Inhoudsopgave
Mondelinge taalvaardigheid .......................................................................................................... 2
Woordenschat .............................................................................................................................. 4
Beginnende geletterdheid ............................................................................................................. 6
Auditieve vaardigheden .................................................................................................................... 7
Taalbeschouwing .......................................................................................................................... 8
Niveaus van taal Syntactisch: ..........................................................................................................10
Niveaus van taal Morfologisch .........................................................................................................11
Niveaus van taal pragmatisch..........................................................................................................11
Niveaus van taal semantisch ...........................................................................................................11
Niveau van taal Orthografisch .........................................................................................................12
Niveaus van taal Fonologisch ..........................................................................................................12
Voortgezet technisch lezen .......................................................................................................... 12
Voordrachtsaspecten .....................................................................................................................12
Leesstrategieën voor technisch lezen ..............................................................................................13
Theorieën over het leesproces.........................................................................................................14
Begrijpend lezen .......................................................................................................................... 15
Soorten teksten ..............................................................................................................................15
Leesgedrag van kinderen wordt beïnvloed door ................................................................................16
Stellen ........................................................................................................................................ 17
Functies van schrijven ....................................................................................................................17
Schrijfstrategieën ...........................................................................................................................17
Jeugdliteratuur ............................................................................................................................ 18
Spelling....................................................................................................................................... 19
Schriftsystemen .............................................................................................................................19
Spellingsprincipes en strategieën ....................................................................................................19
,Mondelinge taalvaardigheid
Theorieën over taalverwerving:
- Behaviorisme: Leren door imitatie goedkeuring/ invloed van ouders.
- Creatieve constructietheorie/ mentalisme: Aangeboren taalvermogen bij kinderen.
- Interactionele benadering: Het aangeboren taal leervermogen en interactie vanuit de
omgeving is van belang (mogelijkheden van het kind).
Taalverwervingsproces
In het taalverwervingsproces van een kind onderscheiden we twee perioden:
1. De prelinguale periode (0-1 jaar)
voordat een kind zijn eerste woordjes spreekt.
- produceren geluiden (Baba)
Belangrijk in de taalontwikkeling is vorm van communiceren naar het kind.
De prelinguale fase start na de geboorte met huilen
↓
Vocaliseren: Klanken produceren en herkennen
↓
Vocaal spel: experimenteren met klanken (medeklinkers)
Er ontstaat interactie tussen kind en volwassenen hierdoor leert een kind de basis van
taal. Na 7 maanden begint het brabbelen een kind herhaalt klank groepen.
- Klankgroepen zonder betekenis
↓
De klanken gaan steeds meer op echte woorden lijken
Tijdens de prelinguale periode oefenen kinderen:
- De articulatie (uitspraak)
- Klankstructuur van taal
- Zinsmelodie
- communiceren met anderen.
De prelinguale periode en de vroeglinguale periode bestaan in de taalontwikkeling
vooral uit:
- Fonologisch niveau (Uitspraak)
- Semantisch niveau (Betekenis)
- Syntactisch niveau (Volgorde)
De tweede fase in de taalontwikkeling is de linguale periode hieronder vallen de:
- de vroeglinguale periode (1-2,5 jaar)
- de diMerentiatiefase (2,5 - 5 jaar)
- de voltooiingsfase (5-9 jaar)
, De linguale periode: een kind gaat woorden en zinnen als communicatiemiddel
gebruiken.
De linguale periode heeft 3 fase:
De vroeglinguale periode (1-2,5 jaar):
- Brabbelen -> betekenis vol taalgebruik
- eenwoordzin (1 jaar) eigenschap toekennen voorbeeld: kachel = warm.
↓
Tweewoordzinnen (1,5 jaar) woorden combineren (kleine zinnen)
↓
Meerwoordzin (2 jaar) zinnen van meer dan twee woorden.
De actieve woordenschat bestaat vooral uit:
1. Inhoudswoorden: woorden met een duidelijke betekenis. (znw, ww en bijv.nw)
2. Functiewoorden ontbreken: woorden die een relatie aangeven (wie)
DiMerentiatiefase (2,5 - 5 jaar)
Taalgebruik gaat lijken op dat van volwassenen
- Morfologisch: opbouw van woorden
- Pragmatisch: Gebruik van woorden
Ze kunnen taal gebruiken zonder concrete context en spreken over dingen die niet in de
directe omgeving voorkomen.
-> Komt voor in de kleuterleeftijd de leefwereld breidt zich uit dus het taalaanbod ook.
Kinderen ontdekken in de diZerentiatiefase nieuwe woordsoorten:
- Bijwoorden
- Lidwoorden
- Voegwoorden
Kinderen leren dat de vorm van een woord belangrijk is: Morfologie
- Kinderen leren neologismen= nieuwe niet bestaande woorden
- Kinderen denken hierbij na over taal.
De voltooiingsfase (5- 9 jaar)
In de voltooiingsfase worden de processen uit de diZerentiatiefase uitgebouwd.
werkwoorden= verleden tijd / zwak of sterk?
• Syntactisch niveau: langere zinnen vormen.
• Pragmatisch niveau: een kind gaat volwaardig functioneren -> aan de hand van
methodes werken aan taalontwikkeling.
In de voltooiingsfase gaat de taalontwikkeling niet meer spelenderwijs.
Zelfhandhaving: Iemand komt op voor wat hij zelf wil. Hij beschermt zichzelf en
verdedigt wat het heeft.
Zelfsturing: iemand geeft aan wat hijzelf gaat doen. Hij ordent met woorden zijn
handelen en kondigt zijn plannen aan.
Sturing van anderen: Taal gebruiken om het gedrag van anderen te beïnvloeden.
Mondelinge taalvaardigheid .......................................................................................................... 2
Woordenschat .............................................................................................................................. 4
Beginnende geletterdheid ............................................................................................................. 6
Auditieve vaardigheden .................................................................................................................... 7
Taalbeschouwing .......................................................................................................................... 8
Niveaus van taal Syntactisch: ..........................................................................................................10
Niveaus van taal Morfologisch .........................................................................................................11
Niveaus van taal pragmatisch..........................................................................................................11
Niveaus van taal semantisch ...........................................................................................................11
Niveau van taal Orthografisch .........................................................................................................12
Niveaus van taal Fonologisch ..........................................................................................................12
Voortgezet technisch lezen .......................................................................................................... 12
Voordrachtsaspecten .....................................................................................................................12
Leesstrategieën voor technisch lezen ..............................................................................................13
Theorieën over het leesproces.........................................................................................................14
Begrijpend lezen .......................................................................................................................... 15
Soorten teksten ..............................................................................................................................15
Leesgedrag van kinderen wordt beïnvloed door ................................................................................16
Stellen ........................................................................................................................................ 17
Functies van schrijven ....................................................................................................................17
Schrijfstrategieën ...........................................................................................................................17
Jeugdliteratuur ............................................................................................................................ 18
Spelling....................................................................................................................................... 19
Schriftsystemen .............................................................................................................................19
Spellingsprincipes en strategieën ....................................................................................................19
,Mondelinge taalvaardigheid
Theorieën over taalverwerving:
- Behaviorisme: Leren door imitatie goedkeuring/ invloed van ouders.
- Creatieve constructietheorie/ mentalisme: Aangeboren taalvermogen bij kinderen.
- Interactionele benadering: Het aangeboren taal leervermogen en interactie vanuit de
omgeving is van belang (mogelijkheden van het kind).
Taalverwervingsproces
In het taalverwervingsproces van een kind onderscheiden we twee perioden:
1. De prelinguale periode (0-1 jaar)
voordat een kind zijn eerste woordjes spreekt.
- produceren geluiden (Baba)
Belangrijk in de taalontwikkeling is vorm van communiceren naar het kind.
De prelinguale fase start na de geboorte met huilen
↓
Vocaliseren: Klanken produceren en herkennen
↓
Vocaal spel: experimenteren met klanken (medeklinkers)
Er ontstaat interactie tussen kind en volwassenen hierdoor leert een kind de basis van
taal. Na 7 maanden begint het brabbelen een kind herhaalt klank groepen.
- Klankgroepen zonder betekenis
↓
De klanken gaan steeds meer op echte woorden lijken
Tijdens de prelinguale periode oefenen kinderen:
- De articulatie (uitspraak)
- Klankstructuur van taal
- Zinsmelodie
- communiceren met anderen.
De prelinguale periode en de vroeglinguale periode bestaan in de taalontwikkeling
vooral uit:
- Fonologisch niveau (Uitspraak)
- Semantisch niveau (Betekenis)
- Syntactisch niveau (Volgorde)
De tweede fase in de taalontwikkeling is de linguale periode hieronder vallen de:
- de vroeglinguale periode (1-2,5 jaar)
- de diMerentiatiefase (2,5 - 5 jaar)
- de voltooiingsfase (5-9 jaar)
, De linguale periode: een kind gaat woorden en zinnen als communicatiemiddel
gebruiken.
De linguale periode heeft 3 fase:
De vroeglinguale periode (1-2,5 jaar):
- Brabbelen -> betekenis vol taalgebruik
- eenwoordzin (1 jaar) eigenschap toekennen voorbeeld: kachel = warm.
↓
Tweewoordzinnen (1,5 jaar) woorden combineren (kleine zinnen)
↓
Meerwoordzin (2 jaar) zinnen van meer dan twee woorden.
De actieve woordenschat bestaat vooral uit:
1. Inhoudswoorden: woorden met een duidelijke betekenis. (znw, ww en bijv.nw)
2. Functiewoorden ontbreken: woorden die een relatie aangeven (wie)
DiMerentiatiefase (2,5 - 5 jaar)
Taalgebruik gaat lijken op dat van volwassenen
- Morfologisch: opbouw van woorden
- Pragmatisch: Gebruik van woorden
Ze kunnen taal gebruiken zonder concrete context en spreken over dingen die niet in de
directe omgeving voorkomen.
-> Komt voor in de kleuterleeftijd de leefwereld breidt zich uit dus het taalaanbod ook.
Kinderen ontdekken in de diZerentiatiefase nieuwe woordsoorten:
- Bijwoorden
- Lidwoorden
- Voegwoorden
Kinderen leren dat de vorm van een woord belangrijk is: Morfologie
- Kinderen leren neologismen= nieuwe niet bestaande woorden
- Kinderen denken hierbij na over taal.
De voltooiingsfase (5- 9 jaar)
In de voltooiingsfase worden de processen uit de diZerentiatiefase uitgebouwd.
werkwoorden= verleden tijd / zwak of sterk?
• Syntactisch niveau: langere zinnen vormen.
• Pragmatisch niveau: een kind gaat volwaardig functioneren -> aan de hand van
methodes werken aan taalontwikkeling.
In de voltooiingsfase gaat de taalontwikkeling niet meer spelenderwijs.
Zelfhandhaving: Iemand komt op voor wat hij zelf wil. Hij beschermt zichzelf en
verdedigt wat het heeft.
Zelfsturing: iemand geeft aan wat hijzelf gaat doen. Hij ordent met woorden zijn
handelen en kondigt zijn plannen aan.
Sturing van anderen: Taal gebruiken om het gedrag van anderen te beïnvloeden.