Verhoging van de rente
https://statbel.fgov.be/nl/themas/bouwen-wonen/vastgoedprijzen#news
waarom wil de overheid eigenaars? (dia 17)
om deel te nemen aan het sociaal leven
voor de pensioenen
72% woont in zijn eigen woning, zijn eigenaars
huurmarkt is zeer klein, slechts 20%
hoe lager het aanbod, hoe meer de prijs stijgt (huurprijzen stijgen de laatste jaren gigantisch)
stimulatie eigenaar worden van de overheid (kijk naar regeerakkoord)
registratiekosten van 3% naar 2% (minister van wonen : Melissa De Praetere)
op het platteland meer eigenaars dan in de steden
kopen – eisen
kwantitatief (oppervlakte,…)
kwalitatief (energiezuinigheid, functies, imago, …)
locatie (woon-werkverkeer, station, …)
financieel (betaalbaar, …)
➔ Vraag
Dynamische vraag – statisch aanbod
Wat bepaalt de woningprijs op maatschappelijk niveau
- Vraag en aanbod
- Kan ik iets kopen? Budget = ability
- Wil ik het kopen? Heb ik het er voor over? Willingness
- NIET DE KOSTPRIJS ( het bouwen op zichzelf is in Knokke of Lokeren even duur)
,LES 2
Woningprijs
2008 : bankencrisis (knik)
Ability
→ koopkracht = eigen middelen + ontleningsmiddelen
- Eigen middelen
- Hypothecaire lening (onroerend onderpand / hypotheek) = lening waarbij de bank je huis
in onderpand geeft, de bank kan je huis verkopen als je de lening niet kan aflossen
- Andere
- Verhouding eigen middelen en leningen is afhankelijk van : geschatte inkomensevolutie ,
leeftijd, gezinstoestand, spaarsnelheid, toevalligheden
- LENEN = ontleningscapaciteit (=hoeveel kan je lenen) hangt af van : je inkomen,
fiscaliteit (woonbonus) , premies = verhoogt je inkomen door belastingvoordelen /
premies te geven. Interestvoet (3%), fiscaliteit (BTW, registratie), hypotheektype
De laatste 2 jaar historisch lage intrestvoeten voor een hypothecaire lening
Inflatie door : oorlog → aanbod vermindert,
Rente naar omhoog gedaan om de vraag te verminderen (het geld is dus duurder geworden om
zo de vraag te kunnen stagneren, het aanpassen van het aanbod gaat niet zo gemakkelijk / snel)
Woonbonus (video leerpad)
1/3 van je inkomen gebruiken voor het wonen (lening, verzekering, verwarming, elektriciteit)
2/3 heb je eigenlijk nodig om te leven
= Woonquote : verhouding van de afbetaling / huur + woonkosten ten opzichte van het inkomen
(hoe meer eigenmiddelen, hoe lager de woonquote)
Afbetalingsratio : de initiële afbetaling van je lening vs het inkomen op dat ogenblik
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we meer kunnen besteden?
- Looptijd van de hypothecaire lening
- Evolutie van de hypothecaire intrestvoeten
- Inkomensevolutie
- Beleningsgraad (hoeveel mag je lenen, 80% / 90% )
- Fiscaliteit
,Willingness (KT)
Vertrouwen in kopen van discrete goederen hangt af van 4 indicatoren :
- Economische situatie
- Werkloosheid
- Financiële situatie van de gezinnen (geplande aankopen, medische kosten, … )
- Spaarcapaciteit van de gezinnen
Woonkost
A. Netto woonkost : de kost die je hebt bij de aankoop
B. Bruto woonkost : netto woonkost + woon-gerelateerde kosten (mobiliteitskost,
verwarming, … )
Netto-woonkost (lesopname leerpad)
- Aankoopprijs
- Verzekering
- Notariskosten
- Registratiekosten of BTW
- Registreren van de hypothecaire lening
Wanneer kopen onder BTW
- Nieuwbouw = 21%
- Sociale woning = 12%
- 6% bij nieuwbouw wanneer oude gebouwen afgebroken en heropgebouwd wordt
Wanneer kopen onder registratiekosten
- Enige eigen woning = eerste woning = 3%
- Basistarief = 12%
= Bestaand vastgoed, GEEN NIEUW
Overheid bepaalt of het BTW of registratiekosten zullen zijn
Je betaalt BTW bij :
- Nieuwbouw
Al de rest is registratiekosten
, Bruto woonkost
- Verzekering (schuldsaldoverzekering = wanneer 1 van de 2 overlijdt)
- Verhuiskosten
- Onderhoudskosten
- Verbruikskosten
- Kosten verbonden aan de mede-eigendom (bv. bij de aankoop van een appartement)
- Provisie renovatie
- Onroerende voorheffing : belasting aan de overheid voor een eigendom
Les 3
Rendement – risico
Bij eindgebruiker geen rendement in geld (= geen financieel rendement), eerder rendement in
gebruikswaarde = kosten-baten
Risico op toekomstige afbetalingsproblemen, is er vertrouwen in de toekomst?
(werkgelegenheid, …)
Dat risico wordt voor bepaalde gezinnen weggenomen door de verzekering Gewaarborgd wonen.
Eigenaar – verkoper= is in heel veel gevallen een projectontwikkelaar, bouwen dus om te
verkopen niet te verhuren
Waarom als eigenaar verkopen ?
- Winst = ziet een opportuniteit (ook bv. bij een erfenis)
- Afstemmen op vraag, zonder vraag geen aanbod proberen vergroten
- Afstemmen om vraag te voorkomen
Dynamische vraag – statisch aanbod
Varkenscyclus : degene die eerst zijn gaan kapitaal opbouwen, de andere zijn telaat (de trend is
voorbij tegen dat de rest is opgebouwd)
Wat bepaalt de prijs
- Locatie
- Grootte
- V en A
- Instapklaar of niet
- EPC-label
- Premies
- Regelgevend = woningbouwwet (wet Breyne)
https://statbel.fgov.be/nl/themas/bouwen-wonen/vastgoedprijzen#news
waarom wil de overheid eigenaars? (dia 17)
om deel te nemen aan het sociaal leven
voor de pensioenen
72% woont in zijn eigen woning, zijn eigenaars
huurmarkt is zeer klein, slechts 20%
hoe lager het aanbod, hoe meer de prijs stijgt (huurprijzen stijgen de laatste jaren gigantisch)
stimulatie eigenaar worden van de overheid (kijk naar regeerakkoord)
registratiekosten van 3% naar 2% (minister van wonen : Melissa De Praetere)
op het platteland meer eigenaars dan in de steden
kopen – eisen
kwantitatief (oppervlakte,…)
kwalitatief (energiezuinigheid, functies, imago, …)
locatie (woon-werkverkeer, station, …)
financieel (betaalbaar, …)
➔ Vraag
Dynamische vraag – statisch aanbod
Wat bepaalt de woningprijs op maatschappelijk niveau
- Vraag en aanbod
- Kan ik iets kopen? Budget = ability
- Wil ik het kopen? Heb ik het er voor over? Willingness
- NIET DE KOSTPRIJS ( het bouwen op zichzelf is in Knokke of Lokeren even duur)
,LES 2
Woningprijs
2008 : bankencrisis (knik)
Ability
→ koopkracht = eigen middelen + ontleningsmiddelen
- Eigen middelen
- Hypothecaire lening (onroerend onderpand / hypotheek) = lening waarbij de bank je huis
in onderpand geeft, de bank kan je huis verkopen als je de lening niet kan aflossen
- Andere
- Verhouding eigen middelen en leningen is afhankelijk van : geschatte inkomensevolutie ,
leeftijd, gezinstoestand, spaarsnelheid, toevalligheden
- LENEN = ontleningscapaciteit (=hoeveel kan je lenen) hangt af van : je inkomen,
fiscaliteit (woonbonus) , premies = verhoogt je inkomen door belastingvoordelen /
premies te geven. Interestvoet (3%), fiscaliteit (BTW, registratie), hypotheektype
De laatste 2 jaar historisch lage intrestvoeten voor een hypothecaire lening
Inflatie door : oorlog → aanbod vermindert,
Rente naar omhoog gedaan om de vraag te verminderen (het geld is dus duurder geworden om
zo de vraag te kunnen stagneren, het aanpassen van het aanbod gaat niet zo gemakkelijk / snel)
Woonbonus (video leerpad)
1/3 van je inkomen gebruiken voor het wonen (lening, verzekering, verwarming, elektriciteit)
2/3 heb je eigenlijk nodig om te leven
= Woonquote : verhouding van de afbetaling / huur + woonkosten ten opzichte van het inkomen
(hoe meer eigenmiddelen, hoe lager de woonquote)
Afbetalingsratio : de initiële afbetaling van je lening vs het inkomen op dat ogenblik
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we meer kunnen besteden?
- Looptijd van de hypothecaire lening
- Evolutie van de hypothecaire intrestvoeten
- Inkomensevolutie
- Beleningsgraad (hoeveel mag je lenen, 80% / 90% )
- Fiscaliteit
,Willingness (KT)
Vertrouwen in kopen van discrete goederen hangt af van 4 indicatoren :
- Economische situatie
- Werkloosheid
- Financiële situatie van de gezinnen (geplande aankopen, medische kosten, … )
- Spaarcapaciteit van de gezinnen
Woonkost
A. Netto woonkost : de kost die je hebt bij de aankoop
B. Bruto woonkost : netto woonkost + woon-gerelateerde kosten (mobiliteitskost,
verwarming, … )
Netto-woonkost (lesopname leerpad)
- Aankoopprijs
- Verzekering
- Notariskosten
- Registratiekosten of BTW
- Registreren van de hypothecaire lening
Wanneer kopen onder BTW
- Nieuwbouw = 21%
- Sociale woning = 12%
- 6% bij nieuwbouw wanneer oude gebouwen afgebroken en heropgebouwd wordt
Wanneer kopen onder registratiekosten
- Enige eigen woning = eerste woning = 3%
- Basistarief = 12%
= Bestaand vastgoed, GEEN NIEUW
Overheid bepaalt of het BTW of registratiekosten zullen zijn
Je betaalt BTW bij :
- Nieuwbouw
Al de rest is registratiekosten
, Bruto woonkost
- Verzekering (schuldsaldoverzekering = wanneer 1 van de 2 overlijdt)
- Verhuiskosten
- Onderhoudskosten
- Verbruikskosten
- Kosten verbonden aan de mede-eigendom (bv. bij de aankoop van een appartement)
- Provisie renovatie
- Onroerende voorheffing : belasting aan de overheid voor een eigendom
Les 3
Rendement – risico
Bij eindgebruiker geen rendement in geld (= geen financieel rendement), eerder rendement in
gebruikswaarde = kosten-baten
Risico op toekomstige afbetalingsproblemen, is er vertrouwen in de toekomst?
(werkgelegenheid, …)
Dat risico wordt voor bepaalde gezinnen weggenomen door de verzekering Gewaarborgd wonen.
Eigenaar – verkoper= is in heel veel gevallen een projectontwikkelaar, bouwen dus om te
verkopen niet te verhuren
Waarom als eigenaar verkopen ?
- Winst = ziet een opportuniteit (ook bv. bij een erfenis)
- Afstemmen op vraag, zonder vraag geen aanbod proberen vergroten
- Afstemmen om vraag te voorkomen
Dynamische vraag – statisch aanbod
Varkenscyclus : degene die eerst zijn gaan kapitaal opbouwen, de andere zijn telaat (de trend is
voorbij tegen dat de rest is opgebouwd)
Wat bepaalt de prijs
- Locatie
- Grootte
- V en A
- Instapklaar of niet
- EPC-label
- Premies
- Regelgevend = woningbouwwet (wet Breyne)