Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien 4.2 TrustPilot
logo-home
Resume

Samenvatting goederen- en bijzondere overeenkomsten (17/20 behaald)

Vendu
49
Pages
214
Publié le
11-05-2025
Écrit en
2024/2025

Volledige samenvatting van het boek 'vermogensrecht in kort bestek' voor het vak goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht, gegeven door V. Sagaert en B. Tilleman. Zelf heb ik hier een 17/20 mee behaald in eerste zit!
















Oups ! Impossible de charger votre document. Réessayez ou contactez le support.

Infos sur le Document

Livre entier ?
Oui
Publié le
11 mai 2025
Fichier mis à jour le
14 mai 2025
Nombre de pages
214
Écrit en
2024/2025
Type
Resume

Sujets

  • gbo
  • samenvatting gbo

Aperçu du contenu

Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht




Samenvatting goederen- en bijzondere
overeenkomstenrecht
SAGAERT, V., TILLEMAN, B. en VERBEKE, A.-L., Vermogensrecht in kort bestek (zevende
editie), Antwerpen, Intersentia.




1

,Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht



DEEL I: algemene begrippen van het vermogensrecht
HOOFDSTUK 1 – VERMOGENSRECHTEN: PERSOONLIJKE EN ZAKELIJKE RECHTEN (pagina 3 – 12)

Klassieke indeling vermogensrechten
1. Zakelijke rechten;
2. Persoonlijke rechten (ook vorderingsrecht of verbintenis);
3. Intellectuele rechten.

Belang van het onderscheid: belangrijke consequenties
• Alleen zakelijke rechten zijn uitgerust met de attributen van zakelijke rechten;
• Verschillend verjaringsregime;
- Vorderingen tot sanctionering van zakelijke rechten verjaren na 30 jaar; art. 2262 oud BW
- Persoonlijke vorderingen verjaren na 10 jaar; art. 2262bis oud BW
 Uitz.: vorderingen wegens buitencontractuele aansprakelijkheid verjaren na 5 jaar.
• Territoriale bevoegdheid van rechtbanken
- Onroerende zakelijke rechten: de rechter van de plaats waar het goed gelegen is; art. 629
- Persoonlijke rechten: de rechter van de woonplaats van verweerder; art. 624, 1° Ger.W.
• Publiciteitsmechanisme: enkel zakelijke rechten moeten en kunnen worden bekendgemaakt
 Gevolg: zakelijke rechten hebben een grotere tegenwerpelijkheid (absolute gelding)

HOE WORDT HET ONDERSCHEID GEMAAKT?

1° DE KLASSIEKE LEER: EEN SCHERPE TWEEDELING – objectief criterium

Zakelijke rechten Persoonlijke rechten
Rechtsverhouding tussen een rechtssubject Rechtsverhouding tussen 2 rechtssubjecten
(persoon) en een rechtsobject (goed) (personen)
Betrekking op goederen Betrekking op diensten verleend door een
schuldenaar

Kritiek: misvatting dat zakelijke rechten niet afdwingbaar zouden zijn tegenover personen en
persoonlijke rechten niets met goederen te maken zouden hebben (appelen met peren vergelijken)
1. Persoonlijke rechten kunnen ook betrekking hebben op goederen
- Vb: als ik een goed uitleen, verkrijgt de ontlener een persoonlijk recht op dat goed
- Vb: huurrecht, verkoopbelofte, aankoopoptie, …
2. Zakelijke rechten doen ook rechtsverhoudingen tussen personen ontstaan
Vb: erfpacht, vruchtgebruik, …

2° DE LEER VAN HET PERSONALISME (Planiol) – absolute en relatieve rechten

Een rechtsverhouding kan enkel bestaan tussen rechtssubjecten, nooit tussen een rechtssubject en
een goed – er wordt gekeken naar de tegenwerpelijkheid
➔ De draagwijdte van de verbintenis verschilt wel tussen zakelijke en persoonlijke rechten
- Zakelijke recht: absoluut recht – kan afgedwongen worden tegen iedereen (erga omnes)
= een universele passieve verbintenis, aangezien een zakelijk recht aan iedereen de
verplichting oplegt zich te onthouden van een inbreuk op het zakelijk recht
- Persoonlijke recht: relatief recht
= een verbintenis ten laste van één bepaalde persoon, de debiteur (inter partes)




2

,Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht


Kritiek: ook persoonlijke rechten hebben gevolgen in de verhouding tot derden (tegenwerpelijkheid)
• Derden hebben de verplichting om zich te onthouden van inbreuken op persoonlijke rechten
waarvan ze kennis hebben;
• Te kwader trouw: derde-medeplichtigheid aan andermans contractbreuk; art. 6.5 BW

Onderscheid op vlak van tegenwerpelijkheid vloeit voort uit de publiciteit die aan het recht wordt
verleend;
• Persoonlijke rechten: enkel tegenwerpelijk aan derden die kennis hebben van het bestaan
van die rechten;
 Gevolg: de verkrijger van een persoonlijk recht handelt vaak te goeder trouw.
• Zakelijke rechten: tegenwerpelijk aan derden door het vervullen van de publiciteitsmaatregel
- Onroerende eigendom: publiciteit via overschrijving bij het kantoor Rechtszekerheid
- Roerende eigendom: tegenwerpelijkheid door bezit; art. 3.28 BW
 Verkrijging te goeder trouw is dus enkel mogelijk voor roerende goederen.

3° DE LEER VAN HET NEOPERSONALISME (Ginossar)

Hoofdonderscheid tussen eigendom en vermogensrechten = elk vermogensrechtelijk toebehoren en
elke onttrekking van een goed aan de collectiviteit, maakt eigendom uit;
➔ Ginossar heeft hierbij de toekomstige evoluties van het eigendomsrecht weergegeven.

Alle andere zakelijke en persoonlijke rechten worden omschreven in termen van verbintenissen
• Zakelijke rechten: kwalitatieve verbintenis (volgrecht); art. 3.4 BW
- De eigenaar van het goed heeft de verbintenis om beperkingen te eerbiedigen;
- Indien de eigenaar zijn hoedanigheid verliest (door verkoop, schenking, …) is de
rechtsopvolger onder bijzondere titel gehouden tot nakoming.
• Persoonlijke rechten: persoonlijke verbintenis (contractsrelativiteit);
 Persoonlijke rechten gaan enkel over op algemene rechtsopvolgers en rechtsopvolgers
onder algemene titel, maar niet op rechtsopvolgers onder bijzondere titel.

4° HET ‘NUMERUS CLAUSUS-BEGINSEL’: DE KEUZE VAN DE WETGEVER

Numerus-clausus bij zakelijke rechten
➔ Vroeger: geen wettelijke verankering, enkel in arrest Blieck (1966) en rechtsleer

Numerus clausus-beginsel: vermogensrechten kunnen slechts zakelijke rechten zijn voor zover de
wet ze als zakelijk recht erkent EN het goederenrecht laat niet toe dat partijen nieuwe, ‘onbenoemde’
zakelijke rechten tot stand brengen; art. 3.3. BW
1. Externe dimensie: partijen kunnen geen andere zakelijke rechten vestigen dan deze die door
de wetgever als zakelijke rechten zijn benoemd; art. 3.3. BW
2. Interne dimensie: partijen moeten bij het vestigen van zakelijke rechten de
wezenskenmerken van de betrokken zakelijke rechten eerbiedigen (definitie);
 Maar het BW is soepeler t.a.v. de interne dimensie en laat veel vrijheid; art. 3.1. BW

Vier categorieën zakelijke rechten; art. 3.3 BW
1. Eigendom;
2. Mede-eigendom;
3. Zakelijke gebruiksrechten: zaken die de titularis ervan een gebruiks- en genotsrecht verlenen
met betrekking tot een bepaald goed zoals erfdienstbaarheden, VG, opstal en erfpacht;
4. Zakelijke zekerheden: zakelijke rechten die hoofdzakelijk tot doel hebben nakoming van een
schuldvordering te voldoen zoals bijzondere voorrechten, retentierecht, pand en hypotheek.



3

,Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht


Opmerking: eigendom als accessoir zakelijk recht
• Het eigendomsrecht krijgt tegenwoordig vaak de finaliteit van een zakelijk zekerheidsrecht,
doordat het eigendomsrecht steeds vaker tot doel heeft een schuldvordering te waarborgen;
= fiduciaire eigendom tot zekerheid
• 2 vormen van fiduciaire eigendom tot zekerheid
1. De overdracht van eigendom tot zekerheid;
2. De voorbehouden eigendom tot zekerheid of leasing; art. 69 Pandwet
• Spanning tussen de fiduciaire eigendom en het numerus clausus-beginsel – zie deel II

Beperking van het numerus clausus-beginsel: ruimte voor wilsautonomie; art. 3.1. BW

Wilsautonomie bij persoonlijke rechten

Uitgangspunt: contractspartijen zijn in het beginsel vrij om de inhoud van een contract te bepalen,
voor zover ze niet ingaan tegen een regel van openbare orde, dwingend recht en goede zeden
• Benoemde contracten: worden in het BW uitdrukkelijk en vrij uitvoerig geregeld
Vb: koop, huur, aanneming en lening
- Vaak van aanvullend recht
 Contracten die zakelijke rechten instellen, mogen evenwel niet raken aan de essentie
van de zakelijke rechten
- Wel steeds meer dwingend recht en minder autonomie vastgesteld
• Onbenoemde contracten: niet terug te vinden in een wettelijke regeling en zijn dus
onderworpen aan het algemene verbintenissenrecht van boek 5 BW
Vb: factoring, franchising, licentieovereenkomst, leasing, sponsoringscontract, …

Gemengde contracten: hierin kunnen elementen van meerdere benoemde contracten worden
onderscheiden, die tot op zichzelf een juridische eenheid uitmaken
Vb: reiscontract tussen toerist en reisbureau – sporen van aanneming, lastgeving en bewaargeving
• Cumul of ‘distributieve toepassing’; art. 5. 67, lid 1 BW
• Absorptietheorie of ‘sponsbenadering’; art. 5.67, lid 2 BW
= de regels van het meest dominante contracttype zijn van toepassing
• Voorbehoud op deze toepassingen indien partijen onderling een sui generis-regeling
toepassen, rekening houdend met openbare orde en dwingend recht; art. 5.67, lid 3 BW
 Sui generis-regeling is dus niet mogelijk bij contract tot vestiging van een zakelijk recht

Nuancering van het onderscheid

Onderscheid op vlak van wilsautonomie minder streng dan het lijkt
• Veel vrijheid bij invulling zakelijke rechten; artikel 3.1 BW
 Partijen hebben de vrijheid om naar eigen goeddunken invulling aan hun zakelijk recht te
geven, voor zover ze de wezenlijke kenmerken van het zakelijk recht eerbiedigen
• Geen absolute wilsvrijheid bij persoonlijke rechten, doordat er rekening moet worden
gehouden met regels van openbare orde, dwingend recht en goede zeden
 Deze regels worden steeds talrijker zoals in het consumentenrecht, huurrecht, etc.




4

,Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht


HOOFDSTUK 2 – BIJZONDERE KENMERKEN VAN ZAKELIJKE RECHTEN (pagina 13 – 17)

1° BESCHERMING TEGEN INSOLVABILITEIT; art. 3.5 BW

Zakelijke rechten zijn uitgerust met een ‘recht van voorrang’
• Een zakelijk recht wordt niet aangetast door de samenloop die ontstaat in geval van
insolvabiliteit van degene die het goed onder zich heeft; art. 3.5 BW
 Vb: bewaarnemer of huurder gaat failliet, dan kan de bewaargever of verhuurder het
goed revindiceren uit de handen van de curator
• Als er meerdere zakelijke rechten zijn op eenzelfde goed: rangorde bepalen via het
anterioriteitsbeginsel; art. 3.4, lid 1 BW
- Roerende goederen: evenredige verdeling;
- Onroerende goederen: rangregeling.

Kritiek: een zakelijk gerechtigde wordt beschermd tegen de insolvabiliteit van zijn debiteur, maar dit
is niet te verklaren doordat hij een recht van voorrang kan laten gelden in de samenloop
• Een zakelijk recht maakt geen deel uit van het vermogen dat aan samenloop is onderworpen;
 Ze verlenen geen recht van voorrang in de boedel, maar blijven buiten de boedel
• Bij zakelijke zekerheden is er wel een recht van voorrang; art. 3.5, lid 2 BW
= zakelijke rechten die een schuldvordering beschermen in de samenloop (pand, hypotheek)

 Persoonlijke rechten: onderworpen aan regel van gelijkheid van schuldeisers (paritas creditorium)
• Kunnen slechts delen na de uitbetaling van de zakelijk gerechtigden;
• De persoonlijk gerechtigde loopt het risico van insolvabiliteit van zijn schuldenaar.

2° VOLGRECHT; art. 3.4, lid 2 BW

De derde-verkrijger van een goed is van rechtswege gebonden door de zakelijke rechten die op het
goed rusten; art. 3.4, lid 2 BW
• Een goed wordt vervreemd zoals bezwaard met het zakelijk recht EN is dus tegenwerpelijk
aan de derde-verkrijger (kwalitatieve verbintenis);
• Geldt als toepassing van het anterioriteitsbeginsel;
• Nuancering: niet absoluut bij alle zakelijke rechten.
- Volgrecht is altijd van toepassing voor onroerende zakelijke rechten die bekendgemaakt
zijn in de hypothecaire registers;
- Bij roerende zakelijke rechten wordt het volgrecht uitgeschakeld in verhouding tot de
derde-bezitter ter goeder trouw; art. 3.28 BW en 2279 oud BW
 Indien roerend goed gestolen wordt, wordt het volgrecht van een derde-verkrijger te
goeder trouw beperkt tot 3 jaar; art. 3.28, §1, lid 2 BW

Voorbeeld: A sluit een contract met B tot vestiging van een opstalrecht op een aan B toebehorend OG,
dat onmiddellijk wordt overgeschreven in de hypothecaire registers. Er wordt bedongen dat dit recht
2 maanden nadien aanvang neemt. In de loop van die 2 maanden verkoopt B zijn grond aan C. A zal
zijn opstalrecht kunnen opeisen van C, die kennis kon hebben van dat recht op het ogenblik van
verkrijging door de hypothecaire registers te raadplegen.

 Persoonlijke rechten: worden door de schuldenaar in personam gecontracteerd – ze gaan dus niet
automatisch mee over op een derde-verkrijger onder bijzondere titel, tenzij kettingbeding;
• Ze gaan enkel over op een algemene rechtsverkrijger of rechtsverkrijger onder algemene titel
• Nancering: één persoonlijk recht heeft volgrecht, namelijk huurrecht; art. 1743 OBW
 Maar enkel voor zover het huurcontract vaste datum heeft (in principe altijd)



5

,Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht


3° HET VOORWERP VAN ZAKELIJKE RECHTEN

a. Het specialiteitsbeginsel; art. 3.8, §1 BW

Een zakelijk recht kan enkel betrekking hebben op bepaalde goederen, niet op een ‘abstracte
waarde’ zonder dat aangeduid wordt in welk goed deze ‘waarde’ gelokaliseerd is.
➔ Kan ook een bepaald geheel van goederen = feitelijke universaliteit (zoals een handelszaak)

Probleem bij vermenging van soortgoederen zoals bij chartaal geld ( giraal geld: persoonlijk recht)
• Oplossing: er ontstaat een toevallig mede-eigendomsrecht naar evenredigheid van ieders
aandeel; art. 3.12 BW + art. 20 en 71 Pandwet
• Voorbeeld: A doet een onverschuldigde betaling aan B voor 5.000 EUR, terwijl B zelf ook al
5.000 EUR heeft. B gaat failliet met 10.000 EUR op zijn bankrekening (vermenging). A kan een
zakelijk recht laten gelden op 50% van het banksaldo, wat betekent dat hij voor die 50%
buiten de failliete boedel zou blijven.

b. Eenheidsbeginsel; art. 3.8, §2, lid 2 BW

Zakelijk recht kan enkel op een eenheid (autonoom goed), niet op een inherent bestanddeel ervan
• Wat is een inherent bestanddeel van een goed? art. 3.8, §2, lid 1 BW
Vb: geen vruchtgebruik op de lak (verf) van een auto of op de letters van een shirt
• Consequentie: natrekking als toepassing van het eenheidsbeginsel, waarbij bouwwerken die
geïncorporeerd zijn, een inherent bestanddeel van de grond worden; art. 3.55 en 3.64 BW
• Geen conventionele afwijkingen mogelijk, enkel bij wettelijke grondslag; art. 3.8, §2, lid 2 BW
 Uitz. op eenheid: opstalrecht (art. 3.47 BW) EN appartementsmede-eigendom +
vervroegde roerendmaking (art. 3.48 BW)

c. Zakelijke subrogatie (‘zaakvervanging’); art. 3.10 BW

Wanneer het zakelijk recht bij het verlies of de waardevermindering van het oorspronkelijke object
overgaat op een vermogensbestanddeel dat in de plaats van het oorspronkelijke object is getreden
• Het zakelijk recht gaat over op het goed dat in de plaats komt;
Vb: hypothecaire lening op huis dat afbrandt - de hypotheek gaat over op de
verzekeringsuitkering die in de plaats komt van dat huis
• Verhinderd dat er een vermogensverschuiving zonder oorzaak tot stand komt.
 Er wordt voorkomen dat de waarde van het zakelijk recht door het teloorgaan van het
oorspronkelijke object plots in een ander vermogen zou terechtkomen

Vijf voorwaarden
1. Enkel de titularis van een zakelijk recht wordt beschermd door zakelijke subrogatie;
 Het zakelijk recht mag niet intuitu rei zijn, namelijk dat het zakelijk recht ook nuttig kan
worden uitgeoefend op een andere zaak dan het oorspronkelijke object
2. Er is een teloorgang van het oorspronkelijke object;
Vb: door verkoop, schenking, omruiling, tenietgaan, beschadiging, …
3. Het oorspronkelijke object van het zakelijk recht moet vervangen zijn door een andere zaak,
die de waarde van het oorspronkelijke object vertegenwoordigd;
Vb: verkoopprijs bij juridisch verlies, ruilgoed bij omruiling, verzekeringsuitkering bij verlies, ..
4. Er mag geen andere remedie beschikbaar zijn (subsidiair);
Vb: bij volgrecht, een aansprakelijkheidsvordering, pauliaanse vordering, …
5. Het oorspronkelijke onderpand EN het vervangingsgoed moeten op elk ogenblik in de
vervangingsketen individualiseerbaar zijn geweest.



6

,Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht


d. Accessoriteitsbeginsel; art. 3.9 BW

Accessorium sequitur principalem: bijzaak volgt hoofdzaak
• Wanneer u een zakelijk recht vestigt of overdraagt, gaat de accessoria van dat goed van
rechtswege mee over = toepassing van kwalitatieve rechten;
• Vb: bij zakelijke rechten; A verkoopt zijn nieuwe huis aan B, waarbij de 10jarige
aansprakelijkheid van de aannemer mee overgaat naar de nieuwe koper; …

HOOFDSTUK 3 – ZAKELIJKE EN PERSOONLIJKE RECHTSVORDERINGEN (pagina 18 – 19)

1. Zakelijke rechtsvorderingen: alle vorderingen die de uitoefening, erkenning, de verdediging
in rechte van het eigendomsrecht of een beperkt zakelijk recht tot voorwerp hebben;
- Actio confessoria: vorderingen tot opeising van een zakelijk recht;
- EN actio negatoria: vordering tot ontkenning van rechten van derden.
 NIET: de vorderingen tot herstel van schade die de onrechtmatige inmenging in het
zakelijk recht teweegbrengen (dit zijn persoonlijke vorderingen)
Vb: vordering tot afpaling, vordering tot onteigening, hypothecaire vordering, …
2. Persoonlijke rechtsvorderingen: vorderingen waardoor de titularis ervan aanspraak maakt op
een prestatie van een andere persoon om iets te geven, te doen of te laten.

Belang van het onderscheid
a. Territoriale bevoegdheid van de rechter
- Zakelijke vordering: de rechter van de plaats waar het goed gelegen is; art. 629 Ger.W.
- Persoonlijke vordering: algemene verwijzingsregels van art. 624 Ger.W.
b. Insolvabiliteit
 Enkel zakelijke rechtsvorderingen kunnen worden uitgeoefend in een insolventie-
procedure, geen persoonlijke vorderingen (hoewel te nuanceren via HvC)
c. Verjaringstermijn
- Zakelijke rechtsvorderingen: verjaren na 30 jaar; art. 2262 oud BW
 Uitz.: eigendomsrecht, dat niet vatbaar is voor bevrijdende verjaring
- Persoonlijke vorderingen: verjaren na 10 jaar; art. 2262bis oud BW
 Uitz.: vorderingen uit onrechtmatige daad (art. 2262bis, lid 2 oud BW) en recurrente
persoonlijke vorderingen (art. 2277 oud BW)

Onderscheid tussen zakelijke en persoonlijke rechtsvorderingen is niet altijd even duidelijk
• De aard van een vordering uit burenhinder wordt betwist;
• Vordering tot nietigverklaring wordt aangenomen te vallen onder art. 2262bis, lid 1 oud BW.

HOOFDSTUK 4 – DE VERMOGENSLEER (pagina 20 – 22)

Het vermogen is het geheel van in geld waardeerbare rechten en plichten dat aan een bepaalde
persoon toebehoort; art. 3.35 BW
➔ NIET: activa of passiva die niet in geld kunnen worden uitgedrukt, zoals persoonlijkheids-
rechten, familiale rechten, etc.

Drievoudige vermogensleer (Aubry en Rau)
1. Elk rechtssubject heeft een vermogen – dit is onvervreemdbaar;
 Kan enkel overgaan bij overlijden op de erfgenamen (natuurlijke personen) en fusie,
splitsing of opslorping (voor rechtspersonen)
2. Enkel rechtssubjecten hebben een vermogen;
3. Alle rechtssubjecten hebben slechts één vermogen = eenheid en ondeelbaarheid.



7

, Goederen- en bijzondere overeenkomstenrecht


Uitzonderingen op de eenheid en ondeelbaarheid van het vermogen
a. Onbeslagbare goederen; art. 1408 e.v. Ger.W.
b. Verklaring van onbeslagbaarheid van de gezinswoning van de zelfstandige, op voorwaarde
dat deze is overgeschreven in de hypothecaire registers;
c. Gevallen van vermogenssplitsing.
- Vermogenssplitsing met vereffeningsoogmerk
- Vermogenssplitsing met beheersoogmerk

Gevallen van vermogenssplitsing
1. Vermogenssplitsing met vereffeningsoogmerk
- Aanvaarding van een nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving; art. 4.52 BW
- Boedelscheiding; art. 4.99 BW
- Akte van onbeslagbaarheid van de gezinswoning van de zelfstandige.
2. Vermogenssplitsing met beheersoogmerk
- Vermogenssplitsing ten gevolge van het huwelijksvermogensstelsel;
- Maatschap, waarbij de maatschapsgoederen worden onttrokken aan de verhaalsrechten
van de privéschuldeisers van de maten;
- Kwaliteitsrekeningen van de advocaat, notaris, gerechtsdeurwaarder en vastgoed-
makelaar, die worden beschermd tegen de privéschuldeisers ; art. 8/1 Hyp.W. en 3.37 BW

HOOFDSTUK 5: ONDERSCHEID TUSSEN DE GOEDEREN (pagina 23 – 44)

Algemeen: 3 categorieën – personen, dieren en voorwerpen

Driedeling; art. 3.38 BW
1. Voorwerpen (rechtsobjecten): alle objecten, ongeacht of ze lichamelijk of onlichamelijk zijn
en ongeacht of ze vatbaar zijn voor toe-eigening of niet;
2. Dieren; art. 3.39 en 6.17 BW
3. Personen (rechtssubjecten): natuurlijke personen en rechtspersonen.

Onderscheid tussen voorwerpen, goederen en zaken
1. Voorwerpen: alle stoffelijke objecten die geen personen en geen dieren zijn (ruimste cat.);
2. Goederen: alle voorwerpen die vatbaar zijn voor private toe-eigening, die met andere
woorden onderpand kunnen zijn van een zakelijk recht;
- Lichamelijke goederen (zaken);
- Onlichamelijke goederen.
3. Zaken: lichamelijke vermogensbestanddelen.

1° ROERENDE EN ONROERENDE GOEDEREN

Historische achtergrond
a. Romeinse recht: onderscheid gebaseerd op fysiek criterium – verplaatsbaarheid;
b. Feodale periode: onderscheid verschoven naar een economisch waarde-criterium;
c. Code napoléon: gemengd criterium, waarbij 3 categorieën van onroerende goederen;
d. Nieuw BW: onderscheid van onroerende goederen via 4 categorieën, waarbij de roerende
goederen de residuaire categorie vormen; art. 3.46 BW.
1. Onroerende goederen uit hun aard;
2. Onroerende goederen door incorporatie;
3. Onroerende goederen door bestemming;
4. EN onroerende goederen door het voorwerp waarop ze betrekking hebben.




8
€12,99
Accéder à l'intégralité du document:

Garantie de satisfaction à 100%
Disponible immédiatement après paiement
En ligne et en PDF
Tu n'es attaché à rien

Reviews from verified buyers

Affichage de tous les 2 avis
1 mois de cela

1 mois de cela

5,0

2 revues

5
2
4
0
3
0
2
0
1
0
Avis fiables sur Stuvia

Tous les avis sont réalisés par de vrais utilisateurs de Stuvia après des achats vérifiés.

Faites connaissance avec le vendeur

Seller avatar
Les scores de réputation sont basés sur le nombre de documents qu'un vendeur a vendus contre paiement ainsi que sur les avis qu'il a reçu pour ces documents. Il y a trois niveaux: Bronze, Argent et Or. Plus la réputation est bonne, plus vous pouvez faire confiance sur la qualité du travail des vendeurs.
LawStudent123456 Universiteit Hasselt
Voir profil
S'abonner Vous devez être connecté afin de suivre les étudiants ou les cours
Vendu
218
Membre depuis
5 année
Nombre de followers
40
Documents
9
Dernière vente
6 heures de cela
Schakelstudent Master in de Rechten aan de Uhasselt

4,8

13 revues

5
11
4
2
3
0
2
0
1
0

Récemment consulté par vous

Pourquoi les étudiants choisissent Stuvia

Créé par d'autres étudiants, vérifié par les avis

Une qualité sur laquelle compter : rédigé par des étudiants qui ont réussi et évalué par d'autres qui ont utilisé ce document.

Le document ne convient pas ? Choisis un autre document

Aucun souci ! Tu peux sélectionner directement un autre document qui correspond mieux à ce que tu cherches.

Paye comme tu veux, apprends aussitôt

Aucun abonnement, aucun engagement. Paye selon tes habitudes par carte de crédit et télécharge ton document PDF instantanément.

Student with book image

“Acheté, téléchargé et réussi. C'est aussi simple que ça.”

Alisha Student

Foire aux questions