Inleiding macro-economie
Coronavirus:
Macro-economie = werking en de ontwikkeling van een economie in haar geheel
Evolutie en samenhang van aantal ‘geaggregeerde’ variabelen voor een economie
Leidt tot beleidsadvies ‘STABILISATIEBELEID’
‘Economics’ of ‘the economy’?
̶ WELKE macro-economische variabelen?
̶ Uitgedrukt in WAT?
̶ Euro? Dollar? Procent? (van wat?) Aantallen (mensen,
werklozen, machines,…), indexcijfers
Waarnemingen:
GDP per capita van China enorm gestegen ec. groei
Constante werkloosheidscijfers? Niet veel moeite gedaan, onbetrouwbaar
Reëel: consumptie,
investeringen
Monetair: met geld erbij
H34 – H24
H35 – H 27/28
H36 – H29/30
, 1. Van micro naar macro
“ceteris paribus” geldt macro-economisch niet (er verandert wel vanalles)
Stel N goederen & diensten (micro)
o We nemen som van transacties:
PQ= p1 q1 + p2 q2 + p3 q3 +…+ p N q N
N
PQ=∑ pi qi
i=1
PQ = alle bestedingen in de economie (door alle markten op te tellen (kleine pq)
Als we het gedrag van elke pi qi kunnen analyseren
Iets verandert (bv. P stijgt) alle markten reageren anders botsen met elkaar (vb kippen)
Dan ook het geheel PQ?
“Kan je het aggregaat (macro) begrijpen door analyse van onderliggende delen: consumenten
en producenten (micro)?” Niet volledig
̶ Drie redenen waarom macro meer is dan optelsom van micro Als ‘ja’, dan geen macro-
economische analyse nodig
1. De economische kringloop (verbanden tss markten)
2. Geld (bestond niet in micro (nominaal of reëel))
3. Coördinatieproblemen: individuele rationaliteit vs. collectieve rationaliteit (buiten
beschouwing in micro)
Belangrijk: meningsverschillen NIET over meetinstrumenten (concepten, zoals bbp), WEL over
analyse (het model (economische scholen sem 1))
2. Reden 1: economische kringloop
Gesloten circuit: uitgaven van de ene vormen inkomsten van de andere
o Finale goederen en diensten, productiefactoren
o Geld
o Verkoop van goederen en diensten levert PQ op, daarmee productiefactoren
betalen (loon, huur, pacht, intrest, dividend,…)
Veranderingen in markten van g&d
hebben gevolgen voor markten van
productiefactoren, dus inkomens
Veranderingen in markten van
productiefactoren (bvb
productiviteit) hebben gevolgen
voor markten van g&d
Eigenlijk dubbele geldstroom:
reëel & monetair
Hierin: drie realiteiten: productie,
inkomens en bestedingen
Coronavirus:
Macro-economie = werking en de ontwikkeling van een economie in haar geheel
Evolutie en samenhang van aantal ‘geaggregeerde’ variabelen voor een economie
Leidt tot beleidsadvies ‘STABILISATIEBELEID’
‘Economics’ of ‘the economy’?
̶ WELKE macro-economische variabelen?
̶ Uitgedrukt in WAT?
̶ Euro? Dollar? Procent? (van wat?) Aantallen (mensen,
werklozen, machines,…), indexcijfers
Waarnemingen:
GDP per capita van China enorm gestegen ec. groei
Constante werkloosheidscijfers? Niet veel moeite gedaan, onbetrouwbaar
Reëel: consumptie,
investeringen
Monetair: met geld erbij
H34 – H24
H35 – H 27/28
H36 – H29/30
, 1. Van micro naar macro
“ceteris paribus” geldt macro-economisch niet (er verandert wel vanalles)
Stel N goederen & diensten (micro)
o We nemen som van transacties:
PQ= p1 q1 + p2 q2 + p3 q3 +…+ p N q N
N
PQ=∑ pi qi
i=1
PQ = alle bestedingen in de economie (door alle markten op te tellen (kleine pq)
Als we het gedrag van elke pi qi kunnen analyseren
Iets verandert (bv. P stijgt) alle markten reageren anders botsen met elkaar (vb kippen)
Dan ook het geheel PQ?
“Kan je het aggregaat (macro) begrijpen door analyse van onderliggende delen: consumenten
en producenten (micro)?” Niet volledig
̶ Drie redenen waarom macro meer is dan optelsom van micro Als ‘ja’, dan geen macro-
economische analyse nodig
1. De economische kringloop (verbanden tss markten)
2. Geld (bestond niet in micro (nominaal of reëel))
3. Coördinatieproblemen: individuele rationaliteit vs. collectieve rationaliteit (buiten
beschouwing in micro)
Belangrijk: meningsverschillen NIET over meetinstrumenten (concepten, zoals bbp), WEL over
analyse (het model (economische scholen sem 1))
2. Reden 1: economische kringloop
Gesloten circuit: uitgaven van de ene vormen inkomsten van de andere
o Finale goederen en diensten, productiefactoren
o Geld
o Verkoop van goederen en diensten levert PQ op, daarmee productiefactoren
betalen (loon, huur, pacht, intrest, dividend,…)
Veranderingen in markten van g&d
hebben gevolgen voor markten van
productiefactoren, dus inkomens
Veranderingen in markten van
productiefactoren (bvb
productiviteit) hebben gevolgen
voor markten van g&d
Eigenlijk dubbele geldstroom:
reëel & monetair
Hierin: drie realiteiten: productie,
inkomens en bestedingen