Les 1: Inleiding, definities en benaderingen, filmstudies, filmgenres
Inleiding canon: reproduceren? Wijzigingen? Vooral mannelijk en wit, in vraag stellen en kritisch benaderen, diversifiëren? DW
Griffith & Alice Guy (narratieve film). Film is geen echt beeld maar een illusie van beelden die ook kunnen liegen, manipuleren
en ideologieën sturen
Paradox → dualiteit van film: iets moois en fantasierijk maar kan ook voor verkeerde doeleinden gebruikt worden
3 illusies over film
• Film is dood
o Technologische evoluties zoals televisie, streaming, sociale media... gezien als bedreiging
o Gaudreault & Marion (boek: La fin du cinéma?): film eindigt niet, maar wel transformatie / verandering
▪ Onderhevig aan technologische, politieke en maatschappelijke context
• Film is massa – entertainment
o Film is massamedium geworden dat vaak gemaakt wordt om winst te maken en heeft weinig
maatschappelijke / wetenschappelijke bijdrage, eerder afleiding om het publiek te vermaken
o Klopt deels, film is een kapitalistisch product (vb hoge – lage cultuur) maar populariteit wil niet zeggen dat het
niet creatief of innovaties is (kan politieke bijdrage hebben)
o Maatschappelijke en sociale waarde van film
• Film is Hollywood
o Lucratieve industrie, Hollywood wereldwijd dominant tussen jaren 1910 en 1960
o Maar ook aandacht geven aan andere filmvormen, regio’s en bewegingen, bredere diversiteit
Benaderingen en definities van film: “Wat is film?”
• 6 grote benaderingen:
o Film als spectrum → soorten films en hun specificiteit, grenzen van film en andere kunsten, film als medium
o Film als techniek → optische en technische principe, technische stappen bij het opnemen, bewaren en
vertonen van film
o Film als taal → welke middelen hebben filmmakers ter beschikking om een verhaal te vertellen? (boodschap
overbrengen)
o Film als industrie → spelers en instellingen die betrokken zijn bij het maken, verdelen en spelen van film
(economisch vlak)
o Film als beweging → artistieke stromingen en hoe ze samenhangen
o Films als praktijk → sociale en culturele dimensies van film, bijdrage op maatschappelijk vlak
1
, • Definitie en termen
o ‘Film’ (leenwoord uit Engels) verwijst naar de fysieke drager van het medium: dunne laag of vlies waarop
beelden worden vastgelegd (celluloid of pellicule)
o ‘Cinema’ (van Grieks kinesis) verwijst naar beweging net zoals movie → to move
• ‘Cinema’ verwijst specifieker naar institutionele en industriële aspecten van film, maar de termen worden door
elkaar gebruikt (waar het wordt vertoond)
o in tegenstelling tot film → verwijst naar de inhoud en wat wordt geprojecteerd
• Discussie in de literatuur: film als medium of kunstvorm?
o Communicatiewetenschappen: nadruk op het medium om betekenissen over te brengen
o Kunstwetenschappers: nadruk op esthetische en kunsthistorische betekenissen
Wat maakt film bijzonder?
Actie, verhaal, dialoog … zijn niet noodzakelijk, maar wat dan wel? Belangrijke vraag in de filmtheorie en discussies over
mediumspecificiteit
• Film kan tijd, ruimte en persoonlijk perspectief relativeren
o Film kan tijd en ruimte overstijgen, niet gebonden of begrensd aan 1 plek
o Dankzij montage, sprongen in de ruimte, perspectiefwissels
o Bijvoorbeeld Rashomon (Akira Kurosawa, 1950) en het “Rashomon – effect”: verhaal vanuit verschillende
perspectieven
• Film is dynamisch & bewegend
o Stille beelden lijken te bewegen door optische illusie
o Ontwikkeling en beweging staan centraal
o ↔ fotografie is een stilstaand medium
• Film is visueel
o Gelijkenissen tussen camera en het menselijk oog
o Met camera opgenomen beelden vertonen gelijkenis met menselijke waarneming
o Discussie tussen (vroege) filmstromingen over puur visueel karakter van film
o Cinema Puur tegen komst van geluid want medium wordt onzuiver = ‘minder puur’
• Film is een opname
o Audio – , video –, en lichtsignalen worden op een drager geregistreerd
o Makkelijk reproduceerbaar waardoor het als massamedium geschikt is
o Registreert wat al eerder heeft plaatsgevonden
o Maakt films ook fragiel: 75 tot 90% van alle stille films zijn verloren (slecht bewaard of vergaan door fragiele
fysieke drager)
• Maar, geen van deze 4 aspecten is absoluut
o Experimentele filmmakers dagen conventies van medium film uit
o Bijvoorbeeld La Jetée (Chris Marker, 1962) bestaat vooral uit stilstaande beelden (fragment)
o Bijvoorbeeld video – installaties David Claerbout
2
,Filmstudies als wetenschap
• Niet het letterlijk maken van film (eindproduct) staat centraal, maar de esthetische, socioculturele betekenissen
• Verwante termen: filmtheorie, filmgeschiedenis, filmkritiek
• Systematisch en wetenschappelijk nadenken over film
o Franse avant – garde 1920 en 1930: Germaine Dulac, Jean Epstein, Louis Delluc
o Filmschool Moskou (1919): Sergei Eisenstein, Lev Kuleshov
o 1950 – 1960: filmtaal (Christian Metz) en auteurtheorie (André Bazin)
▪ Filmtaal: hoe de filmmaker communiceert en de boodschap overbrengt naar het publiek
• Examenvraag 2025
▪ Auteurtheorie: invloed van filmmaker is prominent aanwezig / zichtbaar in stijl, thema’s …
o Sinds jaren ‘80 diverse stromingen: psychoanalyse (Laura Mulvey), cognitivisme (David Bordwell),
feminisme (Annette Kuhn), queer – en genderstudies (Ruby Rich), politieke economie (Janet Wasko),
transnationialisme en postkolonialisme (Ella Shohat & Robert Stam)
• Spanningsveld tussen o.a. traditionalisten (klassieke filmcanon) en kritische filmhistorici, en tussen ‘tekstuele’
versus ‘extra – tekstuele’ filmstudies
Genres
Filmgenres definiëren
• Herkomst: ‘genus’ = type, soort (bv. biologie)
• In cultuurproductie: genre berust op eerder informele (h)erkenning
o Patronen van gelijkenis tussen bepaalde cultuurproducten
o Soorten: literair, film, muziek … etc
• Genre is één van de vele manieren om film in te delen
o Fictie versus documentaire
o Setting (vb. oorlogsfilm, Western, space drama)
o Thema / onderwerp (vb. crimi, science fiction)
o Stemming en toon (vb. komedie, horror, tear jerker)
o Formaat en vertoning (vb. wide screen)
o Doelpubliek (vb. jeugdfilm, chick flick)
o Type productie (vb. blockbuster, B – film)
o …
Ontwikkeling van genres
• Genres zijn nuttig vanuit commercieel oogpunt
o Trends, voorspelbaarheid en publiekssegmentering
3
, • Veranderlijk in tijd en ruimte
o Genres staan niet ‘vast’ in de tijd en kunnen worden uitgedaagd en geïnnoveerd
o Lokale variaties en genres vb. Devotionals in Hindi cinema
o Publieke voorkeuren voor genres veranderen vb. musicals
• Origines
o Conventies overnemen uit andere media
▪ Literatuur, theater (vb. Komedie, melodrama)
o Technische mogelijkheden
▪ Mogelijkheid om langer buiten te filmen (Westerns)
▪ Komst synchroon geluid (musical)
▪ Digitale bewerking en effecten (fantasy en sci – fi)
• Appreciatie veranderlijk in de tijd
o Populariteit evolueert in cycli
o Meestal zeer succesvolle film en imitaties (vb. fase van gangsterfilms na The Godfather; fase van fantasy –
avonturenfilms na Lord of the Rings – trilogie)
Genremix
• Conventies van één of meerdere genres combineren
o Vb. Alien (1979, Ridley Scott) combineert sci – fi en horror
• Bepaalde genres mixen gemakkelijker met andere genres
o Vb. Musical en komedie / romantiek
• Manier om te innoveren, zowel visueel, narratief als commercieel (publiek zoekt vernieuwing maar binnen
vertrouwde conventies)
o Vb. Cowboys & Aliens (2011, Jon Favreau): science – fiction en western
o Vb. Near dark (1987, Kathryn Bigelow): horror & western
• Cross – culturele ontlening van genres (elementen, stijlen en thema’s van andere genres)
o Vb. Yojimbo (Akira Kurosawa) inspiratie voor A Fistful of Dollars (Sergio Leone)
o Vb. Hong Kong films jaren ‘80 inspiratie voor The Matrix en filmmakers als Tarantino
o Vb. Antonio das Mortes, Glauber Rocha, 1969 (zie Third Cinema)
• Doel = vernieuwing, verrijken en herdefiniëren
Genres analyseren a.d.h.v. hun conventies op niveau van verhaal, stijl en iconografie
• Verhaal
o Plotpatronen
▪ Vb. Gangsterfilms over opkomst en neergang van criminelen
▪ Vb. Biopic over cruciale episodes in iemands leven
4