Begeleidingsrollen:
1 Spelbegeleidingsrollen:
Diverse rollen:
Toneelmeester
Spelmaatje
Regisseur
Spelleider
Vanuit het verkennen v/h spel inschatten welke spelbegeleidingsrol je inneemt
Kwaliteit v/d tussenkomsten afhankelijk van je sensitiviteit, timing, afstemming en
verbinding met kleuters en het spel
1.1 Spelmaatje:
Speelt mee met de kleuters en gaat verrijken
Als gelijke of insider meespelen en stimuleren
Opgepast met schoolse vragen, controlevragen --> vertrek vanuit verkenning en
verbinding voor jet het spel gaat verrijken
In doe-alsof-spel neem je een rol aan die aansluit bij het spel --> vanuit je rol ga je
verdiepen
Gebruik verrijkende en verdiepende woorden in je spel
Introduceer nieuwe elementen in het spel zonder het spel over te nemen, vertrek
vanuit het verhaal om vragen te stellen of te reageren
Peuters en jonge kleuters:
Speel parallel naast het kind als spelmaatje
Imiteer het jonge kind en toon zo je interesse
Zorg voor verbinding door hetzelfde op dezelfde manier te spelen --> hou het
spontaan, het moet niet exact hetzelfde zijn
Vanuit de verbinding ga je het spel verrijken
Er worden vragen gesteld en spullen toevoegen --> spel wordt verrijkt
Taal wordt gestimuleerd door dingen benoemen
Denkontwikkeling --> vragen stellen
1.1.1 Voorbeeld:
Gio speelt in de fotowinkel. Hij heeft de camera gevonden: hij kijkt door de zoeker,
probeert alle knopjes en pakt een andere camera. De leerkracht komt kijken. ‘Bent u
de fotograaf, meneer?’ vraagt ze. Gio knikt. ‘Kan ik bij u een pasfoto laten maken?’
Dat kan. ‘Moet ik daar gaan zitten, meneer?’ De leerkracht neemt een stoeltje. Gio
maakt een foto. ‘Wanneer is hij klaar?’ vraagt de leerkracht. ‘Om één uur’, zegt Gio.
‘Goed’, zegt de leerkracht, ‘dan kom ik de foto zo halen.’
=> verrijken
1
, 1.2 Regisseur:
Doelbewust impulsen in het spel brengen --> je speelt niet mee
De ontwikkeling van vaardigheden en kennis ondersteunen door doelbewust
impulsen in het spel brengen --> die de ontwikkeling van kleuters verdiepen en
verbreden
Impulsen om kleuters (opnieuw) uit te dagen binnen hun zone van naaste
ontwikkeling
Impulsen die conflicten mediëren, structuur geven of helpen bij keuzen
Van verkennen naar verrijken
Je zit niet in het spel v/d kleuters --> je komt er even bij en geeft een impuls
1.2.1 Voorbeeld:
Sander en Roos rennen door de klas: Roos probeert boef Sander te vangen, die
zojuist een ketting uit de huishoek heeft gestolen. Enzo komt Roos te hulp. De
leerkracht houdt Sander tegen. ‘Bent u politie’? vraagt ze Enzo. Enzo knikt. ‘Gaat u
een boete geven, agent?’, wil de leerkracht weten. Sander geeft de ketting aan Roos
terug. Roos zegt: ‘Je moet naar de gevangenis Sander.’ ‘Misschien niet’, zegt de
leerkracht, ‘want hij heeft de ketting wel netjes teruggegeven.’ Politieman Enzo besluit
alleen een boete te geven. ‘Dat is dan vijf euro’, zegt hij. Sander maakt een
betaalgebaar en loopt weg.
1.2.2 Mogelijke impulsen: steeds vertrekken vanuit verkennen en verbinden voor je met
impulsen gaat verrijken:
2
1 Spelbegeleidingsrollen:
Diverse rollen:
Toneelmeester
Spelmaatje
Regisseur
Spelleider
Vanuit het verkennen v/h spel inschatten welke spelbegeleidingsrol je inneemt
Kwaliteit v/d tussenkomsten afhankelijk van je sensitiviteit, timing, afstemming en
verbinding met kleuters en het spel
1.1 Spelmaatje:
Speelt mee met de kleuters en gaat verrijken
Als gelijke of insider meespelen en stimuleren
Opgepast met schoolse vragen, controlevragen --> vertrek vanuit verkenning en
verbinding voor jet het spel gaat verrijken
In doe-alsof-spel neem je een rol aan die aansluit bij het spel --> vanuit je rol ga je
verdiepen
Gebruik verrijkende en verdiepende woorden in je spel
Introduceer nieuwe elementen in het spel zonder het spel over te nemen, vertrek
vanuit het verhaal om vragen te stellen of te reageren
Peuters en jonge kleuters:
Speel parallel naast het kind als spelmaatje
Imiteer het jonge kind en toon zo je interesse
Zorg voor verbinding door hetzelfde op dezelfde manier te spelen --> hou het
spontaan, het moet niet exact hetzelfde zijn
Vanuit de verbinding ga je het spel verrijken
Er worden vragen gesteld en spullen toevoegen --> spel wordt verrijkt
Taal wordt gestimuleerd door dingen benoemen
Denkontwikkeling --> vragen stellen
1.1.1 Voorbeeld:
Gio speelt in de fotowinkel. Hij heeft de camera gevonden: hij kijkt door de zoeker,
probeert alle knopjes en pakt een andere camera. De leerkracht komt kijken. ‘Bent u
de fotograaf, meneer?’ vraagt ze. Gio knikt. ‘Kan ik bij u een pasfoto laten maken?’
Dat kan. ‘Moet ik daar gaan zitten, meneer?’ De leerkracht neemt een stoeltje. Gio
maakt een foto. ‘Wanneer is hij klaar?’ vraagt de leerkracht. ‘Om één uur’, zegt Gio.
‘Goed’, zegt de leerkracht, ‘dan kom ik de foto zo halen.’
=> verrijken
1
, 1.2 Regisseur:
Doelbewust impulsen in het spel brengen --> je speelt niet mee
De ontwikkeling van vaardigheden en kennis ondersteunen door doelbewust
impulsen in het spel brengen --> die de ontwikkeling van kleuters verdiepen en
verbreden
Impulsen om kleuters (opnieuw) uit te dagen binnen hun zone van naaste
ontwikkeling
Impulsen die conflicten mediëren, structuur geven of helpen bij keuzen
Van verkennen naar verrijken
Je zit niet in het spel v/d kleuters --> je komt er even bij en geeft een impuls
1.2.1 Voorbeeld:
Sander en Roos rennen door de klas: Roos probeert boef Sander te vangen, die
zojuist een ketting uit de huishoek heeft gestolen. Enzo komt Roos te hulp. De
leerkracht houdt Sander tegen. ‘Bent u politie’? vraagt ze Enzo. Enzo knikt. ‘Gaat u
een boete geven, agent?’, wil de leerkracht weten. Sander geeft de ketting aan Roos
terug. Roos zegt: ‘Je moet naar de gevangenis Sander.’ ‘Misschien niet’, zegt de
leerkracht, ‘want hij heeft de ketting wel netjes teruggegeven.’ Politieman Enzo besluit
alleen een boete te geven. ‘Dat is dan vijf euro’, zegt hij. Sander maakt een
betaalgebaar en loopt weg.
1.2.2 Mogelijke impulsen: steeds vertrekken vanuit verkennen en verbinden voor je met
impulsen gaat verrijken:
2