Architectuurgeschiedenis 1: een lange moderniteit
Inhoud
Architectuurgeschiedenis 1: een lange moderniteit ..................................................................1
1. Werkcolleges...............................................................................................................3
1.1 Vroegchristelijk architectuur ................................................................................3
1.2 Byzantijnse architectuur .......................................................................................8
1.3 Romaanse architectuur ...................................................................................... 13
1.4 Gotische architectuur........................................................................................ 23
2. Hoorcolleges ............................................................................................................. 52
2.1 Deel 1: Architecturale moderniteit als langetermijnbeweging: de architecten van de
renaissance en de barok 1420-1680 ................................................................................... 52
2.1.1 Geschiedenis en architectuur ................................................................................ 52
2.1.2 De renaissance in Firenze : Brunelleschi en Alberti .................................................. 54
2.1.3 De verspreiding van de renaissance: Urbino en Milaan (tweede helft 15de eeuw) ....... 64
2.1.4 De hoog-renaissance in Rome. Het maniërisme ...................................................... 75
2.1.5 Resisting the renaissance : Venetië en de radicale moderniteit ................................ 84
2.1.6 Andrea Palladio en de ontwikkeling van de Veneto .................................................. 88
2.1.7 De ondergang van de illusie van het humanisme: Michelangelo Buonarotti .............. 95
2.1.8 De 17de eeuw in Rome en de verspreiding van de barok ...................................... 101
2.2 Deel 2: Architectuur en de transformatie van het moderne weten 1660-1960................ 110
2.2.1 Wetenschappers en architectuur, of ‘l’art de bastir’: Claude Perrault en Christopher
Wren ............................................................................................................................ 110
2.2.2 Giovanni Battista Piranesi: over de ongetemde kracht van de inventie .................... 117
2.2.3 Revolutionaire architectuur ? Boullée, Ledoux en de Franse Verlichting ................. 122
2.2.4 De schaduw van de Verlichting: Jean-Jaques Leque........................................... 129
2.2.5 De instrumentalisatie van de architectuur: Durand en transformatie van het
architectuuronderwijs .................................................................................................. 133
2.2.6 Het spektakel van de moderniteit: het ijzer, de consument en de architectuur in de
19de eeuw ..................................................................................................................... 137
2.2.7 De ontwikkeling van de moderne metropool: Europa en de Verenigde staten ...... 143
2.2.8 Amerikaans wonen: Los Angeles en het Case Study House Program .................. 149
2.3 Deel 3: Leven, denken, ontwerpen in de conditie van het 1860-1960 ............................ 154
2.3.1 De machine age en hoe ermee om te gaan: Viollet-le-Duc, Art Nouveau, Horta, Van de
Velde ........................................................................................................................... 154
2.3.2 Ontwerpen in de moderniteit: het Wenen van Adolf Loos ....................................... 163
1
,2.3.3 Ontwerpen in de moderniteit: Ludwig Mies van der Rohe ....................................... 167
2
,1. Werkcolleges
1.1 Vroegchristelijk architectuur
1.1.1 Introductie
- 3de eeuw: Romeinse rijk: instabiliteit, eco verval, ontevredenheid met heidendom
o leidt tot een nieuwe reeks religies (vanuit het Midden Oosten)
▪ belofte aan verlossing + persoonlijke identificatie met god
• Christendom is 1 van die vele nieuwe mysterieuze religies
o brengt hoop en absolute zekerheden in een wereld van verval
en onzekerheid
- 1e eeuw na de dood apostelen (ca. 65 n.C.) → trage ontwikkeling
o tegen 250 → In Klein Azië (Turkije palestina,...) → meer dan de helft → Christenen
▪ in Rome ca. 50.000 christenen
• 326: staatsreligie onder Keizer Constantijn
1.1.2 Programma, eerste kerken: functie en vorm
- 1e architectuur van de vroege christenen = bescheiden wnt was oorspronkelijk verboden
o Eerste christelijke architectuur = beschieden: in bestaande appartementen eigen
altaren -> bescheiden wnt was oorspronkelijk verboden
o Catacombes van via Latina / de begraafplaatsen van de vroege christenen
▪ de vroege kerk → in theorie verboden, in praktijk toegelaten (was
proletarisch, dus weinig van belang …)
▪ ondergronds
• gevolg van extreme grondprijzen
o arme mensen → geen geld voor grond of tombes
▪ gevolg: ze gingen uitgraven doen in zachte romeinse
ondergrond → ontstaan van de catacombes
- 312: Visioen van het brandend kruis door Keizer Constantijn tijdens een veldslag
o wordt sterk in de verf gezet in de Sixtijnse kapel
o Vlammend kruis → symbool vh Christendom
- 313: Legitimatie van het Christendom
o het wordt de officiële staatsreligie
▪ Pontifex Maximus → Keizer Constantijn w hoofd van nieuwe religie =
staatsreligie
- 330: De zetel van Rome wordt verplaatst naar Byzantium (vernoemt deze naar Constantinopel)
- Staatsreligie → het Chirstendom krijgt een keizerlijke aura
o Keizer Constantijn: het hoofd van het Christendom
▪ 315: voor hem wordt de Boog van Constantijn gebouwd
▪ ca. 312-315 : Colossus van Constantijn
o keizerlijke aura slaat over op Christus
▪ ipv bescheiden herder → majestueuze keizer
• Dus: een nieuwe monumentale architectuur is noodzakelijk!
o hoeft niet meer verborgen te worden wnt w staatreligie met
keizerlijke aura
3
, - welk soort architectuur?
o tempel? → neen WANT:
▪ met heidense cultuur verbonden (de cultuur die vervangen wordt met chr)
▪ tempel → ritueel speelde zich buiten af,
• tempel was een schrijn => niet bedoeld voor veel mensen
• Christendom → een soort ‘gebeurtenis’ voor binnen: De eucharistie
was een maaltijd en moest binnen gebeuren, wnt was oorspronkelijk
geheim
1.1.3 De Basilica, Rome
o Tegen 4e eeuw: Christelijk ritueel meer complexer
▪ altaar, scheiding clerus, gelovigen, processie, catecheten (mensen die nog
niet gedoopt zijn maar dat wel willen)
• moeten allemaal een plek krijgen
o leidt tot het maken van een plan voor de 1e christelijke kerk
(vanaf 313)
▪ Constantijn schenkt de bisschop van Rome het
keizerlijk paleis van Lateranen + de bouw van S.
Giovanni in Laterano (de kathedraal van Vaticaan)
• men volgt de functionele logica die iedereen
(clerus, gelovige …) een plek geeft en komt
uit tot:
o plan van de Romeinse basilica
(rechts) / 1e archi-type
▪ heeft een publieke hal,
tribune voor de keizer,
rechtspraak,... ENKEL plek
van de keizer vervangen
door de paus (rood)
o verschil met de Romeinse basilica’s:
▪ door hun seculiere functie → minder gedecoreerd
▪ interieur = rijker door:
• mozaïek, kandelaars, bladgoud,...
• zorgen voor een fusie van kleur, mysterieus licht,...
▪ exterieur = heel sober
- San Pietro / Oude Sint-Pietersbasiliek, Rome (ca. 320 - 329)
o S. Giovanni = archetype vd standaard chr basiliek, maar S. Pietro = belangrijkste
o op de heuvel van het Vaticaan
o over het martyrium / de begraafplaats van Petrus (stichter van de kerk)
4
Inhoud
Architectuurgeschiedenis 1: een lange moderniteit ..................................................................1
1. Werkcolleges...............................................................................................................3
1.1 Vroegchristelijk architectuur ................................................................................3
1.2 Byzantijnse architectuur .......................................................................................8
1.3 Romaanse architectuur ...................................................................................... 13
1.4 Gotische architectuur........................................................................................ 23
2. Hoorcolleges ............................................................................................................. 52
2.1 Deel 1: Architecturale moderniteit als langetermijnbeweging: de architecten van de
renaissance en de barok 1420-1680 ................................................................................... 52
2.1.1 Geschiedenis en architectuur ................................................................................ 52
2.1.2 De renaissance in Firenze : Brunelleschi en Alberti .................................................. 54
2.1.3 De verspreiding van de renaissance: Urbino en Milaan (tweede helft 15de eeuw) ....... 64
2.1.4 De hoog-renaissance in Rome. Het maniërisme ...................................................... 75
2.1.5 Resisting the renaissance : Venetië en de radicale moderniteit ................................ 84
2.1.6 Andrea Palladio en de ontwikkeling van de Veneto .................................................. 88
2.1.7 De ondergang van de illusie van het humanisme: Michelangelo Buonarotti .............. 95
2.1.8 De 17de eeuw in Rome en de verspreiding van de barok ...................................... 101
2.2 Deel 2: Architectuur en de transformatie van het moderne weten 1660-1960................ 110
2.2.1 Wetenschappers en architectuur, of ‘l’art de bastir’: Claude Perrault en Christopher
Wren ............................................................................................................................ 110
2.2.2 Giovanni Battista Piranesi: over de ongetemde kracht van de inventie .................... 117
2.2.3 Revolutionaire architectuur ? Boullée, Ledoux en de Franse Verlichting ................. 122
2.2.4 De schaduw van de Verlichting: Jean-Jaques Leque........................................... 129
2.2.5 De instrumentalisatie van de architectuur: Durand en transformatie van het
architectuuronderwijs .................................................................................................. 133
2.2.6 Het spektakel van de moderniteit: het ijzer, de consument en de architectuur in de
19de eeuw ..................................................................................................................... 137
2.2.7 De ontwikkeling van de moderne metropool: Europa en de Verenigde staten ...... 143
2.2.8 Amerikaans wonen: Los Angeles en het Case Study House Program .................. 149
2.3 Deel 3: Leven, denken, ontwerpen in de conditie van het 1860-1960 ............................ 154
2.3.1 De machine age en hoe ermee om te gaan: Viollet-le-Duc, Art Nouveau, Horta, Van de
Velde ........................................................................................................................... 154
2.3.2 Ontwerpen in de moderniteit: het Wenen van Adolf Loos ....................................... 163
1
,2.3.3 Ontwerpen in de moderniteit: Ludwig Mies van der Rohe ....................................... 167
2
,1. Werkcolleges
1.1 Vroegchristelijk architectuur
1.1.1 Introductie
- 3de eeuw: Romeinse rijk: instabiliteit, eco verval, ontevredenheid met heidendom
o leidt tot een nieuwe reeks religies (vanuit het Midden Oosten)
▪ belofte aan verlossing + persoonlijke identificatie met god
• Christendom is 1 van die vele nieuwe mysterieuze religies
o brengt hoop en absolute zekerheden in een wereld van verval
en onzekerheid
- 1e eeuw na de dood apostelen (ca. 65 n.C.) → trage ontwikkeling
o tegen 250 → In Klein Azië (Turkije palestina,...) → meer dan de helft → Christenen
▪ in Rome ca. 50.000 christenen
• 326: staatsreligie onder Keizer Constantijn
1.1.2 Programma, eerste kerken: functie en vorm
- 1e architectuur van de vroege christenen = bescheiden wnt was oorspronkelijk verboden
o Eerste christelijke architectuur = beschieden: in bestaande appartementen eigen
altaren -> bescheiden wnt was oorspronkelijk verboden
o Catacombes van via Latina / de begraafplaatsen van de vroege christenen
▪ de vroege kerk → in theorie verboden, in praktijk toegelaten (was
proletarisch, dus weinig van belang …)
▪ ondergronds
• gevolg van extreme grondprijzen
o arme mensen → geen geld voor grond of tombes
▪ gevolg: ze gingen uitgraven doen in zachte romeinse
ondergrond → ontstaan van de catacombes
- 312: Visioen van het brandend kruis door Keizer Constantijn tijdens een veldslag
o wordt sterk in de verf gezet in de Sixtijnse kapel
o Vlammend kruis → symbool vh Christendom
- 313: Legitimatie van het Christendom
o het wordt de officiële staatsreligie
▪ Pontifex Maximus → Keizer Constantijn w hoofd van nieuwe religie =
staatsreligie
- 330: De zetel van Rome wordt verplaatst naar Byzantium (vernoemt deze naar Constantinopel)
- Staatsreligie → het Chirstendom krijgt een keizerlijke aura
o Keizer Constantijn: het hoofd van het Christendom
▪ 315: voor hem wordt de Boog van Constantijn gebouwd
▪ ca. 312-315 : Colossus van Constantijn
o keizerlijke aura slaat over op Christus
▪ ipv bescheiden herder → majestueuze keizer
• Dus: een nieuwe monumentale architectuur is noodzakelijk!
o hoeft niet meer verborgen te worden wnt w staatreligie met
keizerlijke aura
3
, - welk soort architectuur?
o tempel? → neen WANT:
▪ met heidense cultuur verbonden (de cultuur die vervangen wordt met chr)
▪ tempel → ritueel speelde zich buiten af,
• tempel was een schrijn => niet bedoeld voor veel mensen
• Christendom → een soort ‘gebeurtenis’ voor binnen: De eucharistie
was een maaltijd en moest binnen gebeuren, wnt was oorspronkelijk
geheim
1.1.3 De Basilica, Rome
o Tegen 4e eeuw: Christelijk ritueel meer complexer
▪ altaar, scheiding clerus, gelovigen, processie, catecheten (mensen die nog
niet gedoopt zijn maar dat wel willen)
• moeten allemaal een plek krijgen
o leidt tot het maken van een plan voor de 1e christelijke kerk
(vanaf 313)
▪ Constantijn schenkt de bisschop van Rome het
keizerlijk paleis van Lateranen + de bouw van S.
Giovanni in Laterano (de kathedraal van Vaticaan)
• men volgt de functionele logica die iedereen
(clerus, gelovige …) een plek geeft en komt
uit tot:
o plan van de Romeinse basilica
(rechts) / 1e archi-type
▪ heeft een publieke hal,
tribune voor de keizer,
rechtspraak,... ENKEL plek
van de keizer vervangen
door de paus (rood)
o verschil met de Romeinse basilica’s:
▪ door hun seculiere functie → minder gedecoreerd
▪ interieur = rijker door:
• mozaïek, kandelaars, bladgoud,...
• zorgen voor een fusie van kleur, mysterieus licht,...
▪ exterieur = heel sober
- San Pietro / Oude Sint-Pietersbasiliek, Rome (ca. 320 - 329)
o S. Giovanni = archetype vd standaard chr basiliek, maar S. Pietro = belangrijkste
o op de heuvel van het Vaticaan
o over het martyrium / de begraafplaats van Petrus (stichter van de kerk)
4