wereld omdat op
deze kaart in tegenstelling tot de Mercatorkaart alle werelddelen of landen hun juiste
oppervlakte hebben.
3.3. ELEMENTAIRE KAARTELEMENTEN
Een goede kaart is altijd voorzien van:
- De schaal
- legende
- noordpijl of windroos
- gradennet
3.3.1. DE SCHAAL
Een kaart is dus een verkleinde weergave van de werkelijkheid. De schaal van een
kaart kan op verschillende manieren worden voorgesteld:
- De lijnschaal
- de breukschaal
3.6.2. DE LEGENDE
De legende is het gedeelte van een kaart waarop wordt uitgelegd wat de afzonderlijke
kaartsymbolen betekenen.
3.4. DE KAARTORIËNTATIE
De oriëntatie van de kaart wordt aangeduid door middel van een noordpijl. Deze pijl
geeft aan waar het noorden op de kaart ligt. Soms staat er een windroos in de plaats.
3.4.1. HET GRADENNET
Op de globe vormen lijnen, meridianen en parallellen, het gradennet.
, ruimte en samenleving
H2: HET HEELAL
1. ONTSTAAN VAN HET HEELAL
1.1. DE BIG BANG-THEORIE
Hoe lang geleden?
13,7 miljard jaar
Wat ontstaat er na?
Kleine deeltjes die samen atomen vormden. Daarna ontstonden sterren en
sterrenstelsels. Later kwamen planeten, zoals de Aarde. Uiteindelijk ontstond er
ook het leven.
Waarom is het woord ‘oerknal’ niet goed gekozen?
Er was geen knal & het is een langdurig proces.
2. STRUCTUUR VAN HET HEELAL
2.1. HET PROBLEEM VAN AFSTANDEN
Enkele getallen:
diameter van de aarde: 12 734
afstand van de aarde tot de maan: 384 000
afstand van de aarde tot de zon: 150 000 000
afstand van de zon tot pluto: 6 miljard
Lichtjaar:
De afstanden in het heelal worden gemeten in ‘lichtjaren’. Het licht beweegt zich met
een snelheid van 300.000 km per sec. 1 lichtjaar is de afstand die het licht aflegt in 1
jaar ong. 9,5 biljoen km.
300 000 km in 1 sec = lichtseconde
18 miljoen km in 1 min = lichtminuut
1 miljard km per uur
9,5 biljoen per jaar = 1 lichtjaar
Van de aarde tot de zon = 8 lichtminuten
De algemene regel: hoe verder de objecten die men waarneemt, hoe meer men in
de tijd terug ziet.
AE: Astronomische eenheid Die grootheid wordt gebruikt men wel eens om
afstanden mee aan te geven in het heelal die te klein zijn voor lichtjaren, maar te
groot voor km.
3. ONS ZONNESTELSEL VAN NADERBIJ BEKEKEN
Ons zonnestelsel:
Heelal (alles superclusters samen)
de zon, mercurius, venus, aarde, mars, jupiter, Saturnus, uranus, neptunus.
(hun manen, de planetoïden en de kometen, incl. de kometen in de oortwolk
De grens van het zonnestelsel: