Personeel Organisatie Communicatie
Hoofdstuk 1
Een organisatie is een samenwerkingsverband van personen die een bepaald doel willen
bereiken. Vrijwel elke organisatie heeft de volgende eigenschappen:
samenwerking tussen personen;
taakverdeling tussen de personen via een bepaalde organisatiestructuur;
leiding van de organisatie;
een bepaald doel waarop de activiteiten van de organisatie zijn gericht;
middelen om dit doel te bereiken.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee hoofdgroepen van organisaties:
1. Profitorganisaties = het belangrijkste doel is winst maken
2. Non-profitorganisaties = de doelstelling is niet winst maken.
Naast deze twee heb je ook not-for-profitorganisaties. Deze maken wel winst, maar doen dat
om hun hoofddoel beter te kunnen realiseren. Door het maken van winst kan de continuïteit
en de kwaliteit van de organisatie beter worden gegarandeerd.
Arbeidsorganisatie = een ordening met leidinggevende en uitvoerende medewerkers waarbij
er gekeken wordt hoe de arbeid verdeeld moet worden en wie welke taken en
verantwoordelijkheden binnen de organisatie toebedeeld krijgt. Bij de overheid heet dit een
overheidsorganisatie.
Organisatievormen:
1. Een bedrijf = een organisatie waar arbeid en kapitaal centraal staan. Een bedrijf
levert producten of diensten waardoor omzet wordt behaald, zowel commercieel als
niet-commercieel
2. Een onderneming = een bedrijf dat gericht is op het maken van winst
(doel/commercieel). Een onderneming is altijd een bedrijf, maar een bedrijf hoeft niet
altijd een onderneming te zijn (bijvoorbeeld wanneer het niet-commercieel is).
3. Een instelling heeft als doel het uitvoeren van een bepaalde taak waarvoor subsidie
wordt ontvangen. Vaak sprake van non-profitorganisatie. Instelling kan ook een
winstoogmerk hebben.
In Nederland zijn er twee groepen ondernemingsvormen:
1. Persoonlijke ondernemingsvorm = ondernemingen met als eigenaar een natuurlijk
persoon. Onderneming wordt geleid door één of meer mensen. Deze zijn volledig
verantwoordelijk voor de beslissingen die genomen moeten worden. Verschillende
natuurlijke ondernemingsvormen:
a. De eenmanszaak = één eigenaar, kan wel mensen in loondienst hebben.
Eigenaren van eenmanszaken zijn aansprakelijk voor alle handelingen en
financiën. Er is geen onderscheid tussen zakelijk- en privévermogen.
Eigenaren moeten over de winst, inkomstenbelasting en premie
volksverzekering afdragen en ook de inkomensafhankelijke bijdrage voor de
Zorgverzekeringswet. Zij zijn niet verzekerd voor de ZW, WW en WIA.
b. De maatschap = twee of meer partners oefenen gezamenlijk hun beroep uit
onder een gemeenschappelijke naam op basis van gelijkwaardigheid. Het
doel is het behalen van een financieel voordeel dat verdeeld wordt. De
maatschap wordt ingeschreven in de KvK en eindigt wanneer een maat
uittreedt of overlijdt.
c. De vennootschap onder firma (vof) = twee of meer vennoten oefenen
gezamenlijk hun bedrijf uit onder een gemeenschappelijke naam (verdeling
van aandelen). De vennoten kunnen hun taken verdelen op basis van
deskundigheid. Een firmant kan hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor
, de schulden van de vof, ook als deze door een andere vennoot zijn gemaakt.
Elke vennoot is zelf belastingplichtig.
d. De commanditaire vennootschap = een vof met beherende en stille vennoten.
Stille vennoten verrichten geen beheersdaden en zijn niet bevoegd namens
de onderneming te handelen of de cv aan derde te verbinden. Zij zijn enkel
financieel betrokken en kunnen alleen hun eigen investering kwijtraken. De
beherende vennoten hebben de dagelijkse leiding en zijn hoofdelijk
aansprakelijk.
e. De Rederij = een natuurlijk persoon die haar schepen inclusief bemanning ter
beschikking stelt aan een andere partij die de economische exploitatie voor
haar rekening neemt.
2. Ondernemingen die een rechtspersoon zijn; de onderneming heeft zelf rechten en
verplichtingen en de aansprakelijkheid van de ondernemer is beperkt.
a. De besloten vennootschap = de bestuurder is in dienst van de bv en handelt
uit naam van de bv. Het kapitaal van de bv is verdeeld in aandelen. De
hoogste macht ligt bij de aandeelhouders via de algemene vergadering. Het
oprichten van de bv en het overdragen van aandelen loopt via de notaris. Het
startkapitaal is minimaal €0,01.
b. De naamloze vennootschap = een vennootschap waarvan het kapitaal is
verdeeld in aandelen op naam en aandelen aan toonder. Aandelen aan
toonder zijn vrij verhandelbaar op de beurs en hoeven niet via de notaris
overgedragen te worden. Het minimaal verplichte aandelenkapitaal bedraagt
€45.000,00.
c. Een vereniging = onderneming die wordt opgericht met een bepaald doel.
Kenmerken:
Er zijn minstens twee leden;
de hoogste macht ligt bij de ledenvergadering;
de leden hebben in principe allemaal één stem op de
ledenvergadering;
De ledenvergadering benoemt het bestuur, bestaat meestal uit
voorzitter, secretaris en een penningmeester.
Er zijn twee soorten verenigingen:
I. Vereniging met volledige rechtsbevoegdheid = de bestuurder is in
principe niet met zijn privévermogen aansprakelijk voor de
verplichtingen. Oprichting verloopt via een notariële akte waarin de
statuten van de vereniging opgenomen zijn. Ook dient de vereniging
ingeschreven te worden in het handelsregister van de KvK.
II. Vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid = niet via de notaris
opgericht. De bestuurders zijn met hun privévermogen aansprakelijk
voor de verplichtingen. Vereniging kan niks erven en geen
registergoederen (pand) verkrijgen.
III. De Vereniging van Eigenaars behartigt de gemeenschappelijke
belangen van het gebouw. Alle appartementseigenaars zijn verplicht
lid van de vereniging. De VvE heeft wettelijke verplichtingen:
inschrijven in het Handelsregister van de KvK;
jaarlijks een jaarrekening opstellen;
minimaal één keer per jaar vergaderen;
een reservefonds opbouwen voor noodzakelijk onderhoud.
d. De coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij zijn varianten van de
vereniging waarvoor aanvullende regels gelden. De activiteiten van deze
ondernemingsvorm voorzien in bepaalde stoffelijke behoeften van leden.
e. De stichting = een rechtsvorm die wordt gehanteerd wanneer één of meer
personen met een bepaald vermogen een maatschappelijk, sociaal of ideëel
doel willen realiseren. Een stichting wordt opgericht met een notariële akte en
, moet worden ingeschreven in het handelsregister van de KvK. Een stichting
heeft een bestuur, maar geen leden.
Arbeid is een belangrijke productiefactor. Elke organisatie die personeel in dienst heeft, moet
zorgen voor een heldere en efficiënte verdeling van taken (wat doet iemand),
verantwoordelijkheden (wat moet iemand), en bevoegdheden (wat mag iemand). De tvb’s worden
in een organisatiestructuur op elkaar afgestemd en in een functieomschrijving weergegeven. In de
arbowet is geregeld dat de werkgever zorgt draagt voor een goede verdeling van bevoegdheden
en verantwoordelijkheden tussen de bij de werkgever werkzame personen, waarbij hij rekening
houdt met de bekwaamheden van de werknemers.
Het is van belang dat arbeid goed wordt gestructureerd en verdeeld, want zonder het juist
inzetten van arbeid worden er mindere resultaten behaald.
Werkstructurering = rekening houden met de behoeften van de medewerkers op sociaal,
economisch en technisch gebied. De behoeften van personeel kan komen vanuit twee
factoren:
1. Werkextrensieke factoren = de werkomgeving en de inrichting van de werkplek.
2. Werkintrinsieke factoren = het werk zelf. Er zijn 4 werkintrinsieke factoren:
a. Taakverrijking = medewerker krijgt meer zelfstandigheid en bevoegdheden.
b. Taakverruiming = meer afwisseling in het werk. Taken van hetzelfde niveau
worden toegevoegd aan het takenpakket om eentonige taken te verminderen.
c. Taakroulatie = van tijd tot tijd andere werkzaamheden met afwisseling als
gevolg.
d. Taakgroepen = medewerkers die zelfstandig een eindproduct maken.
Arbeidsverdeling = iedere werknemer houdt zich bezig met een bepaald onderdeel van de
werkzaamheden met de bijbehorende taken en bevoegdheden. Er wordt gebruikgemaakt
van de sterke punten van de medewerker. De productiviteit kan hiermee omhoog gaan.
Motieven voor een arbeidsverdeling:
Arbeidsverdeling leidt tot efficiency. De medewerker hoeft niet steeds over te
schakelen.
Door arbeidsverdeling komen de sterke kanten van een medewerker naar voren. Het
betreft sociale en maatschappelijke motieven.
Via een goede structuur kan de uitvoering van de diverse werkzaamheden
gewaarborgd worden, zodat de organisatie via voldoende toezicht bestuurbaar blijft.
De mogelijkheden tot klantgericht werken nemen toe.
Arbeidsverdeling biedt meer kansen om branchegericht te werken.
Bij een ver doorgevoerde arbeidsverdeling ontstaan risico’s:
Medewerkers krijgen alleen maar saai werk te doen, de motivatie zal dalen;
Medewerkers zien het eindproduct niet meer, betrokkenheid voor het eindproduct
wordt minder;
Medewerkers missen ontplooiingsmogelijkheden, het hele werkproces is
voorgekauwd.
Arbeidsverdeling vindt op twee manieren plaats:
1. Verticale arbeidsverdeling of verticale differentiatie = een scheiding tussen het
besturen van de onderneming en de uitvoering van de overige taken. Er is dan
sprake van hiërarchie binnen de onderneming. Een lagere manager stuurt de
uitvoerende aan. Relatie kenmerkt zich door:
taakopdrachten aan medewerkers;
medewerkers leggen verantwoording af over de uitvoering van hun werk;
de leidinggevende controleert de input, de uitvoering en het eindproduct.
Hoofdstuk 1
Een organisatie is een samenwerkingsverband van personen die een bepaald doel willen
bereiken. Vrijwel elke organisatie heeft de volgende eigenschappen:
samenwerking tussen personen;
taakverdeling tussen de personen via een bepaalde organisatiestructuur;
leiding van de organisatie;
een bepaald doel waarop de activiteiten van de organisatie zijn gericht;
middelen om dit doel te bereiken.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee hoofdgroepen van organisaties:
1. Profitorganisaties = het belangrijkste doel is winst maken
2. Non-profitorganisaties = de doelstelling is niet winst maken.
Naast deze twee heb je ook not-for-profitorganisaties. Deze maken wel winst, maar doen dat
om hun hoofddoel beter te kunnen realiseren. Door het maken van winst kan de continuïteit
en de kwaliteit van de organisatie beter worden gegarandeerd.
Arbeidsorganisatie = een ordening met leidinggevende en uitvoerende medewerkers waarbij
er gekeken wordt hoe de arbeid verdeeld moet worden en wie welke taken en
verantwoordelijkheden binnen de organisatie toebedeeld krijgt. Bij de overheid heet dit een
overheidsorganisatie.
Organisatievormen:
1. Een bedrijf = een organisatie waar arbeid en kapitaal centraal staan. Een bedrijf
levert producten of diensten waardoor omzet wordt behaald, zowel commercieel als
niet-commercieel
2. Een onderneming = een bedrijf dat gericht is op het maken van winst
(doel/commercieel). Een onderneming is altijd een bedrijf, maar een bedrijf hoeft niet
altijd een onderneming te zijn (bijvoorbeeld wanneer het niet-commercieel is).
3. Een instelling heeft als doel het uitvoeren van een bepaalde taak waarvoor subsidie
wordt ontvangen. Vaak sprake van non-profitorganisatie. Instelling kan ook een
winstoogmerk hebben.
In Nederland zijn er twee groepen ondernemingsvormen:
1. Persoonlijke ondernemingsvorm = ondernemingen met als eigenaar een natuurlijk
persoon. Onderneming wordt geleid door één of meer mensen. Deze zijn volledig
verantwoordelijk voor de beslissingen die genomen moeten worden. Verschillende
natuurlijke ondernemingsvormen:
a. De eenmanszaak = één eigenaar, kan wel mensen in loondienst hebben.
Eigenaren van eenmanszaken zijn aansprakelijk voor alle handelingen en
financiën. Er is geen onderscheid tussen zakelijk- en privévermogen.
Eigenaren moeten over de winst, inkomstenbelasting en premie
volksverzekering afdragen en ook de inkomensafhankelijke bijdrage voor de
Zorgverzekeringswet. Zij zijn niet verzekerd voor de ZW, WW en WIA.
b. De maatschap = twee of meer partners oefenen gezamenlijk hun beroep uit
onder een gemeenschappelijke naam op basis van gelijkwaardigheid. Het
doel is het behalen van een financieel voordeel dat verdeeld wordt. De
maatschap wordt ingeschreven in de KvK en eindigt wanneer een maat
uittreedt of overlijdt.
c. De vennootschap onder firma (vof) = twee of meer vennoten oefenen
gezamenlijk hun bedrijf uit onder een gemeenschappelijke naam (verdeling
van aandelen). De vennoten kunnen hun taken verdelen op basis van
deskundigheid. Een firmant kan hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor
, de schulden van de vof, ook als deze door een andere vennoot zijn gemaakt.
Elke vennoot is zelf belastingplichtig.
d. De commanditaire vennootschap = een vof met beherende en stille vennoten.
Stille vennoten verrichten geen beheersdaden en zijn niet bevoegd namens
de onderneming te handelen of de cv aan derde te verbinden. Zij zijn enkel
financieel betrokken en kunnen alleen hun eigen investering kwijtraken. De
beherende vennoten hebben de dagelijkse leiding en zijn hoofdelijk
aansprakelijk.
e. De Rederij = een natuurlijk persoon die haar schepen inclusief bemanning ter
beschikking stelt aan een andere partij die de economische exploitatie voor
haar rekening neemt.
2. Ondernemingen die een rechtspersoon zijn; de onderneming heeft zelf rechten en
verplichtingen en de aansprakelijkheid van de ondernemer is beperkt.
a. De besloten vennootschap = de bestuurder is in dienst van de bv en handelt
uit naam van de bv. Het kapitaal van de bv is verdeeld in aandelen. De
hoogste macht ligt bij de aandeelhouders via de algemene vergadering. Het
oprichten van de bv en het overdragen van aandelen loopt via de notaris. Het
startkapitaal is minimaal €0,01.
b. De naamloze vennootschap = een vennootschap waarvan het kapitaal is
verdeeld in aandelen op naam en aandelen aan toonder. Aandelen aan
toonder zijn vrij verhandelbaar op de beurs en hoeven niet via de notaris
overgedragen te worden. Het minimaal verplichte aandelenkapitaal bedraagt
€45.000,00.
c. Een vereniging = onderneming die wordt opgericht met een bepaald doel.
Kenmerken:
Er zijn minstens twee leden;
de hoogste macht ligt bij de ledenvergadering;
de leden hebben in principe allemaal één stem op de
ledenvergadering;
De ledenvergadering benoemt het bestuur, bestaat meestal uit
voorzitter, secretaris en een penningmeester.
Er zijn twee soorten verenigingen:
I. Vereniging met volledige rechtsbevoegdheid = de bestuurder is in
principe niet met zijn privévermogen aansprakelijk voor de
verplichtingen. Oprichting verloopt via een notariële akte waarin de
statuten van de vereniging opgenomen zijn. Ook dient de vereniging
ingeschreven te worden in het handelsregister van de KvK.
II. Vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid = niet via de notaris
opgericht. De bestuurders zijn met hun privévermogen aansprakelijk
voor de verplichtingen. Vereniging kan niks erven en geen
registergoederen (pand) verkrijgen.
III. De Vereniging van Eigenaars behartigt de gemeenschappelijke
belangen van het gebouw. Alle appartementseigenaars zijn verplicht
lid van de vereniging. De VvE heeft wettelijke verplichtingen:
inschrijven in het Handelsregister van de KvK;
jaarlijks een jaarrekening opstellen;
minimaal één keer per jaar vergaderen;
een reservefonds opbouwen voor noodzakelijk onderhoud.
d. De coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij zijn varianten van de
vereniging waarvoor aanvullende regels gelden. De activiteiten van deze
ondernemingsvorm voorzien in bepaalde stoffelijke behoeften van leden.
e. De stichting = een rechtsvorm die wordt gehanteerd wanneer één of meer
personen met een bepaald vermogen een maatschappelijk, sociaal of ideëel
doel willen realiseren. Een stichting wordt opgericht met een notariële akte en
, moet worden ingeschreven in het handelsregister van de KvK. Een stichting
heeft een bestuur, maar geen leden.
Arbeid is een belangrijke productiefactor. Elke organisatie die personeel in dienst heeft, moet
zorgen voor een heldere en efficiënte verdeling van taken (wat doet iemand),
verantwoordelijkheden (wat moet iemand), en bevoegdheden (wat mag iemand). De tvb’s worden
in een organisatiestructuur op elkaar afgestemd en in een functieomschrijving weergegeven. In de
arbowet is geregeld dat de werkgever zorgt draagt voor een goede verdeling van bevoegdheden
en verantwoordelijkheden tussen de bij de werkgever werkzame personen, waarbij hij rekening
houdt met de bekwaamheden van de werknemers.
Het is van belang dat arbeid goed wordt gestructureerd en verdeeld, want zonder het juist
inzetten van arbeid worden er mindere resultaten behaald.
Werkstructurering = rekening houden met de behoeften van de medewerkers op sociaal,
economisch en technisch gebied. De behoeften van personeel kan komen vanuit twee
factoren:
1. Werkextrensieke factoren = de werkomgeving en de inrichting van de werkplek.
2. Werkintrinsieke factoren = het werk zelf. Er zijn 4 werkintrinsieke factoren:
a. Taakverrijking = medewerker krijgt meer zelfstandigheid en bevoegdheden.
b. Taakverruiming = meer afwisseling in het werk. Taken van hetzelfde niveau
worden toegevoegd aan het takenpakket om eentonige taken te verminderen.
c. Taakroulatie = van tijd tot tijd andere werkzaamheden met afwisseling als
gevolg.
d. Taakgroepen = medewerkers die zelfstandig een eindproduct maken.
Arbeidsverdeling = iedere werknemer houdt zich bezig met een bepaald onderdeel van de
werkzaamheden met de bijbehorende taken en bevoegdheden. Er wordt gebruikgemaakt
van de sterke punten van de medewerker. De productiviteit kan hiermee omhoog gaan.
Motieven voor een arbeidsverdeling:
Arbeidsverdeling leidt tot efficiency. De medewerker hoeft niet steeds over te
schakelen.
Door arbeidsverdeling komen de sterke kanten van een medewerker naar voren. Het
betreft sociale en maatschappelijke motieven.
Via een goede structuur kan de uitvoering van de diverse werkzaamheden
gewaarborgd worden, zodat de organisatie via voldoende toezicht bestuurbaar blijft.
De mogelijkheden tot klantgericht werken nemen toe.
Arbeidsverdeling biedt meer kansen om branchegericht te werken.
Bij een ver doorgevoerde arbeidsverdeling ontstaan risico’s:
Medewerkers krijgen alleen maar saai werk te doen, de motivatie zal dalen;
Medewerkers zien het eindproduct niet meer, betrokkenheid voor het eindproduct
wordt minder;
Medewerkers missen ontplooiingsmogelijkheden, het hele werkproces is
voorgekauwd.
Arbeidsverdeling vindt op twee manieren plaats:
1. Verticale arbeidsverdeling of verticale differentiatie = een scheiding tussen het
besturen van de onderneming en de uitvoering van de overige taken. Er is dan
sprake van hiërarchie binnen de onderneming. Een lagere manager stuurt de
uitvoerende aan. Relatie kenmerkt zich door:
taakopdrachten aan medewerkers;
medewerkers leggen verantwoording af over de uitvoering van hun werk;
de leidinggevende controleert de input, de uitvoering en het eindproduct.