Docent: Jeroen Delvoie, Tina Coen et al. | Academiejaar 24-25
Handelsingenieur, TEW, Bedrijfskunde | Vrije Universiteit Brussel
Toevoeging: Deze samenvatting is een vereenvoudigde versie van de gratis cursus, het
bevat de kern van de leerstof, de besproken voorbeelden uit de lessen en verwijzingen
naar relevante wetsartikels. Het is aangeraden de samenvatting te studeren tezamen
met de cursus en de bronnenbundel.
Algemene inleiding tot het recht—------------.................................................................................. 3
Hoofdstuk 1: Inleiding tot het recht: Basisbegrippen—----............................................................................. 3
1. Wat is recht?.............................................................................................................................................................. 3
2. Indeling van het recht........................................................................................................................................5
3. Bronnen van het recht.......................................................................................................................................7
Hoofdstuk 2: Inleiding tot het burgerlijk recht—------------........................................................................... 19
1. Inleiding...................................................................................................................................................................... 19
2. Enkele centrale begrippen van het burgerlijk recht..................................................................20
3. Goederenrecht..................................................................................................................................................... 24
4. Verbintenissenrecht......................................................................................................................................... 32
5. Buitencontractuele aansprakelijkheid................................................................................................. 41
Inleiding tot het ondernemingsrecht—------.................................................................................. 51
Hoofdstuk 1: Inleiding—------------------------------------------....................................................51
1. Begrip en overzicht.................................................................................................51
2. Bronnen van het ondernemingsrecht..................................................................... 51
3. Het begrip “onderneming”...................................................................................... 52
4. Vrijheid van ondernemen........................................................................................53
Hoofdstuk 2: De opstart van een onderneming—----------.................................................54
1. Overzicht................................................................................................................ 54
2. Keuze van een ondernemingsvorm........................................................................54
3. Voorwaarden om een onderneming te starten....................................................... 55
4. Financiering............................................................................................................ 60
Hoofdstuk 3: De onderneming op de markt...................................................................... 65
1. Inleiding.................................................................................................................. 65
2. De bescherming van de consument.......................................................................66
3. De bescherming van de onderneming................................................................... 80
4. De bescherming van intellectuele eigendom..........................................................86
5. Tussenpersonen en distributieovereenkomsten.....................................................95
Hoofdstuk 4: De onderneming in (financiële)
moeilijkheden—----------------------------------------------------..................................................... 99
1. Inleiding.................................................................................................................. 99
2. Toepassingsgebied.................................................................................................99
3. De actoren van het insolventierecht..................................................................... 100
4. De ondernemingsbemiddeling..............................................................................102
1
, 5. Voorlopige maatregelen....................................................................................... 102
6. Minnelijk akkoord buiten gerechtelijke reorganisatie............................................104
7. Procedure van gerechtelijke reorganisatie........................................................... 105
8. De overdracht onder gerechtelijk gezag............................................................... 113
9. Het faillisement..................................................................................................... 116
Inleiding tot het vennootschapsrecht—-----.......................................................................... 126
Hoofdstuk 1: Inleiding en algemene begrippen—---------................................................ 126
1. De vennootschap als juridisch kader van de onderneming..................................126
2. Bronnen van het vennootschapsrecht............................................................. 127
3. De vennootschap: begrip.................................................................................. 128
4. Typologie van de vennootschapsvormen............................................................. 131
5. Oprichting van vennootschappen.........................................................................133
6. Nietigheid van vennootschappen......................................................................... 135
Hoofdstuk 2: De Naamloze Vennootschap (NV)------------............................................... 135
1. Inleiding................................................................................................................ 135
2. Oprichting van de NV: enkele bijzonderheden..................................................... 135
3. Kapitaalregels en kapitaalbescherming tijdens het leven van de NV...................138
4. Effecten................................................................................................................ 142
5. Bestuur en vertegenwoordiging............................................................................145
6. Bestuurdersaansprakelijkheid.............................................................................. 153
7. De algemene vergadering.................................................................................... 156
8. Jaarrekening en controle......................................................................................159
Hoofdstuk 3: De Besloten Vennootschap (BV)--------------...............................................159
1. Inleiding................................................................................................................ 159
2. Oprichting............................................................................................................. 160
3. Het vermogen van de vennootschap....................................................................161
4. Effecten................................................................................................................ 162
5. Bestuur en vertegenwoordiging............................................................................164
6. Bestuurdersaansprakelijkheid, algemene vergadering, jaarrekening en controle166
2
,Algemene inleiding tot het recht—------------
Hoofdstuk 1: Inleiding tot het recht: Basisbegrippen—----
1. Wat is recht?
1.1. Begripsomschrijving
Het begrip “recht” kent veel definities en wordt al eeuwenlang besproken door juristen en
filosofen. De betekenis kan verschillen afhankelijk van tijd en plaats, maar voor een inleidend
vak volstaat een algemene omschrijving.
Recht kan omschreven worden als:
Een geheel van regels die het samenleven van mensen willen ordenen en die afdwingbaar zijn
door de overheid.
● Geheel van regels: Regels zijn voorschriften over hoe mensen zich moeten gedragen
(wat je moet doen, mag doen of niet mag doen). Bijvoorbeeld: “Je mag in de
bebouwde kom niet sneller rijden dan 50 km/u.”
● Ordening van het samenleven: Regels zijn pas zinvol als er meer dan één persoon is.
Ze zorgen ervoor dat het samenleven gestructureerd verloopt. Hoe dat gebeurt, kan
verschillen per samenleving (bijv. Noord-Korea vs. VS).
● Afdwinging door de overheid: Wat recht onderscheidt van beleefdheids-, morele of
religieuze regels is dat de overheid de naleving kan afdwingen, eventueel met dwang
of sancties (zoals via politie of gerecht).
1.2. Enkele gerelateerde concepten
Objectief vs. subjectief recht
Objectief recht is het geheel van regels dat op een bepaald moment in een bepaalde
samenleving geldt. Zie het als een doos waarin alle Belgische rechtsregels van vandaag zitten.
We bekijken het recht dan "van buitenaf".
Voorbeeld: Artikel 3.50 BW zegt dat een eigenaar het recht heeft om zijn eigendom te
gebruiken, ervan te genieten en erover te beschikken.
Subjectief recht gaat over de rechten die een persoon uit het objectief recht kan halen. Je
bekijkt het dan "van binnenuit": wat mag of kan iemand concreet opeisen?
Voorbeeld: Aïsha heeft op basis van artikel 3.50 BW het subjectief recht op haar laptop. Ze is
de eigenaar en mag van anderen eisen dat ze dat recht respecteren.
Positief recht
Positief recht betekent hetzelfde als objectief recht: het zijn de rechtsregels die op een
bepaald moment echt gelden in een samenleving. Het wordt vaak tegenover ideëel recht
geplaatst: dat is het recht zoals sommigen vinden dat het zou moeten zijn.
3
,Voorbeeld:
● In de 17e-18e eeuw vonden denkers van het natuurrecht dat mensen van nature
bepaalde rechten hebben die niet afgenomen mogen worden. Maar in de
werkelijkheid (= positief recht) golden in veel landen toen nog de wetten van absolute
koningen.
● Het recht van Nazi-Duitsland was positief recht, maar veel mensen vonden het in strijd
met hogere, morele normen (= ideëel recht).
● Religieuze regels, zoals de sharia of katholieke overtuigingen, worden vaak gezien als
vormen van ideëel recht die soms botsen met het positief recht. Denk aan koning
Boudewijn die weigerde de abortuswet te tekenen.
Opmerking:
Er wordt geen waardeoordeel gegeven over “positief” of “ideëel” recht. Positief recht is gewoon
het recht dat geldt, goed of slecht. Ideëel recht is wat iemand als “juist” beschouwt, maar dat is
subjectief en afhankelijk van iemands overtuiging of religie.
Dwingende en wilsaanvullende rechtsregels
Type regel Kenmerk Afwijking Voorbeeld
mogelijk?
Openbare-orderegel Beschermt Nooit – elke afwijking Verbod op moord: zelfs bij
(art. 1.3 BW) fundamentele is absoluut nietig stilzwijgen van partijen zal de
belangen van rechter vervolgen
staat/gemeenschap
Dwingend recht Beschermt Alleen achteraf door Brusselse studentenkamers:
(gewoon) zwakkere partij beschermde partij verhuurder moet ≥ 3 m
(kan bescherming opzegtermijn geven; huurder
afstaan) mag dat alsnog aanvaarden bij
kortere termijn
Wilsaanvullend Geldt enkel als Vooraf: partijen Standaardverbod op
(suppletief) recht partijen niets anders mogen er onderverhuur tenzij
bepalen contractueel van huurovereenkomst anders
afwijken regelt
Belangrijk: Ook wilsaanvullende regels zijn afdwingbaar wanneer partijen er niet van afwijken;
schending kan leiden tot aansprakelijkheid en schadevergoeding.
4
, 2. Indeling van het recht
2.1. Publiekrecht en privaatrecht
Het recht kan op verschillende manieren worden ingedeeld, maar de klassieke indeling maakt
onderscheid tussen publiekrecht en privaatrecht. Montesquieu verwoordde dit in zijn werk
De l’esprit des lois (1748) als volgt:
“Les lois dans les rapports qu’ont ceux qui gouvernent avec ceux qui sont gouvernés
constituent le droit public, les lois dans les rapports que tous les citoyens ont entre eux
forment le droit privé.”
Publiekrecht regelt de verhouding tussen de burgers en de overheid, evenals de organisatie
en werking van de overheid. Dit omvat zowel de verhoudingen tussen binnenlandse
overheden als tussen staten. Privaatrecht regelt de verhouding tussen burgers onderling,
zoals de organisatie van privaatrechtelijke entiteiten zoals vennootschappen en verenigingen.
Het publiekrecht wordt gekarakteriseerd door "verticaliteit", omdat de overheid de
rechtsregels maakt en afdwingt. Privaatrecht heeft te maken met "horizontaliteit", omdat
het de verhoudingen tussen gelijken regelt. Publiekrecht richt zich voornamelijk op het
algemeen belang, terwijl privaatrecht de private belangen van individuen behandelt.
Voorbeelden van publiekrechtelijke vragen:
● Mag een 16-jarige Belg stemmen?
● Mag de politie een huiszoeking uitvoeren bij verdachte personen?
● Wat is de belasting die betaald moet worden bij de aankoop van een huis?
Voorbeelden van privaatrechtelijke vragen:
● Kunnen ouders hun kinderen onterven?
● Kunnen twee personen van hetzelfde geslacht huwen?
● Wie is de eigenaar van een laptop en wat zijn de rechten die voortvloeien uit een
koopovereenkomst?
Kritiek op de traditionele tweedeling:
De indeling tussen publiekrecht en privaatrecht wordt steeds meer in vraag gesteld. De
overheid speelt een grotere rol in het privaatrecht door middel van regels die gericht zijn op
het algemeen belang, zoals consumentenbescherming en werknemersrechten. Aan de
andere kant maakt de overheid ook gebruik van privaatrechtelijke technieken, bijvoorbeeld
door contractueel personeel aan te nemen of via publiek-private samenwerkingen (PPS) voor
infrastructuurprojecten.
Hybride rechtsdomeinen:
Sommige rechtsdomeinen vertonen kenmerken van zowel publiekrecht als privaatrecht. Een
voorbeeld hiervan is economisch recht, waarin bijvoorbeeld mededingingsrecht en
prijsregulering meer publiekrechtelijke kenmerken vertonen, terwijl zaken als
handelsagentuur en distributieovereenkomsten meer privaatrechtelijke aspecten hebben.
2.2. De indeling van het recht in rechtstakken
Het objectief recht bestaat uit een immense hoeveelheid regels die de maatschappij ordenen.
Om deze regels hanteerbaar te maken, worden ze ingedeeld in rechtstakken. Een rechtstak is
5
, een geheel van regels die betrekking hebben op een bepaald domein van het recht, oftewel
een groep regels die een specifiek aspect van de maatschappelijke ordening regelt. Hieronder
gaan enkele van de meest courante rechtstakken, ingedeeld volgens het onderscheid
publiekrecht-privaatrecht staan. Opgelet, de lijst is niet exhaustief, er zijn nog heel wat andere
rechtstakken.
Staatsrecht (Grondwettelijk recht):
Regelt de basisstructuur van de staat en de rechten van burgers zoals vastgelegd in de
Grondwet.
Bestuursrecht (Administratief recht):
Regelt de werking van de uitvoerende macht en de verhouding tussen burgers en
overheidsinstanties (bijv. vergunningen).
Strafrecht en Strafprocesrecht:
Het strafrecht bepaalt wat strafbaar is en de straffen die daarop staan.
Het strafprocesrecht regelt de procedure bij strafzaken, zoals de bevoegdheden van rechters
en de processtappen.
Fiscaal recht (Belastingrecht):
Regelt welke belastingen verschuldigd zijn en de procedures voor belastingheffing en inning.
Internationaal publiekrecht:
Regelt de regels tussen staten en internationale organisaties, bijvoorbeeld het volkenrecht
en supranationaal recht (zoals EU-wetgeving).
Burgerlijk recht:
Regelt de basisverhoudingen tussen burgers, zoals eigendom, contracten en
schadevergoeding. Het vormt de basis van het privaatrecht.
Ondernemingsrecht en Vennootschapsrecht:
Regelen de organisatie van ondernemingen en vennootschappen. Het ondernemingsrecht is
een modernere term die het oude handelsrecht vervangt.
Gerechtelijk recht:
Regelt de procedures bij privaatrechtelijke rechtszaken en hoe de hoven en rechtbanken
werken. Dit heeft ook aspecten van publiekrecht, omdat de rechtspraak door de overheid
wordt georganiseerd.
6