Inhoud
deel 1: de ontwikkeling van het kind..................................................................................2
h1: een inleiding in de ontwikkeling vna het kind............................................................2
1.1 een oriëntatie op de ontwikkelingspsychologie......................................................3
2 theoretische perspectieven en onderzoeken................................................................7
H3: het begin van het leven........................................................................................... 16
3.1 de vroegste ontwikkeling......................................................................................16
3.2 het samenspel tussen erfelijkheid en omgeving...................................................16
3.3 prenatale groei en verandering............................................................................17
H4: de geboorte en het pasgeboren kind.......................................................................21
4.1 geboorte............................................................................................................... 21
4.2 complicaties bij geboorte......................................................................................21
4.3 wat een pasgeboren baby allemaal kan...............................................................22
H5: de fysieke ontwikkeling in de babytijd.....................................................................24
5.1 groei en ontwikkeling........................................................................................... 24
5.2 de motorische ontwikkeling..................................................................................26
6. cognitieve ontwikkeling in de babytijd.......................................................................29
6.1 cognitieve ontwikkeling volgens piaget................................................................29
6.2 de informatieverwerkingstheorie van cognitieve ontwikkeling.............................32
6.3 de wortels van onze taal.......................................................................................35
7. de sociaal-emotionele ontwikkeling en persoonlijkheidsontwikkeling in de babytijd. 43
7.1 de basis van sociaal gedrag..................................................................................43
7.2 relaties aangaan................................................................................................... 45
7.3 verschillen tussen baby’s.....................................................................................50
deel 3: de peuter- en kleutertijd.......................................................................................53
8. peuter- en kleutertijd: fysieke ontwikkeling...............................................................53
8.1 fysieke groei......................................................................................................... 53
8.2 motorische ontwikkeling.......................................................................................53
9 de cognitieve ontwikkeling in de peuter- en kleutertijd..............................................55
9.1 de intellecutele ontwikkeling................................................................................55
10. de sociaal-emotionele ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de peuter-
en kleutertijd................................................................................................................. 59
10.1 een antwoord op de vraag ‘wie ben ik?’.............................................................59
10.2 vrienden en familie: het sociale leven van peuters en kleuters..........................61
10.3 morele ontwikkeling en zelfbeheersin................................................................62
1
, 11 schooltijd: fysieke ontwikkeling................................................................................64
11.1 het groeiende lichaam........................................................................................64
deel 4: de schooltijd.......................................................................................................... 65
12 de cognitieve ontwikkeling in de schooltijd...............................................................65
12.1 de intellectuele ontwikkeling..............................................................................65
13 de sociale en persoonlijkheidsontwikkeling in de schooltijd......................................68
13.1 de ontwikkeling van het eigen ik........................................................................68
13.2 peerrelaties in de schooltijd................................................................................69
deel 5: de adolescentie..................................................................................................... 71
14 adolescentie: fysieke ontwikkeling...........................................................................71
14.1 fysieke rijping..................................................................................................... 71
14.3 bedreigingen voor het welzijn van de adolescenten...........................................72
16 sociaal-emotionele ontwikkeling en persoonlijkheidsontwikkeling in de adolescentie
...................................................................................................................................... 73
deel 4: vroege volwassenheid........................................................................................... 76
deel 5: middelbare leeftijd................................................................................................ 77
deel 6: ouderdom.............................................................................................................. 78
specialisatieles 3............................................................................................................... 79
1. fantasie...................................................................................................................... 79
1.1 kenmerken van fantasie bij 2 tot 4-jarigen...........................................................79
1.2 motieven om te fantaseren..................................................................................80
1.3 fantasievriendjes en fantasiewereld.....................................................................80
1.4 verzinsels van anderen......................................................................................... 80
1.5 onderscheid fantasie – werkelijkheid....................................................................80
1.6 humor................................................................................................................... 81
2. kindertekeningen....................................................................................................... 81
2.1 verschillende stadia in tekenen (Kellog)...............................................................81
2.2 hoe kijken we naar kindertekeningen?.................................................................85
3.1 kenmerken van spel............................................................................................. 86
3.2 funcites van het spel voor de ontwikkeling van het kind......................................86
3. spelontwikkeling: een geïntegreerde indeling...........................................................87
3.4 fantasiespel nader bekeken..................................................................................88
5. gezelsschapsel nader bekeken..................................................................................89
3.6 wat met gamen?................................................................................................... 90
3.7 samenspel: spel en sociale ontwikkeling..............................................................90
DEEL 1: DE ONTWIKKELING VAN HET KIND
H1: EEN INLEIDING IN DE ONTWIKKELING VNA HET KIND
2
,1.1 EEN ORIËNTATIE OP DE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
Ontwikkelingspsychologie = wetenschappelijke studie naar de patronen van
groei, verandering en stabiliteit die zich voordoen bij toenemende leeftijd, dus
vanaf de geboorte via de babyjaren, peuterjaren, kleuterjaren, schoolperiode,
adolescentie, volwassenheid tot aan de ouderdom.
= levenslooppscyhologie
Ontwikkeling = genese, ontvouwen
lichamelijke groei en veranderingen in de pysche van individuele personen die worden
beïnvloed door de ontwikkeling vd samenleving (als maatschappij verandert
meer/minder mogelijkheden in ontwikkeling
Ontwikkeling = groei, toename, stabiliteit, voortgang & teruggang, afbraak, aftakeling
1.1.1 REIKWIJDTE VAN HET VAKGEBIED
Onderzoek naar de ontwikkeling van kinderen is te verdelen in centrale thema’s of
benaderingen:
Fysiek: invloed van het lichaam – de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de
zintuigen en de behoefte aan eten, drinken en slaap – op ons gedrag. bv. Puberteit,
impact van vroege en late rijping op gedrag
Cognitie: bestuderen van leren, geheugen, probleemoplossing of intelligentie. bv.
Perspectiefneming en empathie
(Bv. baby’s gaan object permanentie ontwikkelen = weten dat voorwerpen/personen
blijven bestaan, ook al zie je ze niet. -> kind gaat verstoppertje kunnen/willen spelen)
Sociaal-emotionele ontwikkeling: bvb. impact van reactiepatroon van de ouder op
bepaald gedrag van het kind, evolutie van vriendschap in de kindertijd
ONTWIKKELINGSFASEN EN INDIVIDUELE VERSCHILLEN:
Prenatale periode (conceptie – geboorte)
Babytijd (0-2 jaar)
Peuter- en kleutertijd (2-6 jaar)
Lagere schooltijd (6-12 jaar)
Adolescentie (12- 20 jaar)
Volwassenheid (20-60 jaar)
Oudere volwassenheid of ouderdom (> 60 jaar)
Soms duidelijke afgebakende grens, soms niet grote individuele verschillen, werken
met gemiddelden
Normatieve vs individuele ontwikkeling:
In ontwikkelingspsychologie ontwikkeling als een normatief gegeven voorgesteld (op
een bepaalde leeftijd, bepaald ontwikkelingskenmerk). Normatief = typisch, gemiddeld ≠
normaal
Maar ook aandacht voor individuele ontwikkeling = individuele variatie rond het
normatieve verloop van de ontwikkeling
3
, Naarmate kinderen ouder worden: variatie wordt groter hoe ouder kinderen worden,
hoe duidelijker de onderlinge diversiteit wordt.
VRAAG: Wordt de variatie groter/kleiner naarmate kinderen ouder worden?
Grotere individuele variatie rond de normatieve verloop van de ontwikkeling omdat:
Grotere impact omgevingsinvloeden
Verruiming sociaal netwerk
Normatieve gebeurtenissen = gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen
binnen een groep op dezelfde manier voordoen
Normatieve Historisch= biologische en sociaal omgevingsinvloeden die
verbonden zijn met een specifieke maatschappelijke situatie, deze heeft
invloed op de ontwikkeling
Voorbeeld: corona, 9/11, rampen,… (cohorteffect)
Normatieve Leeftijdsgebonden= biologische en omgevingsinvloeden die
verkrijgbaar zijn voor een bepaalde leeftijdscategorie, die heeft invloed op de
ontwikkeling
Voorbeeld: puberteit, menopauze, start studentenleven,…
Normatieve Sociaal-cultureel bepaald= bepaalde ontwikkelingen van
mensen, culturen, maatschappijen, sociale klassen,… die invloed hebben op de
ontwikkeling
Voorbeeld: sub culturen, sociale klassen,…
Cohorten= groep mensen die in een bepaalde tijd samen leven en daardoor
gelijke ervaringen opdoen (gen z, millenials, baby boomers,…)
1.1.2 INVLOEDEN OP DE ONTWIKKELING: ONTWIKKELEN IN EEN SOCIALE WERELD
Cohort = groep mensen die rond zelfde tijd op zelfde plek is geboren delen
omgevingsfactoren
Normatieve gebeurtenissen = gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen
binnen een groep op dezelfde manier voltrekken
Verschillende soorten invloeden op de ontwikkeling:
4