DYSLEXIE
1 Wat is dyslexie
Dyslexie is een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem in het
aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau, dat niet het gevolg is van
omgevingsfactoren en/of een lichamelijke, neurologische of algemene verstandelijke beperking
Jongeren met dyslexie hebben de meeste moeite met (in volgorde)
- Foutloos spellen in vreemde talen
- Spellen in het Nederlands
- Lezen in vreemde talen
- Lezen zonder fouten in het Nederland
- Begrijpen van teksten
- Onthouden van leerstof
Meer dan lezen en spellen Jongeren hebben het moeilijk met
Moeilijkheden bij volgen van lessen
- Achtergrondlawaai
- Tegelijk begrijpen van leerstof en notities nemen
- Onthouden van instructies die uit meerder losse opdrachten bestaan
Moeilijkheden bij het verwerken van de leerstof
- Verwerken van grotere hoeveelheden leerstof
- Uit het hoofd leren van feiten en namen
- Vreemden talen
- Spellingsfouten/fouten tegen zinsbouw/ongestrutureerde teksten en werkjes en examens
Moeilijkheden bij opdrachten en examens
- Moeilijkheden bij interpretatie examenvragen
- Tijd te kort om alle vragen te lezen en/of te beantwoorden
- Spellingsfouten/fouten tegen zinsbouw bij het formuleren van antwoorden
Andere moeilijkheden
- Structuurproblemen
- Moeite met het verwerken en onthouden van losse feiten
- Moeilijkheden met lange en meervoudige instructies
- Socio-emotionele moeilijkheden
1.1 Voorkomen/preventie dyslexie
- Komt dyslexie nu meer voor dan vroeger? Neen, maar zichtbaarder
- Prevalentie: 5-10%
- Verhouding jongens meisjes: 1,5/1
1
,2 Dyslexie vastleggen
2.1 Drie criteria
1) ACHTERSTANDSCRITERIUM
Tussen percentiel 25 en 75 valt de normale populatie.
Tussen percentiel 1 en 10 spreken we van een kind dat dyslexie
heeft -> dyslexie zit bij de 10% zwakste lezers
2) HARDNEKKIGHEIDSCRITERIUM
Zonder begeleiding en een tweede test kan je het niet vaststellen
- Niet voorbijgaand (meerdere keren meten!)
- Didactisch resistent
- Kanttekening
Response to instruction (RTI)
- Je geeft aan iedereen groepsinstructie en voor 80-85% zou dat moeten volstaan.
- 10-20% heeft nood aan verlengde instructie.
- 5% voor nood aan individuele intensieve instructie (dyslexie meestal 5%)
Ernstig en hardnekkig RTI RTI groeicurves
Recente RTI-modellen (Fuchs &
Fuchs)
Geïntegreerd in klassenpraktijk
- Klassikale screening en vervolgens herhaalde metingen (wekelijks) bij risicogroep (curriculum-
gebaseerde toetsen)
- Telkens aangepaste instructie (intensivering!)
- De non-responders zijn dan de dyslectici
Voorwaarden voor dit model
- Betrouwbare metingen die gevoelig zijn voor interventie
- Gevalideerde interventieprotocollen
- Gecoördineerd schoolsysteem van screening, interventie, en evt. doorverwijzing
Voordelen
- Leerprocesinterpretatie van onderpresteren
- Diagnosticeren om te behandelen (niet testen om te diagnosticeren)
- Levert meer betrouwbare meting op
- Leerproblemen worden weer aangepakt in de school!
- Focus op kwaliteit van instructie
3) EXCLUSIECRITERIUM
- Problemen niet volledig toe te schrijven aan andere problemen (niet goed kunnen lezen door
slecht zicht)
- Betekent niet dat er geen andere stoornis kan zijn
2
,2.2 DSM 5: specifieke leerstoornis
Moeilijkheden om academische vaardigheden te leren en toe te passen
- Traag of niet accuraat lezen van woorden
- Moeilijkheden met begrijpend lezen
- Moeilijkheden met spellen
- Moeilijkheden met schriftelijke expressive
- Moeilijkheden met ‘number sense’, rekenfeiten of rekenen
- Moeilijkheden met wiskundig redeneren
Criteria
- 1 van de vorige symptomen, minstens 6 maanden, ondanks interventie (hardnekkigheids-
criterium)
- Vaardigheden zijn lager dan verwacht op basis van leeftijd – veroorzaken interferentie met
academisch succes of dagelijks leven (achterstandscriterium)
- Begin gedurende schooljaren: maar kan onopgemerkt blijven tot taakeisen groot worden
- Niet exclusief het gevolg van cognitieve moeilijkheden, visuele of auditieve beperkingen,
neurologische stoornissen, psychosociale moeilijkheden, mondelinge taalmoeilijkheden of
onvoldoende schoolse instructie (exclusiecriterium)
3 Dyslexie verklaren
3.1 Wat vooraf gaat aan lezen en spellen
Kinderen leren
- Dat woorden meer zijn dan alleen mar hun betekenis, dat ze een vorm hebben
- Dat je woorden en klanken op papier kan zetten en je daarvoor letters nodig hebt
En dan leren kinderen lezen
- Ze leren de overeenkomst tussen letters en klanken
- In een mentaal lexicon
Opbouw van woordspecifieke kennis
- Orthografie: schrijven
- Semantiek: betekenis van een woord
- Fonologie: hoe een woord schrijft
- Leren lezen veronderstelt dat je die kwaliteitsvolle representaties opbouwt en ze sterk
verbindt met elkaar (bvb kip: je moet de spellingswijze, betekenis en uitspraak kennen -> als
je die goed kan linken aan elkaar bekom je woordspecifieke kennis)
3.2 Spellen en klank
Spelling versterkt teken-klankkoppelingen
- Tijdens het spellen, word je gedwongen om elke klank om te zetten in een letter
- Het versterkt de representaties omdat je koppelingen tussen tekens en klanken op een zeer
actief niveau moet ophalen uit het geheugen
3
, Ontwikkeling schrijven
- Fonetisch schrijven: relatie tussen klanken en letters (fonomen en grafemen)
o Alfabetisch principe: inzicht in letters
o Fonologisch bewustzijn: inzicht in de klankstructuur van woorden
o Fonologisch decoderen: vlotte en correcte koppeling tussen tekens en klanken
- Alfabetisch en orthografisch schrijven: letterkennis (bvb vis ipv xrp)
- Foneem: kleinste eenheid van een klank die de betekenis van een woord kan veranderen
~klank. Voorbeeld: kat of pad klinken bijna hetzelfde. Het enige verschil in de klank dat je
hoort is de k en de p. De t-klank is hetzelfde foneem.
- Morfemen: letter dat een betekenisverschil creëert. Voorbeeld: grootte – grote.
- Morfologisch principe: principe van vormovereenkomst, uitgaan van de vorm van woorden
en niet de klank (bvb: werkwoorden --> werkt ~ stam + t)
- Etymologisch principe: woordherkomst
Interactief en zelflerend proces
3.3 Verklaring
Niet één specifieke oorzaak van dyslexie, consesus groeit dat het geheel van factoren invloed heeft op
het ontstaan van dyslexie
1) GENETICA/ERFELIJK
Ouder met dyslexie -> kind heeft 5 tot 10 keer meer kans op dyslexie (risico op dyslexie is erfelijk ->
geen specifiek gen)
Omgevingsfactoren
- Leesvaardigheid van ouders
- Geletterdheid van de thuisomgeving
o Boeken
o Hoeveel ouders lezen
- Socio-economische status
o Opleiding ouders
2) NEUROBIOLOGIE
- Planum temporale meer symmetrisch bij mensen met dyslexie
- Vandermosten, DTI: minder witte materie, links frontaal en pariëtaal
- Dyslexie is niet vast te stellen met een hersenscan
3) COGNITIE
Phonological deficit theory: moeilijkheden in de verwerving van fonologisch bewustzijn en meer
impliciete vormen van fonologische vaardigheden worden veroorzaakt door
- Zwakke kwaliteit fonologisch representaties
- Zwakke fonologische codering
4
1 Wat is dyslexie
Dyslexie is een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem in het
aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau, dat niet het gevolg is van
omgevingsfactoren en/of een lichamelijke, neurologische of algemene verstandelijke beperking
Jongeren met dyslexie hebben de meeste moeite met (in volgorde)
- Foutloos spellen in vreemde talen
- Spellen in het Nederlands
- Lezen in vreemde talen
- Lezen zonder fouten in het Nederland
- Begrijpen van teksten
- Onthouden van leerstof
Meer dan lezen en spellen Jongeren hebben het moeilijk met
Moeilijkheden bij volgen van lessen
- Achtergrondlawaai
- Tegelijk begrijpen van leerstof en notities nemen
- Onthouden van instructies die uit meerder losse opdrachten bestaan
Moeilijkheden bij het verwerken van de leerstof
- Verwerken van grotere hoeveelheden leerstof
- Uit het hoofd leren van feiten en namen
- Vreemden talen
- Spellingsfouten/fouten tegen zinsbouw/ongestrutureerde teksten en werkjes en examens
Moeilijkheden bij opdrachten en examens
- Moeilijkheden bij interpretatie examenvragen
- Tijd te kort om alle vragen te lezen en/of te beantwoorden
- Spellingsfouten/fouten tegen zinsbouw bij het formuleren van antwoorden
Andere moeilijkheden
- Structuurproblemen
- Moeite met het verwerken en onthouden van losse feiten
- Moeilijkheden met lange en meervoudige instructies
- Socio-emotionele moeilijkheden
1.1 Voorkomen/preventie dyslexie
- Komt dyslexie nu meer voor dan vroeger? Neen, maar zichtbaarder
- Prevalentie: 5-10%
- Verhouding jongens meisjes: 1,5/1
1
,2 Dyslexie vastleggen
2.1 Drie criteria
1) ACHTERSTANDSCRITERIUM
Tussen percentiel 25 en 75 valt de normale populatie.
Tussen percentiel 1 en 10 spreken we van een kind dat dyslexie
heeft -> dyslexie zit bij de 10% zwakste lezers
2) HARDNEKKIGHEIDSCRITERIUM
Zonder begeleiding en een tweede test kan je het niet vaststellen
- Niet voorbijgaand (meerdere keren meten!)
- Didactisch resistent
- Kanttekening
Response to instruction (RTI)
- Je geeft aan iedereen groepsinstructie en voor 80-85% zou dat moeten volstaan.
- 10-20% heeft nood aan verlengde instructie.
- 5% voor nood aan individuele intensieve instructie (dyslexie meestal 5%)
Ernstig en hardnekkig RTI RTI groeicurves
Recente RTI-modellen (Fuchs &
Fuchs)
Geïntegreerd in klassenpraktijk
- Klassikale screening en vervolgens herhaalde metingen (wekelijks) bij risicogroep (curriculum-
gebaseerde toetsen)
- Telkens aangepaste instructie (intensivering!)
- De non-responders zijn dan de dyslectici
Voorwaarden voor dit model
- Betrouwbare metingen die gevoelig zijn voor interventie
- Gevalideerde interventieprotocollen
- Gecoördineerd schoolsysteem van screening, interventie, en evt. doorverwijzing
Voordelen
- Leerprocesinterpretatie van onderpresteren
- Diagnosticeren om te behandelen (niet testen om te diagnosticeren)
- Levert meer betrouwbare meting op
- Leerproblemen worden weer aangepakt in de school!
- Focus op kwaliteit van instructie
3) EXCLUSIECRITERIUM
- Problemen niet volledig toe te schrijven aan andere problemen (niet goed kunnen lezen door
slecht zicht)
- Betekent niet dat er geen andere stoornis kan zijn
2
,2.2 DSM 5: specifieke leerstoornis
Moeilijkheden om academische vaardigheden te leren en toe te passen
- Traag of niet accuraat lezen van woorden
- Moeilijkheden met begrijpend lezen
- Moeilijkheden met spellen
- Moeilijkheden met schriftelijke expressive
- Moeilijkheden met ‘number sense’, rekenfeiten of rekenen
- Moeilijkheden met wiskundig redeneren
Criteria
- 1 van de vorige symptomen, minstens 6 maanden, ondanks interventie (hardnekkigheids-
criterium)
- Vaardigheden zijn lager dan verwacht op basis van leeftijd – veroorzaken interferentie met
academisch succes of dagelijks leven (achterstandscriterium)
- Begin gedurende schooljaren: maar kan onopgemerkt blijven tot taakeisen groot worden
- Niet exclusief het gevolg van cognitieve moeilijkheden, visuele of auditieve beperkingen,
neurologische stoornissen, psychosociale moeilijkheden, mondelinge taalmoeilijkheden of
onvoldoende schoolse instructie (exclusiecriterium)
3 Dyslexie verklaren
3.1 Wat vooraf gaat aan lezen en spellen
Kinderen leren
- Dat woorden meer zijn dan alleen mar hun betekenis, dat ze een vorm hebben
- Dat je woorden en klanken op papier kan zetten en je daarvoor letters nodig hebt
En dan leren kinderen lezen
- Ze leren de overeenkomst tussen letters en klanken
- In een mentaal lexicon
Opbouw van woordspecifieke kennis
- Orthografie: schrijven
- Semantiek: betekenis van een woord
- Fonologie: hoe een woord schrijft
- Leren lezen veronderstelt dat je die kwaliteitsvolle representaties opbouwt en ze sterk
verbindt met elkaar (bvb kip: je moet de spellingswijze, betekenis en uitspraak kennen -> als
je die goed kan linken aan elkaar bekom je woordspecifieke kennis)
3.2 Spellen en klank
Spelling versterkt teken-klankkoppelingen
- Tijdens het spellen, word je gedwongen om elke klank om te zetten in een letter
- Het versterkt de representaties omdat je koppelingen tussen tekens en klanken op een zeer
actief niveau moet ophalen uit het geheugen
3
, Ontwikkeling schrijven
- Fonetisch schrijven: relatie tussen klanken en letters (fonomen en grafemen)
o Alfabetisch principe: inzicht in letters
o Fonologisch bewustzijn: inzicht in de klankstructuur van woorden
o Fonologisch decoderen: vlotte en correcte koppeling tussen tekens en klanken
- Alfabetisch en orthografisch schrijven: letterkennis (bvb vis ipv xrp)
- Foneem: kleinste eenheid van een klank die de betekenis van een woord kan veranderen
~klank. Voorbeeld: kat of pad klinken bijna hetzelfde. Het enige verschil in de klank dat je
hoort is de k en de p. De t-klank is hetzelfde foneem.
- Morfemen: letter dat een betekenisverschil creëert. Voorbeeld: grootte – grote.
- Morfologisch principe: principe van vormovereenkomst, uitgaan van de vorm van woorden
en niet de klank (bvb: werkwoorden --> werkt ~ stam + t)
- Etymologisch principe: woordherkomst
Interactief en zelflerend proces
3.3 Verklaring
Niet één specifieke oorzaak van dyslexie, consesus groeit dat het geheel van factoren invloed heeft op
het ontstaan van dyslexie
1) GENETICA/ERFELIJK
Ouder met dyslexie -> kind heeft 5 tot 10 keer meer kans op dyslexie (risico op dyslexie is erfelijk ->
geen specifiek gen)
Omgevingsfactoren
- Leesvaardigheid van ouders
- Geletterdheid van de thuisomgeving
o Boeken
o Hoeveel ouders lezen
- Socio-economische status
o Opleiding ouders
2) NEUROBIOLOGIE
- Planum temporale meer symmetrisch bij mensen met dyslexie
- Vandermosten, DTI: minder witte materie, links frontaal en pariëtaal
- Dyslexie is niet vast te stellen met een hersenscan
3) COGNITIE
Phonological deficit theory: moeilijkheden in de verwerving van fonologisch bewustzijn en meer
impliciete vormen van fonologische vaardigheden worden veroorzaakt door
- Zwakke kwaliteit fonologisch representaties
- Zwakke fonologische codering
4