INLEIDING: HOOFDSTUK 1: ORGANEN EN PERSONEN BIJ HET
STRAFPROCES BETROKKEN
Situering van het strafproces
= omvat 4 fasen
¨ Onderzoek: opsporen van misdrijven en van de verloedelijke daders ervan (zowel in het
kader van een opsporingsonderzoek als in het kader van een gerechtelijk onderdoek)
¨ Vervolging: het voor de rechter brengen van de verdachten of inverdenkinggestelden
¨ Berechting: de besluitvorming van de feitenrechter
¨ Strafuitvoering: de tenuitvoerlegging van de gebeurlijk opgelegde straBen
à doel via balans tussen instrumentaliteit en rechtsbescherming
Basistekst?
= Wetboek van Strafvordering
• Wet van 17 april 1878 houdende de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Sv
• Wetboek van Sv Boek I: de gerechtelijke politie en de o:icieren die ze uitoefenenn
• Wetboe van Sv Boek II: het gerecht
Belangrijke hervorming Wet Franchimont 13 maart 1998 (meer rechtspraak) en Potpourri
wetgeving
Bijzondere wetten (zoals de Wet op de Politieambt)
Situering: actoren
• BAP
• Benadeelde
• Dader
• Hof van Cassatue
• SURB
• Vonnisgerechten
• Onderzoeksrechter
• Openbaar ministerie
• Tussenkomende partij
• Politie
De gerechtelijke politie (actor 1)
Algemeen
¨ Bestuurlijke politie ¹ gerechtelijke politie
1
, Bestuurlijke politie Gerechtelijke politie
Art. 14 lid 1 Wet 5/8/92 Art. 8 Sv en 15 WPA
politiambt (WPA) • Opsporen misdrijven
• Handhaving openbare • Bewijzen ervan verzamelen
Taak orde • Daders overleveren aan de
• Voorkoming misdrijven rechtbanken belast met hun
• Bescherming van bestraBing
personen en goederen
Preventieve politie Repressieve politie
Doel ! echter: kan ook aan zgn. proactieve
recherche doen; art. 28bis, §2 Sv
Bestuurlijke overheden Gerechtelijke autoriteiten (art. 367,
Onder gezag van Art. 5, lid 1 WPA lid 1 Sv; art. 148 Ger. W; art. 5, lid 2
WPA)
¨ Externe controle op de politie;
o Comité P: Vast Comité van toezocjt op de politiediensten
¨ Eveneens externe controleop inlichtingendiensten (¹ politiediensten);
o Comité I: Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten
Structuur
¨ Startpunt: Wet 7 december 1998 tot organisatie van een geïtegreerde politiedienst
(WGP) – geïntegreerd tot 1 korps, gestructureeerd op twee niveaus:
o Lokale politie
o Federale politie
Lokale politie Federale politie
Juridisch Art. 3, 2 lid WGP
e
Art. 3, 3 lid WGP
e
• Basispolitiezorg op lokaal • Gespecialiseerde en supra-lokale
niveau – alle opdrachten opdrachten van bestuurlijke en
van bestuurlijke en gerechtelijke politie – over het
Opdracht gerechtelijke politie gehele grondgebeid
• Vervult daarnaast sommige • Ondersteunende opdrachten
politieopdrachten van voor lokale politiediensten en
federale aard politieoverheden
Lokaal politiekorps (samengesteld 1. Federale politie o.l.v.
uit 1 of meerdere gemeenten) commissaris-generaal
Bestaat daarnaast uit drie directies;
2. Algemene directie bestuurlijke
politie
3. Algemen directie gerechtelijke
politie
Structuur
4. Algemene directie
middelenbeheer en informatie
5. + bijzondere opsporingsdiensten:
o De centrale dienst ter
bestrijding van de
georganiseerde
economische en
2
, financiële delinquentie
(CDGEFID)
o De centrale dienst ter
bestrijding van de
corruptie (CDBC)
o De directie van de
bestrijding van de zware
en georganiseerde
riminaliteit (DJSOC)
o De federale computer
crime unit (FCCU)
Gemeenteraad en burgemeester Commissaris-generaal
Politieraad (= leden uit de
Leiding gemeenteraden) en politiecollege (=
burgmeesters uit de verschillende
gemeenten die samen de meer-
gemeentezone vormen)
Aanwijzings- en vorderingsrecht
¨ OM en OR hebben vorderingsrecht t.a.v. politie dat concreet vorm aanneemt van
aanwijzingsrecht (= ze wijzen politiediensten aan die in een bepaald onderzoek met de
opdrachten van de gerechtelijke politie is belast)
o Moet gericht zijn aan de oversten van de politiediensten en niet aan individuele
politieambtenaren (mits enkele uitzonderingen)
¨ MvJ heeft richtlijn over wat in principe hoort bij federale politie en bij lokale politie (zgn.
“complexe” onderzoeken moeten worden toegewezen aan de federale politie)
Onderscheid tussen o:icieren en agenten van de geechtelijke politie
¨ Politie is belast met administratieve politie en gerechtelijke politue
o De politie belast met gerechtelijke politie wordt onderverdeeld in oBicieren en
agenten van gerechtelijke politie
o Agenten van gerechtelijke politie: politieambtenaren van basiskader
Bevoegdheden
¨ Bij heterdaad (drie situaties, zie verder) krijgen oBicieren meer extra bevoegdheden,
o.a. huiszoeking bij verdachten, dan agenten (maar dan nog speelt het verschil tussen
agenten en oBicieren een rol)
o HulpoBicieren van de PdK:
§ Huiszoeking bij de verdachten (art. 36 Sv.)
§ Inbeslagneming van al wat verbeurdverklaard kan worden en tot bewijs
kan dienen art. 35 Sv.)
§ Aanstelling van deksundigen (art. 34, §1, 44 en 44bis Sv.) die dan eed
moeten hebben afgelegd, wat niet het geval is bij een gewoon
opsporingsonderzoek
§ het bevelen van een onderzoek aan het lichaam (art. 90bis Sv.)
o iedere oBicier van de gerechtelijke politie: bv. de autonome beslissing om
verdachten te arresteren
¨ Drie situaties heterdaad:
o Het misdrijf ontdekt terwijl het gepleegd wordt of terstond nadat het gepleegd is
(art. 41, 1e lid Sv.)
o Bij uitbreiding (art. 41, 2e lid Sv.):
§ Het geval waarin de verdachte door het openbaar geroep wordt vervolgd
3
, § Het geval waarin de verdachte in bezit wordt gevonden van zaken,
wapens, werktuigen of papieren die doen vermoeden dat hij dader of
medeplichtige is, mits dit kort na het misdrijf geschiedt
o Bij gelijkstelling of assimilatie: de gevallen waarin een misdaad of wanbedrijf,
zelfs al is het niet ontdekt op heterdaad, gepleegd is binnen het huis en de
procureur des Konings wordt verzocht het misdrijf vast te stellen door (art. 46 Sv.)
§ Het hoofd van dit huis (voor gelijk welke misdaad of wanbedrijf)
§ Het slachtoBer van het strafbaar feit, wanneer dat strafbaar feit genoemd
wordt in de artikelen 398 tot 450 Sw.
De normale ambstbevoegheden (dus buiten heterdaad)
¨ Onderscheid tussen de bevoegdheden op basis van Wetboek van Strafvordering, WPA
en bijzondere wetgeving en moet rekening gehouden worden met delegatie
¨ O.b.v. W Sv.: in beginsel beschikken de politieambtenaren buiten heterdaad over de
bevoegdheid om alle handelingen te stellen die ertoe strekken de waarheid te
achterhalen, voor zover ze niet in strijd zijn hetzij met een formele tekst, hetzij met de
essentiële waarborgen van de vrijheid en de waardigheid van het individu
¨ O.b.v. WPA: belangrijkste aanzet tot opsomming en omschrijving van de taken van de
politie
o Echter: regelt niet ganse gamma van bevoegdheden van de politie
o Wel: vorm en voorwaarden waaronder bepaalde politieopdrachten worden
vervuld
¨ O.b.v. bijzondere strafwetten: specifieke bevoegdheden i.v.m. de opsporing van
inbreuken in welbepaalde materies
¨ O.b.v. delegatie: OR kan uitvoering van het door hem uitgereikte bevel tot huiszoeking en
inbeslagneming opdragen aan oBicieren van gerechtelijke politie
Het Openbaar Ministerie (actor 2)
= meest centrale actor in het strafprocesrecht
Algemeen
= magistraten OM – benoemd door de Koning (art. 153 GW), na tussenkomst Hoge Raad van
Justitie (art. 151 GW)
¨ ¹ gerechtelijke autoriteit (vroeger wel zo genoemd) want: niet voor het leven benoemd
etc., M: er is wel een gerechtelijke dimensie van onafhankelijkheid aan hun gw. mandaat
Art. 153:
De Koning benoemt en ontslaat de ambtenaren van het openbaar ministerie bij de hoven en
rechtbanken
Art. 151
• § 1. De rechters zijn onafhankelijk in de uitoefening van hun rechtsprekende
bevoegdheden. Het openbaar ministerie is onafhankelijk in de individuele opsporing
en vervolging onverminderd het recht van de bevoegde minister om de vervolging te
bevelen en om de bindende richtlijnen van het strafrechtelijk beleid, inclusief die van
het opsporings- en vervolgingsbeleid, vast te leggen.
• Via deze bedoelde minister beschikken de regeringen van de gemeenschappen en de
gewesten, (…) bovendien over het recht om de vervolging te bevelen in de
aangelegenheden die tot hun bevoegdheden behoren. (…)
• § 2. Er bestaat voor geheel België een Hoge Raad voor de Justitie. Bij de uitoefening
van zijn bevoegdheden respecteert hij de onafhankelijkheid bedoeld in § 1.
4