Hoofdstuk 1 – De techniek van kostprijscalculatie
1 Inleiding
- Basisprincipe: bepekte middelen maximale winst
= een bedrijf heeft beperkte middelen (geld, tijd, personeel, vaste active,…), maar wil haar winst
maximaliseren
- Wanneer we middelen inzetten (gebruiken) krijgen we kosten
- Een kost is dus de vertaling van het gebruik van een middel
Vb. van motorfiets
1. Welke middelen hebben we nodig?
Kapitaal (geld), vaste klanten, voorraad, tijd, personeel, kennis,…
2. Wat krijg je als je de middelen gaat inzetten?
Kosten is vertaling van gebruik van middel
3. Om winst te maximaliseren moet je uw kosten kennen (hoe minder kosten, hoe meer winst)
je kan je bedrijf niet kennen als je de kosten niet kent = financial management
- Management accounting betreft:
o Management accounting = nemen van beslissingen (is doel van beslissingen)
o Informatie voor de interne gebruikers: inhoud van de informatie is gedetailleerd
alle inhoud nodig voor het nemen van beslissingen
o Rapporten, overzichten,… opgesteld wnr de interne gebruikers dit nodig hebben om…
o Het nemen van een beslissing te faciliteren! daarvoor heb je management accounting
Beslissingen zoals: gaan we producten zelf maken? Wat is een aanvaardbare
verkoopprijs, stoppen we de productie? Moeten we extra personeel aanwerven…
Het is een beslissing als je alternatieven hebt. Wat gebeurt er als ik beslissing 1 neem of
2, hoe veranderd mijn leven
- Extra
o Boekhouden is voor ons een bron deze bron is niet voldoende voor ons want we weten niet
voor welk product, welke grondstof. Want boekhouden boekt meestal op totaal niveau
2 Uitgangsvoorbeeld
Een case-study – productie motorfietsen
• 1 type van motorfiets
• 175 arbeiders
• Huur kantoorgebouw: € 2.500/maand
• Geïnvesteerd vermogen: 60% EV, 40% VV
• Normale productie: 10.000 motorfiesten/jaar
Wat is de kostprijs van de motorfiets?
= als we het hebben over kostprijs kan het gaan over verschillende:
Fabricatiekost of verkoopkost
Elk bedrijf heeft een andere kostprijs
3 Begrip kostprijs
- De kostprijs is de som van de kosten nodig voor het realiseren van een bepaalde prestatie.
1
, - Kosten zijn de in geldwaarde uitgedrukte offers van ingezette middelen
Wat is de inhoud van de prestatie?
o Prestatie = kostenobject moet eerst bepaald worden
(= waarvoor heb ik de kost gemaakt vb. maak je motorfiets = dat is je kostenobject) kan
product, dienst, klant zijn
o Betreft het een productieproces of een verkoopproces?
o De fabricagekostprijs is het geheel van de in geldwaarde uitgedrukte productiemiddelen die
nodig zijn om een afgewerkt product of een dienst te produceren
Maw: alle kosten tussen het ontvangen van de grondstoffen en het afleveren van het
gereed product (bij productieonderneming) of..
Alle kosten tussen het aankoop van producten en het afleveren van het eindproduct
(handelsonderneming)
o We spreken van een verkoopkostprijs als de prestatie het verkochte
product of dienst is, deze omvat dus naast de kosten voor het
productieproces ook de kosten voor het verkoopproces
Verkoopkostprijs of integrale kostprijs
o Vb.
Fabricagekostprijs: wat kost het om een motorfiets te
produceren?
Verkoopkostprijs: wat kost het om een motorfiets te produceren
en te verkopen?
(zeker een vraag uit tabel (A))
Welke kostensoorten zijn nodig voor deze prestatie?
Onderscheid tussen uitgave en kosten?
o Uitgave: heeft te maken liquide middelen (cash, bankrekening)
o Kosten: offers die in het productie- of verkoopproces gemaakt worden om tot de prestatie te
komen. Het tijdstip van betaling staat los van het gebruik er van
o vb.
Op 15 januari kopen en betalen we grondstoffen, deze grondstoffen gebruiken we pas op 7
april. Wanneer erkennen we een kost? = 7 april
Onderscheid tussen opbrengsten en inkomsten
o inkomst: heeft te maken met liquide middelen (cash, bankrekeningen,…)
o opbrengst: het resultaat van onze verkopen van onze prestaties (kostenobject)
o vb.
op 13 februari verkopen we een motorfiets. De klant betaalt echter pas op 26 februari.
Wanneer erkennen we een opbrengst? = 13 februari
Samenstelling elementen van de kostprijs
o productiekosten: fabricagekosten, alle kosten die je nodig hebt om je motorfiets te maken:
arbeid, grondstof, elektriciteit,...
o verkoopkosten: echt je verkoopkost, marketingcampagne is ook een verkoopkost,
winkelmedewerker die je product verkoopt
2
, o verkoopkosten: loon van managers, loon boekhouder, huur van kantoor, (soort van vuilbak)
(A vraag: beheerskosten zijn altijd indirecte kosten)
o De verkoopkostprijs = fabricagekosten + verkoopkosten (maw de totale kostprijs)
o De fabricagekosten = productiekosten + deel van de beheerskosten
o De verkoopkosten = specifieke verkoopkosten + deel van de beheerskosten
o (beheerskosten zijn altijd indirecte kosten)
o Directe productiekosten: (directe kost: kost waarvan dat het management perfect weet voor
welke kostenobject het dient vb. rode verf voor rood kostenobject)
o Indirecte productiekosten: kan je verdelen op basis van hoeveel uur dat men heeft gespendeerd
of het aantal producten per soort. We hebben altijd een omslagsleutel nodig om indirecte kosten
te verdelen tussen de rode en zwarte motorfiets
o Examen: Indirecte kosten kent het bedrijf meestal op totaalbasis
o Vb. oefening
512.000 om het indirecte kost te weten hebben we kostensleutel nodig. Vb. het is op
10.000 eenheden = 51,20/ per eenheid
o Beheerskosten
331.400 gaan we verdelen wat hebben we nodig? omslagsleutel
productie: 165.700 aantal eenheden dus delen door 10.000 = 16,57 euro
verkoop: (kunnen we ook gebruiken als omslagslteutel
= verkoopkostprijs: 305..000 = 30,57 euro
TOTAALNIVEAU OMSLAGSLEUTEL EENHEIDSPRIJS
o Examenvraag
Alle twee bedrijven hebben zelfde product, hvl,… maar hebben allebei een andere
verkoopkostprijs, hoe komt dit?
= omdat ze een andere omslagsleutel gebruiken
Hoe bepalen we de waarde van de kosten?
o Kostprijs is een onduidelijk begrip
o We hebben 2 keuzes bij het berekenen van kostprijs: werkelijke (historische) of toelaatbare
kosten (standaard)
Standaardkostprijs: hoeveel kost het om een motorfiets te maken in normale
omstandigheden. (gaat over toekomst en over normale omstandigheden)
vb. als we volgend jaar een motorfiets maken dan verwachten we dat deze €1.500 kost
Historische kostprijs: ik maak mijn motorfiets en kijk achter mij en zie hoeveel het mij
echt heeft gekost dus het is verleden en werkelijk
vb. we hebben vorig jaar een motorfiets gemaakt en deze heeft € 1.423,23 gekost
!!!je vertrekt vanuit je standaardkostprijs en bepaalt je verkoopprijs!!!
3
, o De normatieve of standaardkosten vormen de basis van een goede beleidsbeslissing
We houden enkel rekening met doelmatig gebrachte offers, nooit met verspilling
We mogen niet werken met historische kosten
Toelaatbare en niet vermijdbare kosten worden wel ingecalculeerd, denk aan rusttijden
van de arbeiders, onderhoud van machines,…
We kijken met andere woorden naar de normale omstandigheden
We houden enkel rekening met de vervangingswaarde en niet de aanschaffingswaarde
Vb. van wat we niet inbrengen:
We hebben slechte banken gekocht voor ons product, brengen we niet in rekening
Oefening:
-kostprijs van 2 banden: ja -jaarlijks onderhoud van machinepark: ja
-wedde van productieverantwoordelijke: ja -tijd arbeiders om te lunchen: ja
-kostprijs grondstoffen die niet aan kwaliteitseisen voldeden: nee
-kostprijs van gestegen absenteïsme van de arbeiders: nee
-1 van de motorfietsen werkt niet. Breng je die in rekening?
Stel je moet dit elke maand doen van 5% keur je af. Dan is het wel normaal dus kan je
het in rekening brengen.
redenering: vb. Porsche zegt omdat onze controle zo streng is en we controleren het
zo goed moet je da erbij betalen
4 Vaste en variabele kosten
- Kosten die afhankelijk zijn van de bedrijfsdrukte (productievolume) noemen we variabele kosten.
- Kosten die in hun totaliteit constant blijven bij een zicht wijzigend productievolume noemen we
vaste kosten.
o Vb. of we nu 9.000 of 11.000 motorfietsen maken, die afschrijvingskost zal €200.000 blijven, dus
VAST
->dit klopt maar slechts binnen bepaalde grenzen! Stel dat we 20.000 motorfietsen dienen
te maken, dan zullen we meer machines nodig hebben en zal de kost van de afschrijvingen
toch stijgen. dit noemen we de capaciteitsgrens
5 Directe en indirecte kosten
- Indien het management perfect weet voor welke type motorfiets de kost werd gemaakt, spreken
we van een directe kost
- Indien het management dit niet weet, spreken we van een indirecte kost
- Directe kosten zijn kosten die een eenduidig kwantificeerbaar verband met het eindproduct
vertonen en er dan ook direct aan kunnen worden toegewezen (direct toewijsbare kosten,
assignable costs)
- Indirecte kosten zijn kosten die geen aanwijsbaar eenduidig verband hebben met een specifiek
eindproduct, dit omdat het een algemene kost is of omdat het bijhouden niet mogelijk is per
eindproduct (of het management dit niet wil doen)
- Vb.
Stel we maken niet 1 type van motorfiets maar 2:
o 512.000 (omslagsleutel = machine uren) type 1: 20 x 2,56 = 51,20
512. = 2,56 (predeterminant overhaterate)
Type 2: 15 x 2,56 = 38,40
4
1 Inleiding
- Basisprincipe: bepekte middelen maximale winst
= een bedrijf heeft beperkte middelen (geld, tijd, personeel, vaste active,…), maar wil haar winst
maximaliseren
- Wanneer we middelen inzetten (gebruiken) krijgen we kosten
- Een kost is dus de vertaling van het gebruik van een middel
Vb. van motorfiets
1. Welke middelen hebben we nodig?
Kapitaal (geld), vaste klanten, voorraad, tijd, personeel, kennis,…
2. Wat krijg je als je de middelen gaat inzetten?
Kosten is vertaling van gebruik van middel
3. Om winst te maximaliseren moet je uw kosten kennen (hoe minder kosten, hoe meer winst)
je kan je bedrijf niet kennen als je de kosten niet kent = financial management
- Management accounting betreft:
o Management accounting = nemen van beslissingen (is doel van beslissingen)
o Informatie voor de interne gebruikers: inhoud van de informatie is gedetailleerd
alle inhoud nodig voor het nemen van beslissingen
o Rapporten, overzichten,… opgesteld wnr de interne gebruikers dit nodig hebben om…
o Het nemen van een beslissing te faciliteren! daarvoor heb je management accounting
Beslissingen zoals: gaan we producten zelf maken? Wat is een aanvaardbare
verkoopprijs, stoppen we de productie? Moeten we extra personeel aanwerven…
Het is een beslissing als je alternatieven hebt. Wat gebeurt er als ik beslissing 1 neem of
2, hoe veranderd mijn leven
- Extra
o Boekhouden is voor ons een bron deze bron is niet voldoende voor ons want we weten niet
voor welk product, welke grondstof. Want boekhouden boekt meestal op totaal niveau
2 Uitgangsvoorbeeld
Een case-study – productie motorfietsen
• 1 type van motorfiets
• 175 arbeiders
• Huur kantoorgebouw: € 2.500/maand
• Geïnvesteerd vermogen: 60% EV, 40% VV
• Normale productie: 10.000 motorfiesten/jaar
Wat is de kostprijs van de motorfiets?
= als we het hebben over kostprijs kan het gaan over verschillende:
Fabricatiekost of verkoopkost
Elk bedrijf heeft een andere kostprijs
3 Begrip kostprijs
- De kostprijs is de som van de kosten nodig voor het realiseren van een bepaalde prestatie.
1
, - Kosten zijn de in geldwaarde uitgedrukte offers van ingezette middelen
Wat is de inhoud van de prestatie?
o Prestatie = kostenobject moet eerst bepaald worden
(= waarvoor heb ik de kost gemaakt vb. maak je motorfiets = dat is je kostenobject) kan
product, dienst, klant zijn
o Betreft het een productieproces of een verkoopproces?
o De fabricagekostprijs is het geheel van de in geldwaarde uitgedrukte productiemiddelen die
nodig zijn om een afgewerkt product of een dienst te produceren
Maw: alle kosten tussen het ontvangen van de grondstoffen en het afleveren van het
gereed product (bij productieonderneming) of..
Alle kosten tussen het aankoop van producten en het afleveren van het eindproduct
(handelsonderneming)
o We spreken van een verkoopkostprijs als de prestatie het verkochte
product of dienst is, deze omvat dus naast de kosten voor het
productieproces ook de kosten voor het verkoopproces
Verkoopkostprijs of integrale kostprijs
o Vb.
Fabricagekostprijs: wat kost het om een motorfiets te
produceren?
Verkoopkostprijs: wat kost het om een motorfiets te produceren
en te verkopen?
(zeker een vraag uit tabel (A))
Welke kostensoorten zijn nodig voor deze prestatie?
Onderscheid tussen uitgave en kosten?
o Uitgave: heeft te maken liquide middelen (cash, bankrekening)
o Kosten: offers die in het productie- of verkoopproces gemaakt worden om tot de prestatie te
komen. Het tijdstip van betaling staat los van het gebruik er van
o vb.
Op 15 januari kopen en betalen we grondstoffen, deze grondstoffen gebruiken we pas op 7
april. Wanneer erkennen we een kost? = 7 april
Onderscheid tussen opbrengsten en inkomsten
o inkomst: heeft te maken met liquide middelen (cash, bankrekeningen,…)
o opbrengst: het resultaat van onze verkopen van onze prestaties (kostenobject)
o vb.
op 13 februari verkopen we een motorfiets. De klant betaalt echter pas op 26 februari.
Wanneer erkennen we een opbrengst? = 13 februari
Samenstelling elementen van de kostprijs
o productiekosten: fabricagekosten, alle kosten die je nodig hebt om je motorfiets te maken:
arbeid, grondstof, elektriciteit,...
o verkoopkosten: echt je verkoopkost, marketingcampagne is ook een verkoopkost,
winkelmedewerker die je product verkoopt
2
, o verkoopkosten: loon van managers, loon boekhouder, huur van kantoor, (soort van vuilbak)
(A vraag: beheerskosten zijn altijd indirecte kosten)
o De verkoopkostprijs = fabricagekosten + verkoopkosten (maw de totale kostprijs)
o De fabricagekosten = productiekosten + deel van de beheerskosten
o De verkoopkosten = specifieke verkoopkosten + deel van de beheerskosten
o (beheerskosten zijn altijd indirecte kosten)
o Directe productiekosten: (directe kost: kost waarvan dat het management perfect weet voor
welke kostenobject het dient vb. rode verf voor rood kostenobject)
o Indirecte productiekosten: kan je verdelen op basis van hoeveel uur dat men heeft gespendeerd
of het aantal producten per soort. We hebben altijd een omslagsleutel nodig om indirecte kosten
te verdelen tussen de rode en zwarte motorfiets
o Examen: Indirecte kosten kent het bedrijf meestal op totaalbasis
o Vb. oefening
512.000 om het indirecte kost te weten hebben we kostensleutel nodig. Vb. het is op
10.000 eenheden = 51,20/ per eenheid
o Beheerskosten
331.400 gaan we verdelen wat hebben we nodig? omslagsleutel
productie: 165.700 aantal eenheden dus delen door 10.000 = 16,57 euro
verkoop: (kunnen we ook gebruiken als omslagslteutel
= verkoopkostprijs: 305..000 = 30,57 euro
TOTAALNIVEAU OMSLAGSLEUTEL EENHEIDSPRIJS
o Examenvraag
Alle twee bedrijven hebben zelfde product, hvl,… maar hebben allebei een andere
verkoopkostprijs, hoe komt dit?
= omdat ze een andere omslagsleutel gebruiken
Hoe bepalen we de waarde van de kosten?
o Kostprijs is een onduidelijk begrip
o We hebben 2 keuzes bij het berekenen van kostprijs: werkelijke (historische) of toelaatbare
kosten (standaard)
Standaardkostprijs: hoeveel kost het om een motorfiets te maken in normale
omstandigheden. (gaat over toekomst en over normale omstandigheden)
vb. als we volgend jaar een motorfiets maken dan verwachten we dat deze €1.500 kost
Historische kostprijs: ik maak mijn motorfiets en kijk achter mij en zie hoeveel het mij
echt heeft gekost dus het is verleden en werkelijk
vb. we hebben vorig jaar een motorfiets gemaakt en deze heeft € 1.423,23 gekost
!!!je vertrekt vanuit je standaardkostprijs en bepaalt je verkoopprijs!!!
3
, o De normatieve of standaardkosten vormen de basis van een goede beleidsbeslissing
We houden enkel rekening met doelmatig gebrachte offers, nooit met verspilling
We mogen niet werken met historische kosten
Toelaatbare en niet vermijdbare kosten worden wel ingecalculeerd, denk aan rusttijden
van de arbeiders, onderhoud van machines,…
We kijken met andere woorden naar de normale omstandigheden
We houden enkel rekening met de vervangingswaarde en niet de aanschaffingswaarde
Vb. van wat we niet inbrengen:
We hebben slechte banken gekocht voor ons product, brengen we niet in rekening
Oefening:
-kostprijs van 2 banden: ja -jaarlijks onderhoud van machinepark: ja
-wedde van productieverantwoordelijke: ja -tijd arbeiders om te lunchen: ja
-kostprijs grondstoffen die niet aan kwaliteitseisen voldeden: nee
-kostprijs van gestegen absenteïsme van de arbeiders: nee
-1 van de motorfietsen werkt niet. Breng je die in rekening?
Stel je moet dit elke maand doen van 5% keur je af. Dan is het wel normaal dus kan je
het in rekening brengen.
redenering: vb. Porsche zegt omdat onze controle zo streng is en we controleren het
zo goed moet je da erbij betalen
4 Vaste en variabele kosten
- Kosten die afhankelijk zijn van de bedrijfsdrukte (productievolume) noemen we variabele kosten.
- Kosten die in hun totaliteit constant blijven bij een zicht wijzigend productievolume noemen we
vaste kosten.
o Vb. of we nu 9.000 of 11.000 motorfietsen maken, die afschrijvingskost zal €200.000 blijven, dus
VAST
->dit klopt maar slechts binnen bepaalde grenzen! Stel dat we 20.000 motorfietsen dienen
te maken, dan zullen we meer machines nodig hebben en zal de kost van de afschrijvingen
toch stijgen. dit noemen we de capaciteitsgrens
5 Directe en indirecte kosten
- Indien het management perfect weet voor welke type motorfiets de kost werd gemaakt, spreken
we van een directe kost
- Indien het management dit niet weet, spreken we van een indirecte kost
- Directe kosten zijn kosten die een eenduidig kwantificeerbaar verband met het eindproduct
vertonen en er dan ook direct aan kunnen worden toegewezen (direct toewijsbare kosten,
assignable costs)
- Indirecte kosten zijn kosten die geen aanwijsbaar eenduidig verband hebben met een specifiek
eindproduct, dit omdat het een algemene kost is of omdat het bijhouden niet mogelijk is per
eindproduct (of het management dit niet wil doen)
- Vb.
Stel we maken niet 1 type van motorfiets maar 2:
o 512.000 (omslagsleutel = machine uren) type 1: 20 x 2,56 = 51,20
512. = 2,56 (predeterminant overhaterate)
Type 2: 15 x 2,56 = 38,40
4