Genetica
1
,Back to basics
1. Chromatine tot chromosoom
1.1. Inleiding
Prokaryoot Eukaryoot
• X celkern • Celkern
• DNA los cytoplasma • Interne membranen
• Zeer klein • Mitochondria
➔ Archaebacteriën, bacteriën • Golgi apparaat
• Chloroplasten
• Schimmels, dieren, planten
Virus
• X organisme ( x levend)
• Hvlheid erfelijk materiaal (RNA/ DNA)
• Omhulsel van eiwit
• Soms: enveloppen, membraan & glycoproteïnen
1.2. celdifferentiatie
• Minder gespecialiseerde cel-> gespecialiseerde cel
• Bevruchte eicel=> complex systeem v verschillende weefsels en celtypes
• Alle gedifferentieerde cellen: hun specifieke functionaliteit
• Stamcellen bij volwassenen delen en differentiëren zich → dochtercellen:
o staan in vr normale celvernieuwing
o herstel van weefselschade
• cel → specialisatie & differentiatie → organisme
2
, • alle cellen
org: = DNA → diverse fysische eig
o door verschillen in expressie (activiteit) v individuele genen
• totipotente cel = cel met mogelijkheid te veranderen in alle celtypes v volwassen org
o dieren & mens: embryonale stamcellen v zygote/ morulla
o planten: meristeem cellen
• pluripotent = cel kan differentiëren in alle celtypes, behalve in placentaal weefsel
o zoogdieren: enkel blastomeren van inner cell mass pluripotent
• Sommige cellen: evolueren huidcellen; andere evolueren levercellen
• Genetisch niveau => een activatie van bepaalde genen + stilzetten van andere genen
• Er gebeuren dus gecontroleerde veranderingen id genexpressie vd cel → EPIGENETICA
•
1.3. De condensatie van DNA
• Functies samenpakken DNA tot chromosoom:
o Compacte vorm → DNA past in cel
3
, o Goede organisatie voor elke aparte DNA dubbelstreng
o Enige manier om DNA efficiënt door te geven tijdens de celdeling
• Chromatine
o In kern
o Kluwen van draden
o Kleurt sterk aan
o Bestaat uit:
▪ Eiwitten
• 50% histonen
• 50% nt-histonchromosoomeiw
▪ DNA
▪ Beetje RNA
• Histonen
o Kleine positief geladen eiwitten
o Binden negatief geladen DNA
o Rol
▪ Structureel = zoals een skelet: histon =bobijntje; DNA=garen
▪ Regulatorisch = met een functie (belang epigenetische regulatie!)
1) Niet – histon chromosoomeiwitten
• Diverse groep eiw; functie minder gekend
• Rol
o Structureel
o Regulatorisch
▪ Duplicatie chromosomen
▪ Decondenseren & condenseren v chromosomen
1.4. Condensatie van DNA
• Waarom?
o Lengte
o Stabiliteit
• Chromosoom 1 (humaan): 5 cm
• Al DNA mens: 2m
• Diameter in cel alle andere 44 chromosomen: 10-100 µm
• Eukaryoot chromosoom = min 100x langer dan een cel
(1) Nucleosoom
• DNA + 8 histonmoleculen
4
1
,Back to basics
1. Chromatine tot chromosoom
1.1. Inleiding
Prokaryoot Eukaryoot
• X celkern • Celkern
• DNA los cytoplasma • Interne membranen
• Zeer klein • Mitochondria
➔ Archaebacteriën, bacteriën • Golgi apparaat
• Chloroplasten
• Schimmels, dieren, planten
Virus
• X organisme ( x levend)
• Hvlheid erfelijk materiaal (RNA/ DNA)
• Omhulsel van eiwit
• Soms: enveloppen, membraan & glycoproteïnen
1.2. celdifferentiatie
• Minder gespecialiseerde cel-> gespecialiseerde cel
• Bevruchte eicel=> complex systeem v verschillende weefsels en celtypes
• Alle gedifferentieerde cellen: hun specifieke functionaliteit
• Stamcellen bij volwassenen delen en differentiëren zich → dochtercellen:
o staan in vr normale celvernieuwing
o herstel van weefselschade
• cel → specialisatie & differentiatie → organisme
2
, • alle cellen
org: = DNA → diverse fysische eig
o door verschillen in expressie (activiteit) v individuele genen
• totipotente cel = cel met mogelijkheid te veranderen in alle celtypes v volwassen org
o dieren & mens: embryonale stamcellen v zygote/ morulla
o planten: meristeem cellen
• pluripotent = cel kan differentiëren in alle celtypes, behalve in placentaal weefsel
o zoogdieren: enkel blastomeren van inner cell mass pluripotent
• Sommige cellen: evolueren huidcellen; andere evolueren levercellen
• Genetisch niveau => een activatie van bepaalde genen + stilzetten van andere genen
• Er gebeuren dus gecontroleerde veranderingen id genexpressie vd cel → EPIGENETICA
•
1.3. De condensatie van DNA
• Functies samenpakken DNA tot chromosoom:
o Compacte vorm → DNA past in cel
3
, o Goede organisatie voor elke aparte DNA dubbelstreng
o Enige manier om DNA efficiënt door te geven tijdens de celdeling
• Chromatine
o In kern
o Kluwen van draden
o Kleurt sterk aan
o Bestaat uit:
▪ Eiwitten
• 50% histonen
• 50% nt-histonchromosoomeiw
▪ DNA
▪ Beetje RNA
• Histonen
o Kleine positief geladen eiwitten
o Binden negatief geladen DNA
o Rol
▪ Structureel = zoals een skelet: histon =bobijntje; DNA=garen
▪ Regulatorisch = met een functie (belang epigenetische regulatie!)
1) Niet – histon chromosoomeiwitten
• Diverse groep eiw; functie minder gekend
• Rol
o Structureel
o Regulatorisch
▪ Duplicatie chromosomen
▪ Decondenseren & condenseren v chromosomen
1.4. Condensatie van DNA
• Waarom?
o Lengte
o Stabiliteit
• Chromosoom 1 (humaan): 5 cm
• Al DNA mens: 2m
• Diameter in cel alle andere 44 chromosomen: 10-100 µm
• Eukaryoot chromosoom = min 100x langer dan een cel
(1) Nucleosoom
• DNA + 8 histonmoleculen
4