9e editie Robert S. Feldman
,9e editie Robert S. Feldman .............................................................................................0
H1 Oriëntatie op ontwikkelingspsychologie ....................................................................2
H2 Theoretische perspectieven en onderzoek ................................................................4
H3 Het begin van het leven .......................................................................................... 12
H4 Geboorte en pasgeboren kind ................................................................................. 15
H5 Fysieke ontwikkeling in babytijd (geboorte- 2 jaar) ................................................... 17
H6 Cognitieve ontwikkeling baby (geboorte- 2 jaar) ....................................................... 20
H7 Sociale- emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling baby’s (geboorte- 2 jaar) ........ 23
H8 Fysieke ontwikkeling peuter / kleuter (2-6 jaar) ........................................................ 27
H9 Cognitieve ontwikkeling peuters/ kleuters (2-6 jaar) ................................................. 29
H10 Sociaal- emotionele ontwikkeling Peuters/ kleuters (2-6 Jaar) .................................. 31
H11 Fysieke ontwikkeling schooltijd (6-12 jaar) ............................................................... 34
H12 Cognitieve ontwikkeling schooltijd (6-12 jaar) .......................................................... 35
H13 Sociaal-emotionele ontwikkeling schooltijd (6-12jaar) ............................................. 38
H14 Fysieke ontwikkeling Adolescentie (12-20 jaar) ........................................................ 40
H15 Cognitieve ontwikkeling adolescenten (12-20 jaar) .................................................. 42
H16 Sociaal- emotionele ontwikkeling adolescenten ( 12- 20 jaar) .................................. 44
1
,H1 Oriëntatie op ontwikkelingspsychologie
1.1 Ontwikkelingspsychologie
Wetenschappelijke benadering van vraagstukken oer groei, verandering en stabiliteit.
1.2 Reikwijdte van het vakgebied/ domeinen
- Fysieke ontwikkeling = Fysieke opbouw van het lichaam (hersenen, zenuwstelsel, spieren,
zintuigen en behoefte aan eten, slapen en drinken.
o Rijping = Blijvende fysieke of psychologische verandering als gevolg van biologische
groei processen.
- Cognitieve ontwikkeling = Intellectuele vermogens, zoals denken, leren, herinneren en
oplossen.
- Sociaal- emotionele ontwikkeling = Sociale relaties, interacties met anderen en het
omgaan met emoties.
- Persoonlijkheidsontwikkeling = Duurzame gedragingen en (karakter) eigenschappen die de
ene persoon van de andere onderscheiden.
- Morele ontwikkeling = De ontwikkeling van het geweten.
Ontwikkelingsfases:
- Prenatale = Conceptie – geboorte
- Babytijd = Geboorte – 2 jaar
- Peuter/ kleuter = 2 jaar – 6 jaar
- Schooltijd = 6 jaar – 12 jaar
- Adolescentie = 12 jaar – 20 jaar
o Puberteit geslachtsrijping
o Ontluikende volwassenheid late tiener jaren tot 30 jaar
Sociale constructies:
De indeling is gebaseerd op de realiteit, maar afhangt van de maatschappij en cultuur
1.3 Normatieve & niet- normatieve gebeurtenissen
Normatieve invloeden:
Gemeenschappelijke invloeden ( gebeurtenissen) voltrekken voor meeste individuen (groep) op
zelfde manier.
Historische invloeden (cohort e ect) oorlog, economische groei/ crisis, coronapandemie,
rampen.
Leeftijdsgebonden invloeden puberteit, eerste keer naar school
Sociaal – culturele invloeden Cultuur, afkomst, sociale klasse. Heeft e ect op historische
en leeftijdsgebonden invloeden
Niet- normatieve invloeden:
Gebeurtenissen bij specifiek persoon ouders verliezen, wedstrijd winnen.
2
,1.4 Denkbeelden over kinderen
- e eeuw liepen filosofen voorop bij theorievorming aard van het kind
e
o Locke beschouwde het kind als Tabula Rasa = onbeschreven blad
o Kind word gevormd door ervaringen die ze tijdens opgroeien opdoen
o Rousseau beschouwde kinderen als nobele wilden bij wie het gevoel voor goed en
kwaad was aangeboren.
- Vrouwen werden door vooroordelen belemmerd bij het volgen ban academische carriere
o Hiollingworth en Montessori leverde eerste deel 20e eeeuw belangrijke bijdrage aan
het vakgebied kinder- en juegdpsychologie
- Kunstwerken van miniatuurvolwassenen (kinderen). Kindertijd werd niet als anders stadium
dan de volwassenheid beschouwd.
1.5 Opkomst ontwikkelingspsychologie
- Trend 1e helft van 20e eeuw, het uitvoeren van grootschalige, langdurige onderzoeken.
- 18e / 19e eeuw bijhouden van baby biografieën Darwin
- Historische trends, zoals industrialisering, biologische en genetische ontdekkingen droegen
bij aan een versnelde ontwikkeling van de nieuwe discipline op kinderen.
1.6 Vraagstukken ontwikkeling van kind
1. In hoeverre is de ontwikkeling van kind continu of discontinu?
- Continu verandering = Verandering verloopt geleidelijk (kwantitatief)
- Discontinu verandering = Verandering verloopt stapsgewijs (kwalitatief)
2. Wordt die ontwikkeling bepaald door kritieke of gevoelige periode?
- Kritische periode = Specifieke tijdsspanne in ontwikkeling waarin een gebeurtenis of
uitblijven daarvan grote en onomkeerbare gevolgen heeft.
- Gevoelige periode = Afgebakende tijdsspanne waarin je gevoelig bent voor gebeurtenis of
uitblijven ervan en de gevolgen zijn terug te draaien.
- Stimuli = Prikkels in uitwendige of inwendige omgeving waarop organisme reageert.
- Plasticiteit = De mate waarin een ontwikkeld gedragspatroon of fysieke structuur veranderlijk
is.
o Nadruk ligt minder op de kritische periode
o Ontwikkeling van verschillende kinderen is voor groot deel gelijk
3. Wat is het belang van Nature- Nurture debat op de ontwikkeling?
- Discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze eigenschappen. Aanleg of omgeving of
opvoeding.
o Nature = Erfelijke eigenschappen, vermogens en capaciteiten.
o Nurture = de invloed van de omgeving op de ontwikkeling.
1.7 Toekomstige trends
- Groeiende specialisatie
- Meer samenwerking tussen verschillende vakgebieden
- Meer aandacht voor diversiteitsvraagstukken
- Grote invloed op maatschappelijke kwesties
- Invloed van technologische ontwikkelingen
Epigenetica = de e ecten van omgevingsinvloeden en ervaringen op onze genen.
3
,H2 Theoretische perspectieven en onderzoek
Een theorie is een geheel van verklaringen en voorspellingen ten aanzien van een verschijnsel,
dat een raamwerk biedt om de relaties tussen een reeks feiten of principes te begrijpen.
Een theoretisch onderzoek is bedoeld om verklaringen te toetsen en nieuwe wetenschappelijke
kennis te vergaren
Theoretische perspectieven
- Psychodynamisch (analytisch = Freud / Sociale = Erikson)
- Behavioristisch = Watson
- Cognitief = Piaget
- Systemisch = Vygotsky, Bronnferbrenner, Nagy
- Evolutionair = Lorenz / Darwin
2.1 Psychodynamisch perspectief (Freud / Erikson)
Gedrag wordt gemotiveerd door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten waar je
nauwelijks bewust van bent of weinig controle over hebt.
Psychoanalytische theorie (Freud) Psychosociale ontwikkeling (Erikson)
Onbewuste krachten zijn bepalend voor gedrag en Verandering in interacties met anderen en hoe
persoonlijkheid wij aankijken tegen gedrag van anderen en
onszelf als onderdeel van de maatschappij
Persoonlijkheid bestaat uit 8 Stadia
ID: Primitief, aangeboren genotsprincipe 1. Vertrouwen vs wantrouwen 12-18 maanden
Ego: Rationeel, realiteitsprincipe 2. Autonomie vs schaamte/twijfel tot 3 jaar
Superego: Geweten, goed en kwaad - Positief: onafhankelijk, experimenteren
Psychoseksuele ontwikkeling: - Negatief: twijfel en gebrek aan
fase die kinderen doorlopen waarin genot of onafhankelijkheid
bevrediging gericht is op een biologische functie 3. Initiatief vs schuld 3-6 jaar
en deel van lichaam 4. Vlijt vs minderwaardigheid 6 jaar-
1. Orale fase: 12-18 mnd (mond) adolescentie
2. Anale fase: tot 3 jaar (anus) - Positief: besef van competenties
3. Fallische fase: 3-6 jaar (genitaliën) - Negatief: twijfel aan eigen kunnen
4. Latentie fase: 6 jaar – adolescentie 5. Identiteit vs identiteitsverwarring
(seksualiteit) adolescentie
5. Genitaal fase: Adolescentie -volwassenheid 6. Intimiteit vs isolement (1e volwassenheid)
- Hechte vriendschap vs angst
Fixatie = blijvende focus op een eerder 7. Productiviteit vs stagnatie (volwassenheid)
psychoseksueel stadium (oorzaak door 8. (Ego) integriteit vs wanhoop
onopgelost conflict) - Positief: Gevoel van eenheid
Fixatie orale fase = eten, praten, nagelbijten. - Negatief: Spijt van gemiste kansen
Fixatie op symbolisch vormen van gedrag (bijv
Sarcasme)
Fixatie Anale fase = overdreven reinheid of
vrekkigheid (vasthouden) of afstandelijkheid en
afzijdigheid (loslaten)
Kritiek: Kritiek :
Beperkte onderzoekgroep, discriminerend naar Richt zich meer op mannen en op sommige
vrouwen. Geen bevestiging dat psychoseksuele punten vaag
ontwikkeling persoonlijkheid als volwassenen
bepaald
4
, 5