Samenvatting taal
Inhoudsopgave
Basiskennis taalonderwijs:............................................................................................................................. 2
Hoofdstuk 2..........................................................................................................................................................2
Hoofdstuk 3..........................................................................................................................................................7
Hoofdstuk 4........................................................................................................................................................10
Hoofdstuk 9........................................................................................................................................................14
Hoofdstuk 10......................................................................................................................................................17
Rijke taal boek:............................................................................................................................................ 25
1.1.3 lezen en schrijven op school achterhaald..................................................................................................25
3.3.1. Woordenschatdidactiek...........................................................................................................................26
4.2.2 leeftijd........................................................................................................................................................26
4.2.3 luisterboeken en digitale boeken...............................................................................................................27
5.4.4 vrij lezen na AVI M4/ E4............................................................................................................................27
6.2.2 Voorlezen aan kleuters..............................................................................................................................27
8.1.2 taalvariatie................................................................................................................................................28
8.1.2 de structuur en het gebruik van taal.........................................................................................................28
,Basiskennis taalonderwijs:
Hoofdstuk 2
5 argumenten om apart onderwijs aan taal te geven
Schriftelijke taalvaardigheid leren kinderen niet spontaan
Niet alle kinderen kunnen zich zelfstandig een bepaald niveau van taalvaardigheid
eigen maken
Op school leer je een ander soort taalgebruik als in het dagelijks leven
Bepaalde taalvormen leer je alleen met behulp van het taalonderwijs
Als je kinderen plezier in het lezen van boeken wilt bijbrengen, dan moet je daar
apart aandacht aan besteden
Drie domeinen van taal
- Mondelinge onderwijs
- schriftelijk onderwijs
- Taalbeschouwing, waaronder strategieën
In taalmethode verdelen ze de domeinen nog verfijnder. In de kennisbasis vinden we de
volgende:
Moeilijke taalvaardigheid
Bij dit domein gaat het vooral om het spreken en luisteren. Zoals discussies of
spreekbeurten.
Woordenschat
Het gaat om het aanleren van de betekenis van nieuwe woorden.
Beginnende geletterdheid
Het vermogen om schriftelijke taal te begrijpen en gebruiken. Een groot deel hiervan
is het leren lezen in groep 3 of terwijl aanvankelijk lezen.
Voortgezet technisch lezen
Het gaat om het kunnen ontcijferen van de letters en het hard oplezen van woorden,
ook wordt er aandacht besteed aan de leesstrategieën.
Begrijpend lezen
Hierbij gaat het om het begrijpen van de tekst.
Stellen
Hierbij gaat het om het schrijven van teksten.
Jeugdliteratuur
Hier gaat het om het begrijpen van de literatuur.
Taalbeschouwing
Het gaat om het aan de kinderen leren te reflecteren op de taalvorm, de manier
waarop iets is verwoord en het gebruik van taal.
Spelling
Het gaat erom dat de kinderen de meest voorkomende woorden correct kunnen
schrijven en de belangrijkste spellingsregels kunnen toepassen.
De functies van taal
, - communicatieve of sociale taalfunctie Expressie
- expressieve taalfunctie
- conceptualiseren of cognitieve taalfunctie
Communicatieve of sociale taalfunctie
Communicatieve functie: we gebruiken taal als een communicatiemiddel.
Sociale functie: een spreker wil steeds een boodschap doorgeven aan een hoorder. Dat
begrip geeft aan dat het bij talige communicatie gaat om de interactie tussen mensen.
Voorbeelden;
-zelfhandhaving
Bernadette kimt op voor wat ze zelf wil: ze draagt de tas die ze wil en wil daar geen afstand
van doen.
-zelfsturing
Ik ga naar de bakker, ze geeft aan wat ze gaat doen
-sturing van anderen
Ga je mee? Je kan het gedrag van anderen doormiddel van taal beïnvloeden.
-Structuren van het gesprek
Nou moeten jullie zeggen wat je gaat kopen. Je gebruikt taal om het gespreksverloop te
beïnvloeden.
De conceptualiseren of cognitieve taalfunctie
Je gebruikt de taal als een hulpmiddel om je gedachten te ordenen en greep te krijgen op de
werkelijkheid
-Rapporteren
Een verslag maken van iets wat in de werkelijkheid voorkomt.
-Redeneren
Je bewerkt de gebeurtenis door een extra denkstap in te bouwen. Bv in een chronologische
volgorde zetten.
-Projecteren
Je probeert je te verplaatsen in de gedachten en gevoelens van iemand anders.
Expressieve taalfunctie
Experimenteren om hun gevoelens te uiten met taal.
Taalfuncties ontwikkelen zich van:
Eenvoudig naar complex
Met context naar zonder context
Om welke communicatieve of sociale taalfunctie gaat het?
1. Joep zegt tegen Sem: ‘Jij bent de boef en ik de politie!’
2. Mehmet zegt tegen Pien: ‘Jij pakt mijn kar af! Ik zat daar al op!’
3. Imke meldt: ‘En nu ga ik even naar de wc!’
Om welke conceprtualiserende of cognitieve taalfunctie gaat het?
4. ‘Ik denk dat die boef arm was en daarom dat geld had gestolen.’
Inhoudsopgave
Basiskennis taalonderwijs:............................................................................................................................. 2
Hoofdstuk 2..........................................................................................................................................................2
Hoofdstuk 3..........................................................................................................................................................7
Hoofdstuk 4........................................................................................................................................................10
Hoofdstuk 9........................................................................................................................................................14
Hoofdstuk 10......................................................................................................................................................17
Rijke taal boek:............................................................................................................................................ 25
1.1.3 lezen en schrijven op school achterhaald..................................................................................................25
3.3.1. Woordenschatdidactiek...........................................................................................................................26
4.2.2 leeftijd........................................................................................................................................................26
4.2.3 luisterboeken en digitale boeken...............................................................................................................27
5.4.4 vrij lezen na AVI M4/ E4............................................................................................................................27
6.2.2 Voorlezen aan kleuters..............................................................................................................................27
8.1.2 taalvariatie................................................................................................................................................28
8.1.2 de structuur en het gebruik van taal.........................................................................................................28
,Basiskennis taalonderwijs:
Hoofdstuk 2
5 argumenten om apart onderwijs aan taal te geven
Schriftelijke taalvaardigheid leren kinderen niet spontaan
Niet alle kinderen kunnen zich zelfstandig een bepaald niveau van taalvaardigheid
eigen maken
Op school leer je een ander soort taalgebruik als in het dagelijks leven
Bepaalde taalvormen leer je alleen met behulp van het taalonderwijs
Als je kinderen plezier in het lezen van boeken wilt bijbrengen, dan moet je daar
apart aandacht aan besteden
Drie domeinen van taal
- Mondelinge onderwijs
- schriftelijk onderwijs
- Taalbeschouwing, waaronder strategieën
In taalmethode verdelen ze de domeinen nog verfijnder. In de kennisbasis vinden we de
volgende:
Moeilijke taalvaardigheid
Bij dit domein gaat het vooral om het spreken en luisteren. Zoals discussies of
spreekbeurten.
Woordenschat
Het gaat om het aanleren van de betekenis van nieuwe woorden.
Beginnende geletterdheid
Het vermogen om schriftelijke taal te begrijpen en gebruiken. Een groot deel hiervan
is het leren lezen in groep 3 of terwijl aanvankelijk lezen.
Voortgezet technisch lezen
Het gaat om het kunnen ontcijferen van de letters en het hard oplezen van woorden,
ook wordt er aandacht besteed aan de leesstrategieën.
Begrijpend lezen
Hierbij gaat het om het begrijpen van de tekst.
Stellen
Hierbij gaat het om het schrijven van teksten.
Jeugdliteratuur
Hier gaat het om het begrijpen van de literatuur.
Taalbeschouwing
Het gaat om het aan de kinderen leren te reflecteren op de taalvorm, de manier
waarop iets is verwoord en het gebruik van taal.
Spelling
Het gaat erom dat de kinderen de meest voorkomende woorden correct kunnen
schrijven en de belangrijkste spellingsregels kunnen toepassen.
De functies van taal
, - communicatieve of sociale taalfunctie Expressie
- expressieve taalfunctie
- conceptualiseren of cognitieve taalfunctie
Communicatieve of sociale taalfunctie
Communicatieve functie: we gebruiken taal als een communicatiemiddel.
Sociale functie: een spreker wil steeds een boodschap doorgeven aan een hoorder. Dat
begrip geeft aan dat het bij talige communicatie gaat om de interactie tussen mensen.
Voorbeelden;
-zelfhandhaving
Bernadette kimt op voor wat ze zelf wil: ze draagt de tas die ze wil en wil daar geen afstand
van doen.
-zelfsturing
Ik ga naar de bakker, ze geeft aan wat ze gaat doen
-sturing van anderen
Ga je mee? Je kan het gedrag van anderen doormiddel van taal beïnvloeden.
-Structuren van het gesprek
Nou moeten jullie zeggen wat je gaat kopen. Je gebruikt taal om het gespreksverloop te
beïnvloeden.
De conceptualiseren of cognitieve taalfunctie
Je gebruikt de taal als een hulpmiddel om je gedachten te ordenen en greep te krijgen op de
werkelijkheid
-Rapporteren
Een verslag maken van iets wat in de werkelijkheid voorkomt.
-Redeneren
Je bewerkt de gebeurtenis door een extra denkstap in te bouwen. Bv in een chronologische
volgorde zetten.
-Projecteren
Je probeert je te verplaatsen in de gedachten en gevoelens van iemand anders.
Expressieve taalfunctie
Experimenteren om hun gevoelens te uiten met taal.
Taalfuncties ontwikkelen zich van:
Eenvoudig naar complex
Met context naar zonder context
Om welke communicatieve of sociale taalfunctie gaat het?
1. Joep zegt tegen Sem: ‘Jij bent de boef en ik de politie!’
2. Mehmet zegt tegen Pien: ‘Jij pakt mijn kar af! Ik zat daar al op!’
3. Imke meldt: ‘En nu ga ik even naar de wc!’
Om welke conceprtualiserende of cognitieve taalfunctie gaat het?
4. ‘Ik denk dat die boef arm was en daarom dat geld had gestolen.’