SAMENVATTING OPERATIONEEL MANAGEMENT
SCHAKELPROGRAMMA HANDELSWETENSCHAPPEN
2023 – 2024
Inhoud
HOOFDSTUK 1: INLEIDING ........................................................................................................................... 3
1. Inleiding ................................................................................................................................................ 3
2. Doel van productie en logistiek management...................................................................................... 3
2.1. Transformatieprocessen ................................................................................................................ 3
3. Globalisering: gevolgen ........................................................................................................................ 5
4. Hoe is het gesteld met onze industriële sector? ................................................................................ 7
HOOFDSTUK 2: VOORRAADBEHEER ............................................................................................................. 9
1. Inleidende beschouwingen ................................................................................................................. 9
1.1. Inleiding ......................................................................................................................................... 9
1.2. Inleiding Wet van Little: Wat zijn voorraden ............................................................................... 10
1.3. Waarom worden er voorraden aangehouden? ........................................................................... 10
1.4. Componenten van een voorraadsysteem ................................................................................... 12
1.5. Het meten van voorraad.............................................................................................................. 13
1.6. Gevallenstudie: Omzetten van een (kosten)euro in gerealiseerde omzet .................................. 15
WORDT NIET OP EXAMEN GEVRAAGD MAAR MOET WEL GEWETEN ZIJN (tot uitgebreid
voorraadprofiel).................................................................................................................................. 15
1.7. Wet van Little............................................................................................................................... 18
ABC analyse ............................................................................................................................................ 22
2 Deterministische voorraadmodellen ................................................................................................... 23
2.1. EOQ: aankoopmodel 1 product................................................................................................... 23
2.2. EOQ: meerdere producten: gezamenlijk bestellen ..................................................... 30
2.3. EPQ: Productie ............................................................................................................................. 31
2.4. Hoeveelheidskortingen bij vaste bestelgrootte ......................................................... 33
2.5. EOI: vast bestelinterval ...................................................................................................... 35
3. Voorraadmodellen met deterministische dynamische vraag ............................................... 38
3.1. Economic Order Quantity ...................................................................................................... 40
3.2. Periodic Order Quantity .......................................................................................................... 41
3.3. Lot for Lot Ordering .................................................................................................................. 41
3.4. Least Unit Cost ......................................................................................................................... 42
3.5. Least Total Cost ......................................................................................................................... 43
3.6. Silver-Meal (least period cost) ............................................................................................... 44
3.7. Wagner-Whitin ......................................................................................................................... 45
3.8. Overzicht kosten ...................................................................................................................... 45
4. Stochastische voorraadmodellen.................................................................................................. 52
1
,4.1. Eenmalige cyclus ..................................................................................................................... 52
Overzicht 4.2 tot 4.4. .......................................................................................................................... 54
4.2. Meerdere bestelcycli met verloren verkoop ........................................................................ 55
............................................................................................................................................................ 55
4.3. Meerdere bestelcycli met recupereerbare verkoop .................................................... 58
Intermezzo: Centralisatie vs. Decentralisatie .......................................................................... 62
4.4. De kosten van een stockbreuk zijn niet gekend ........................................................... 69
4.5. Model waarbij bestelpunt en –hoeveelheid afhankelijk bepaaldworden ................ 72
4.6. Model met variabele overbruggingstijd ........................................................................ 76
4.7. Voorraadpolitiek met vast bestelinterval ....................................................................... 79
4.8. Het minimum-maximumvoorraadmodel: de (s,S) bestelregel ................................. 82
4.9. Oefeningen: stochastische voorraadmodellen ........................................................... 89
2
,HOOFDSTUK 1: INLEIDING
1. Inleiding
Operations management = het ontwerp, de operatie en de verbetering van systemen die ervoorzorgen
dat een onderneming haar primaire goederen en diensten kan creëren en afleveren.
→ Je houdt je bezig met wat je bedrijf doet
→ Ik heb een idee/ product/ dienst en hoe ga ik dat tot bij mijn klanten brengen?
Operationele strategie moet voortvloeien uit de corporate strategie: je moet eerst weten wat je productis
en voor wie je het maakt en in functie daarvan gaan we een operationele strategie gebruiken.
Proces verbeteren:
- Goedkoper (kost efficiënter)
- Automatiseren (handenarbeid verminderen)
- Kwaliteit verbeteren
o Hoe meet ik dit → kwaliteitsnormen volgens de klanten
o Wat zijn de kosten van kwaliteit? → wat kost het mij om geen 100% kwaliteit te hebben;
kijken naar processen)
Vb. ziekenhuizen die verkeerde persoon opereren, vragen 10x na aan patiënt waarvoor ze komen
want de kost om het verkeerde te doen, de verkeerde operatie (geen 100% kwaliteit) is enorm
groot.
Als je voor een capaciteit kiest hang je daar ook aan vast. Capaciteiten wijzigen is een hele moeilijke.
→ Je koopt een vliegtuig van 250 zitplaatsen en achteraf bedenk je dat 255 zitplaatsen beter waren
geweest
Voorraadbeheer: op het moment dat we weinig te doen hebben gaan we toch blijven produceren en
voorraad opbouwen voor in de piekmomenten.
Tijd is ook een buffer: als je veel tijd hebt is het makkelijker om het in te plannen en gedaan tekrijgen.
→ Is iets essentieel (= sneller), iets dat langer duurt, een product dat blijft liggen, is voorraad (tijd en
voorraad hebben verband)
2. Doel van productie en logistiek management
Doel: Goederen en diensten op de markt brengen die overeenkomstig zijn met
- De marktvereisten
- De gevraagde kwaliteitseigenschappen hebben,
- Aan competitieve prijzen
- Zo efficiënt mogelijk
- En op het gepaste tijdstip.
→ Dit gebeurt via een gansereeks transformatieprocessen (operations) van input naar output.
2.1. Transformatieprocessen
Voorbeelden transformatieprocessen (?):
- Fysisch productie
- Locatie-transport
- Ruil-retailing
- Opslag-warehousing (magazijn) → Antwerpen veel bedrijven in gespecialiseerd
- Fysiologisch-gezondheidszorg
- Informatie-telecommunicatie (data)
3
, Productie doen we via transformatieprocessen, met inputs een output maken. Met productie makenwe
gewenste producten.
→ 3 belangrijke factoren: tijd, voorraad en output
- Output= de snelheid waarmee dingen naar buiten komen
- Output is een belangrijke omdat je de vraag van de markt moet kunnen volgen
Productiesysteem gebruikt middelen om inputs om te zetten (transformeren) in gewensteoutputs.
→ Nadenken over wat zijn de inputs en de outputs
→ Dienstensysteem: veel dingen blijven hetzelfde
Vb. studenten aan KUL: studenten (inputs) worden getransformeerd tot gediplomeerden (gewenste
outputs), met gebruik van hulpmiddelen (de docenten, ppt, handboeken, …)
Componenten transformatie systeem
Een transformatieproces omvat:
1. Uitrusting (equipment)
o Machines nodig om productie mogelijk te maken
o 4 belangrijke eigenschappen:
▪ Mogelijkheden – capability (wat kan het doen?)
▪ Capaciteit – capacity (snelheid per seconde)
▪ Flexibiliteit – flexibility (hoe goed kan ik omgaan met veranderingen in volume)
▪ Betrouwbaarheid – reliability (kwaliteit, zaken die wegvallen die je proces
verstoren) – vb. machines die uitvallen, leveringen die vertraging hebben, …
2. Mensen (with a range of skills)
o De vier eigenschappen hebben hier ook betrekking op
3. Voorraad aan goederen (inventory)
o Alles wat aangekocht wordt voor transformatie of doorverkoop, of alles wat nodig is
voor de transformatie van materialen in verkoopbare goederen
o Is duur maar bespaart ook
o Organisaties houden voorraad aan omdat het goedkoper is die te houden dan geen
voorraad te hebben
4. Energie (energy)
Producten en diensten
1. Diensten zijn niet tastbaar (intangible)
2. Diensten veroorzaken interactie met de klant
3. Diensten zijn inherent heterogeen
4. Diensten zijn niet ‘houdbaar’ en tijdsafhankelijk
5. Diensten worden gedefinieerd en geëvalueerd als een pakket van eigenschappen
The silo view: bedrijf die opgedeeld is in verschillende onderdelen (productie, marketing & sales,
accounting, finance, hrm, public relations, …)
The open system view: Tijdlijn waarbij x as de lengte is van uw activiteit (materiaal, informatie, geld, …)
4
SCHAKELPROGRAMMA HANDELSWETENSCHAPPEN
2023 – 2024
Inhoud
HOOFDSTUK 1: INLEIDING ........................................................................................................................... 3
1. Inleiding ................................................................................................................................................ 3
2. Doel van productie en logistiek management...................................................................................... 3
2.1. Transformatieprocessen ................................................................................................................ 3
3. Globalisering: gevolgen ........................................................................................................................ 5
4. Hoe is het gesteld met onze industriële sector? ................................................................................ 7
HOOFDSTUK 2: VOORRAADBEHEER ............................................................................................................. 9
1. Inleidende beschouwingen ................................................................................................................. 9
1.1. Inleiding ......................................................................................................................................... 9
1.2. Inleiding Wet van Little: Wat zijn voorraden ............................................................................... 10
1.3. Waarom worden er voorraden aangehouden? ........................................................................... 10
1.4. Componenten van een voorraadsysteem ................................................................................... 12
1.5. Het meten van voorraad.............................................................................................................. 13
1.6. Gevallenstudie: Omzetten van een (kosten)euro in gerealiseerde omzet .................................. 15
WORDT NIET OP EXAMEN GEVRAAGD MAAR MOET WEL GEWETEN ZIJN (tot uitgebreid
voorraadprofiel).................................................................................................................................. 15
1.7. Wet van Little............................................................................................................................... 18
ABC analyse ............................................................................................................................................ 22
2 Deterministische voorraadmodellen ................................................................................................... 23
2.1. EOQ: aankoopmodel 1 product................................................................................................... 23
2.2. EOQ: meerdere producten: gezamenlijk bestellen ..................................................... 30
2.3. EPQ: Productie ............................................................................................................................. 31
2.4. Hoeveelheidskortingen bij vaste bestelgrootte ......................................................... 33
2.5. EOI: vast bestelinterval ...................................................................................................... 35
3. Voorraadmodellen met deterministische dynamische vraag ............................................... 38
3.1. Economic Order Quantity ...................................................................................................... 40
3.2. Periodic Order Quantity .......................................................................................................... 41
3.3. Lot for Lot Ordering .................................................................................................................. 41
3.4. Least Unit Cost ......................................................................................................................... 42
3.5. Least Total Cost ......................................................................................................................... 43
3.6. Silver-Meal (least period cost) ............................................................................................... 44
3.7. Wagner-Whitin ......................................................................................................................... 45
3.8. Overzicht kosten ...................................................................................................................... 45
4. Stochastische voorraadmodellen.................................................................................................. 52
1
,4.1. Eenmalige cyclus ..................................................................................................................... 52
Overzicht 4.2 tot 4.4. .......................................................................................................................... 54
4.2. Meerdere bestelcycli met verloren verkoop ........................................................................ 55
............................................................................................................................................................ 55
4.3. Meerdere bestelcycli met recupereerbare verkoop .................................................... 58
Intermezzo: Centralisatie vs. Decentralisatie .......................................................................... 62
4.4. De kosten van een stockbreuk zijn niet gekend ........................................................... 69
4.5. Model waarbij bestelpunt en –hoeveelheid afhankelijk bepaaldworden ................ 72
4.6. Model met variabele overbruggingstijd ........................................................................ 76
4.7. Voorraadpolitiek met vast bestelinterval ....................................................................... 79
4.8. Het minimum-maximumvoorraadmodel: de (s,S) bestelregel ................................. 82
4.9. Oefeningen: stochastische voorraadmodellen ........................................................... 89
2
,HOOFDSTUK 1: INLEIDING
1. Inleiding
Operations management = het ontwerp, de operatie en de verbetering van systemen die ervoorzorgen
dat een onderneming haar primaire goederen en diensten kan creëren en afleveren.
→ Je houdt je bezig met wat je bedrijf doet
→ Ik heb een idee/ product/ dienst en hoe ga ik dat tot bij mijn klanten brengen?
Operationele strategie moet voortvloeien uit de corporate strategie: je moet eerst weten wat je productis
en voor wie je het maakt en in functie daarvan gaan we een operationele strategie gebruiken.
Proces verbeteren:
- Goedkoper (kost efficiënter)
- Automatiseren (handenarbeid verminderen)
- Kwaliteit verbeteren
o Hoe meet ik dit → kwaliteitsnormen volgens de klanten
o Wat zijn de kosten van kwaliteit? → wat kost het mij om geen 100% kwaliteit te hebben;
kijken naar processen)
Vb. ziekenhuizen die verkeerde persoon opereren, vragen 10x na aan patiënt waarvoor ze komen
want de kost om het verkeerde te doen, de verkeerde operatie (geen 100% kwaliteit) is enorm
groot.
Als je voor een capaciteit kiest hang je daar ook aan vast. Capaciteiten wijzigen is een hele moeilijke.
→ Je koopt een vliegtuig van 250 zitplaatsen en achteraf bedenk je dat 255 zitplaatsen beter waren
geweest
Voorraadbeheer: op het moment dat we weinig te doen hebben gaan we toch blijven produceren en
voorraad opbouwen voor in de piekmomenten.
Tijd is ook een buffer: als je veel tijd hebt is het makkelijker om het in te plannen en gedaan tekrijgen.
→ Is iets essentieel (= sneller), iets dat langer duurt, een product dat blijft liggen, is voorraad (tijd en
voorraad hebben verband)
2. Doel van productie en logistiek management
Doel: Goederen en diensten op de markt brengen die overeenkomstig zijn met
- De marktvereisten
- De gevraagde kwaliteitseigenschappen hebben,
- Aan competitieve prijzen
- Zo efficiënt mogelijk
- En op het gepaste tijdstip.
→ Dit gebeurt via een gansereeks transformatieprocessen (operations) van input naar output.
2.1. Transformatieprocessen
Voorbeelden transformatieprocessen (?):
- Fysisch productie
- Locatie-transport
- Ruil-retailing
- Opslag-warehousing (magazijn) → Antwerpen veel bedrijven in gespecialiseerd
- Fysiologisch-gezondheidszorg
- Informatie-telecommunicatie (data)
3
, Productie doen we via transformatieprocessen, met inputs een output maken. Met productie makenwe
gewenste producten.
→ 3 belangrijke factoren: tijd, voorraad en output
- Output= de snelheid waarmee dingen naar buiten komen
- Output is een belangrijke omdat je de vraag van de markt moet kunnen volgen
Productiesysteem gebruikt middelen om inputs om te zetten (transformeren) in gewensteoutputs.
→ Nadenken over wat zijn de inputs en de outputs
→ Dienstensysteem: veel dingen blijven hetzelfde
Vb. studenten aan KUL: studenten (inputs) worden getransformeerd tot gediplomeerden (gewenste
outputs), met gebruik van hulpmiddelen (de docenten, ppt, handboeken, …)
Componenten transformatie systeem
Een transformatieproces omvat:
1. Uitrusting (equipment)
o Machines nodig om productie mogelijk te maken
o 4 belangrijke eigenschappen:
▪ Mogelijkheden – capability (wat kan het doen?)
▪ Capaciteit – capacity (snelheid per seconde)
▪ Flexibiliteit – flexibility (hoe goed kan ik omgaan met veranderingen in volume)
▪ Betrouwbaarheid – reliability (kwaliteit, zaken die wegvallen die je proces
verstoren) – vb. machines die uitvallen, leveringen die vertraging hebben, …
2. Mensen (with a range of skills)
o De vier eigenschappen hebben hier ook betrekking op
3. Voorraad aan goederen (inventory)
o Alles wat aangekocht wordt voor transformatie of doorverkoop, of alles wat nodig is
voor de transformatie van materialen in verkoopbare goederen
o Is duur maar bespaart ook
o Organisaties houden voorraad aan omdat het goedkoper is die te houden dan geen
voorraad te hebben
4. Energie (energy)
Producten en diensten
1. Diensten zijn niet tastbaar (intangible)
2. Diensten veroorzaken interactie met de klant
3. Diensten zijn inherent heterogeen
4. Diensten zijn niet ‘houdbaar’ en tijdsafhankelijk
5. Diensten worden gedefinieerd en geëvalueerd als een pakket van eigenschappen
The silo view: bedrijf die opgedeeld is in verschillende onderdelen (productie, marketing & sales,
accounting, finance, hrm, public relations, …)
The open system view: Tijdlijn waarbij x as de lengte is van uw activiteit (materiaal, informatie, geld, …)
4