Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien 4.2 TrustPilot
logo-home
Resume

Samenvatting Fiscale Economie (alle stof + wc notities)

Note
-
Vendu
-
Pages
58
Publié le
16-05-2025
Écrit en
2024/2025

Uitgebreide samenvatting Fiscale Economie Gebaseerd op Inleiding Belastingheffing ondernemingen en particulieren 2025 Alle tentamenstof voor het vak fiscale economie 380001-B-6 (Tilburg University)

Établissement
Cours











Oups ! Impossible de charger votre document. Réessayez ou contactez le support.

Livre connecté

École, étude et sujet

Établissement
Cours
Cours

Infos sur le Document

Livre entier ?
Non
Quels chapitres sont résumés ?
Hoofdstuk 2 t/m 6, hoofdstuk 7 ( 7 t/m 7.6.3, 7.7), hoofdstuk 9 (niet 9.9 en 9.10), hoofdstuk 11, ho
Publié le
16 mai 2025
Nombre de pages
58
Écrit en
2024/2025
Type
Resume

Sujets

Aperçu du contenu

Fiscale Economie Samenvatting
Inleiding Belastingheffing ondernemingen en particulieren 2025

H2 Algemene aspecten
Nederland kent veel verschillende soorten belasting. De loonbelasting en de dividendbelasting zijn
voorheffingen op de te betalen inkomstenbelasting (Artikel 9.2, lid 1, Wet IB 2001). De
dividendbelasting is ook een voorheffing op de vennootschapsbelasting (Artikel 25, lid 1, Wet Vpb.
1969). Andere belastingen, zoals de motorrijtuigenbelasting en de omzetbelasting, staan op zichzelf.

Soort belasting Belastingobject Belastingsubject
Erfbelasting Ontvangen erfenis Mensen en lichamen
Inkomstenbelasting Inkomen Mensen
Kansspelbelasting Gewonnen prijs uit een Mensen en lichamen
kansspel
Loonbelasting Loon Mensen
Motorrijtuigenbelasting Motorvoertuigenbezit Mensen en lichamen
Omzetbelasting Toegevoegde waarde omzet Ondernemers
Onroerendzaakbelasting Onroerende zaak Mensen en lichamen
Overdrachtsbelasting Verkrijging onroerende zaak Mensen en lichamen
Schenkbelasting Ontvangen schenking Mensen en lichamen
Vennootschapsbelasting Winst Lichamen


Andere aspecten die van belang zijn, zijn de heffingsgrondslag (het bedrag waarover belasting wordt
geheven) en het genietingsmoment (het moment waarop de belasting wordt geheven).

Er zijn twee functies van belastingen, de budgettaire functie en de instrumentele functie.

- Budgettaire functie: de opbrengst van de belasting is bedoeld voor het financieren van
collectieve voorzieningen.
- Instrumentele functie: belasting kunnen ook worden ingezet als middel om een bepaald
sociaal of economisch doel te bereiken (dus een instrument voor de overheid om beleid te
voeren).

De fiscale wetgeving heeft daarnaast een waarborgfunctie: de waarden van de rechtsstaat worden
erdoor geborgd. De fiscale wetgeving moet bijvoorbeeld rechtsgelijkheid en rechtszekerheid bieden.

Het fiscale legaliteitsbeginsel: belastingen mogen slechts worden geheven uit kracht van een
voorgaande wet. Zonder wettelijke grondslag kan er geen belastingheffing plaatsvinden (Artikel 104
Grondwet). Het is belangrijk dat belastingen op een rechtvaardige wijze worden geheven. Er zijn drie
beginselen van belang:

- Gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen dienen op een gelijke manier te worden belast.
- Profijtbeginsel: je moet belasting betalen omdat je gebaat bent (of geacht wordt te zijn) bij
voorzieningen die de overheid treft.
- Draagkrachtbeginsel: een particulier of onderneming bijdraagt naar vermogen aan de
collectievelastendruk.

Het draagkrachtbeginsel houdt in dat belastingheffing afhankelijk is van iemands vermogen om
belasting te betalen, oftewel "ability to pay". Als iemand geen betaalcapaciteit heeft, kan hij geen

,belasting betalen, maar als dat wel het geval is, moet hij bijdragen. Verdelen kan op basis van
inkomen, vermogen, consumptie of een combinatie daarvan. Het draagkrachtbeginsel is rechtvaardig
en moet een rol spelen bij belastingwetgeving. Heffing naar draagkracht zou betekenen dat het eerste
deel van het inkomen onbelast blijft, wat het bestaansminimum zou moeten vertegenwoordigen, en
rekening houdt met persoonlijke omstandigheden.

Hoewel een gezin vaak een economische eenheid is, houdt de wetgever voor de inkomstenbelasting
vast aan een meer individuele heffing. Arbeidsinkomen is belast op individueel niveau en tegen een
progressief tarief. Hierdoor worden gezinnen met één kostwinner zwaarder belast dan gezinnen met
twee kostwinners. Dit heeft als doel de arbeidsparticipatie van alle burgers te bevorderen
(instrumentele functie).

In de Wet IB 2001 wordt het ‘inkomen’ als maatstaf van heffing genomen en wordt gefineerd wat
behoord tot het inkomen. De Wet IB 2001 kent een boxensysteem: de verschillende
inkomensbestanddelen zijn ondergebracht in drie aparte boxen:

- Box 1: inkomen uit werk en woning
- Box 2: inkomen uit aanmerkelijke belang
- Box 3: inkomen uit sparen en beleggen

Elke box heeft eigen regels omtrent de heffingsgrondslag, het tarief en het heffingsmoment van de
verschillende inkomensbestanddelen (dus een analytisch stelsel). Het totaal van het inkomen uit de
boxen gezamenlijk heet het verzamelinkomen (een synthetisch stelsel).

In box 1 is opgenomen het inkomen uit werk en woning (Afdeling 3.1 Wet IB 2001). Belast zijn de
werkelijke inkomsten, behalve bij de eigen woning.

Inkomen uit werk en woning is het gezamenlijke bedrag van (artikel 3.1 Wet IB 2001):

- Winst uit onderneming (WUO)
- Loon
- Resultaat uit overige werkzaamheden (ROW)
- Periodieke uitkeringen en verstrekkingen
- Inkomsten uit eigen woning
- Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen
- Negatieve persoonsgebonden aftrekposten

Verminderd met:

- De aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld
- De uitgaven voor inkomensvoorzieningen
- De persoonsgeboden aftrek

De tarieven voor box 1 zijn te vinden in artikel 2.10 van de Wet IB 2001. In de eerste schijf is niet
alleen inkomstenbelasting verschuldigd (8.17%), maar ook premies volksverzekering: AOW (17,90%),
Anw (0,10%) en Wlz (9,65%). De tweede en derde schijf bestaan enkel uit inkomstenbelasting.

In box 2 is opgenomen het inkomen uit aanmerkelijk belang. Dit betreft het inkomen behaald met
een belang van (in principe) minimaal 5% in een besloten of naamloze vennootschap. De werkelijke
inkomsten zijn belast. Box 2 is het gezamenlijke bedrag van:

- Reguliere voordelen: Inkomsten uit aandelen of winstbewijzen, minus aftrekbare kosten

, - Vervreemdingsvoordelen: Winst bij verkoop van aandelen of winstbewijzen, minus
persoonsgebonden aftrek.

Belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang is het inkomen uit aanmerkelijk belang verminderd met
de te verrekenen verliezen uit aanmerkelijk belang (Artikel 4.12 jo. Artikel 4.1 Wet IB 2001). De
tarieven voor box 2 zijn te vinden in artikel 2.12 Wet IB 2001. Effectief gezien is de belastingdruk
overigens niet 24,5% of 31% maar tussen de 43,38 en 48,25%, omdat de vennootschap over haar
winst ook vennootschapsbelasting verschuldigd is.

In box 3 is opgenomen de vermogensrendementsheffing (het inkomen uit sparen en beleggen). Dit
betreft het inkomen dat iemand behaalt met zijn vermogen, zoals uit spaarrekeningen, effecten en/of
onroerende zaken (niet de eigen woning). De werkelijke inkomsten worden niet belast. Het inkomen
uit sparen en beleggen wordt forfaitair bepaald. Welk inkomen daadwerkelijk wordt behaald is niet
belangrijk, er zal belast worden met een wettelijk vastgesteld rendement. De hoogte van het
forfaitaire rendement is afhankelijk van het soort vermogen. Ook voor schulden wordt uitgegaan van
een forfaitair vastgesteld percentage.

Het belastbare inkomen uit sparen en beleggen is het voordeel uit sparen en beleggen verminderd
met de persoonsgebonden aftrek (Artikel 5.2 jo 5.1 Wet IB 2001). Het inkomen in box 3 is belast
tegen 36% (Artikel 2.13 Wet IB 2001).

Rangorderegeling: als een positief of negatief voordeel onder meerdere wettelijke bepalingen kan
vallen, wordt het in aanmerking genomen bij de bepaling die het eerst in de wet wordt genoemd
(Artikel 2.14, lid 1 Wet IB 2001).

De heffingsgrondslag, het belastingtarief en het genietingsmoment verschillen per box.

Box 1 Box 2 Box 3
Heffingsgrondslag Reëel inkomen, Reëel inkomen. Fictief inkomen over
behalve bij eigen Verliezen aftrekbaar, de
woning. maar in de tijd rendementsgrondslag.
Verliezen aftrekbaar, beperkt. Verliezen niet
maar in de tijd aftrekbaar.
beperkt.
Tarief Progressief tarief tot Progressief tarief tot Tarief van 36%
49.50% 31% (feitelijk degressief)
Moment van Moment van Moment van 1 januari
belastbaarheid ontvangst ontvangst of
vervreemding


Een kenmerk van het analytische boxenstelsel is dat er schotten tussen de boxen zitten (met
uitzondering van enkele gevallen). Dit betekent dat inkomens in verschillende boxen, zoals een
positief inkomen in box 1, niet verrekend kunnen worden met een negatief inkomen in box 2.

Anti-arbitragemaatregelen: dit houdt in dat er fiscale maatregelen worden getroffen die tot doel
hebben misbruik van fiscale wetgeving tegen te gaan.

Op het gezamenlijke bedrag van inkomstenbelasting en premies ontvangt de belastingplichtige een
korting in de vorm van een belastingaftrek: een heffingskorting (Artikel 8.2 Wet IB 2001). Er zijn
verschillende heffingskortingen:

- Algemene heffingskorting

, - Arbeidskorting
- Inkomensafhankelijke combinatiekorting
- Jonggehandicaptenkorting
- Ouderenkorting
- Alleenstaande ouderenkorting
- Korting voor groene beleggingen

De algemene heffingskorting is een korting op de inkomstenbelasting, afhankelijk van het inkomen.
Hoe hoger het inkomen, hoe lager de korting. De korting van €3.028 wordt verminderd met een
percentage van het belastbare inkomen uit werk en woning (Artikel 8.10 Wet IB 2001). Dit zorgt
ervoor dat een deel van het inkomen onbelast blijft, wat het bestaansminimum vertegenwoordigt
(draagkrachtbeginsel).

De arbeidskorting is een belastingkorting voor werkenden, gebaseerd op een percentage van het
inkomen uit arbeid (Artikel 8.11 Wet IB 2001). De korting wordt berekend over het gezamenlijke
inkomen uit winst, loon en resultaat uit werkzaamheden. Het doel is om mensen met een lage of
geen arbeidsparticipatie te stimuleren om te werken. Hoe meer men werkt, hoe hoger de korting, tot
een maximum van €5.559 in 2025. Boven een inkomen van €43.071 (in 2025) wordt de korting
afgebouwd naar nul, omdat hogere inkomens niet extra gestimuleerd hoeven te worden om te
werken.

De persoonsgebonden aftrek is een inkomensaftrek voor uitgaven die zijn gedaan in verband met de
persoonlijke situatie van een belastingplichtige (Hoofdstuk 6 Wet IB 2001).

De Wet IB 2001 bevat specifieke regels voor de toerekening van inkomensbestanddelen bij fiscale
partners. Door fiscaal partnerschap kunnen partnerfaciliteiten worden toegepast bij de aangifte. Het
is mogelijk om bepaalde inkomensbestanddelen van de ene partner toe te rekenen aan de andere
(Artikel 2.17, tweede en vijfde lid, Wet IB 2001). De gemeenschappelijke inkomensbestanddelen zijn:

- Het belastbare inkomen uit eigen woning (Artikel 3.1 Wet IB 2001)
- Het inkomen uit aanmerkelijk belang vóór vermindering met persoonsgebonden aftrek
(Artikel 4.13 Wet IB 2001)
- Persoonsgebonden aftrek (Hoofdstuk 6, Wet IB 2001)

Ook voor andere regelingen is het partnerschap van belang, bijvoorbeeld:

- De tbs-regeling (Artikel 3.91, tweede lid, onderdeel c, Wet IB 2001)
- Heffingsvrij vermogen (Artikel 5.5 Wet IB 2001)
- Geen onderlinge leningen voor eigen woning (Artikel 3.120, negende lid, Wet IB 2001).

In de Wet IB 2001 zijn de volgende personen ‘partner’ (Artikel 5a AWR en Artikel 1.2 Wet IB 2001):

1. Echtgenoten
a. Tenzij zij van tafel en bed gescheiden zijn
b. Of de echtgenoten niet meer op hetzelfde woonadres staan ingeschreven
c. En zij bovendien een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed
hebben ingediend
2. Geregistreerde partners, waarbij dezelfde uitzonderingen gelden als bij gehuwden
3. Ongehuwd samenwonenden, die (a) allebei op hetzelfde woonadres in de Basisregistratie
personen (BRP) staan ingeschreven en (b) aan een of meer van de volgende voorwaarden
voldoen:
a. Zij hebben een notarieel samenlevingscontract afgesloten;
€3,48
Accéder à l'intégralité du document:

Garantie de satisfaction à 100%
Disponible immédiatement après paiement
En ligne et en PDF
Tu n'es attaché à rien

Faites connaissance avec le vendeur

Seller avatar
Les scores de réputation sont basés sur le nombre de documents qu'un vendeur a vendus contre paiement ainsi que sur les avis qu'il a reçu pour ces documents. Il y a trois niveaux: Bronze, Argent et Or. Plus la réputation est bonne, plus vous pouvez faire confiance sur la qualité du travail des vendeurs.
gc1905 Tilburg University
S'abonner Vous devez être connecté afin de suivre les étudiants ou les cours
Vendu
9
Membre depuis
10 mois
Nombre de followers
0
Documents
18
Dernière vente
3 jours de cela

4,5

2 revues

5
1
4
1
3
0
2
0
1
0

Récemment consulté par vous

Pourquoi les étudiants choisissent Stuvia

Créé par d'autres étudiants, vérifié par les avis

Une qualité sur laquelle compter : rédigé par des étudiants qui ont réussi et évalué par d'autres qui ont utilisé ce document.

Le document ne convient pas ? Choisis un autre document

Aucun souci ! Tu peux sélectionner directement un autre document qui correspond mieux à ce que tu cherches.

Paye comme tu veux, apprends aussitôt

Aucun abonnement, aucun engagement. Paye selon tes habitudes par carte de crédit et télécharge ton document PDF instantanément.

Student with book image

“Acheté, téléchargé et réussi. C'est aussi simple que ça.”

Alisha Student

Foire aux questions