Hoorcollege en oefensessie 1: Situering - deontologie als deel van een
beroepsethiek + Inleiding privacy
Wat is deontologie?
Een ethisch stelstel, het stelt u de vraag wat dat je zou moeten doen. Uw morele plicht die je afspreekt
met elkaar. Iedere professional is technisch en normatief een professional (sociaal-agogische
professionals). → De sociaal-agogisch werker als lantaarnpaal (centraal) of als kampvuur (gedeeld).
Technische en normatieve professionaliteit
Doe ik de dingen goed? Doe ik de goede dingen?
Omgaan met technologische ontwikkelingen, Ethische vragen stellen over (eigen) interventies:
gespreksvaardigheden, kwalitatieve rapportage, dragen ze bij en op welke manier aan goede
omgaan met agressie, … orthopedagogie?
Bv. cliënt op goede weg brengen, maar je kent die Als ik dit doe, ben ik dan ethisch verantwoord
weg al, de weg is begaand. bezig? Bv. samen een weg zoeken in moeras
Een beroep bestaat uit twee componenten. In deze cluster gaan we in op het normatieve van het
beroep. We staan vooral stil bij de vraag of jouw interventies (tussenkomsten) bijdragen aan een betere
wereld – doe je het goede? Beide componenten zijn even belangrijk: het is belangrijk om
tussenkomsten deskundig te onderbouwen, maar ook om stil te staan bij het waarom van interventies.
Het goede doen (integer handelen)
Integrity is doing the right thing even if no one is watching (C.S. Lewis)
Als je ooit in de verleiding komt om te zoeken naar goedkeuring van buitenaf, realiseer je dan dat je je
integriteit hebt gecompromitteerd (= in gevaar gebracht). Als je een getuige nodig hebt, wees die dan
zelf (Epictetus)
Autonoom (vs. heteronoom) het goede doen (Kant = categorisch imperatief)
Dat wil zeggen dat we niet goed doen omwille van de goedkeuring van anderen (dit is heteronoom),
maar omdat het goed is het goede te doen.
Moraal: hoe weten we wat goed is? Dit gaat over onze moraal, onze waarden en normen: waar halen
we die? School, vrienden, werk, opvoeding, media, wetten/regels, … = Socialisatie
Moraal moet in dit opzicht begrepen worden als het geheel van waarden en normen die richting geven
aan ons handelen en zin geven aan wat ze denken en doen. het gaat dus over waarden en normen en
als mens doen we voortdurend waarderende of normatieve uitspraken. We spreken waardeoordelen
uit over anderen en onszelf, over motieven, emoties en concrete daden. → Overwegend intuïtief
Ethiek gaat meer over expliciteren en kritisch benaderen van morele standpunten en keuzes. Ethiek of
moraaltheorie is de theoretische studie van de moraal: het is een filosofische discipline die waarde-
en normenstelsels onderzoekt en onder woorden brengt en nagaat welke argumenten bepaalde
keuzes voor dat goede legitimeren.
,Disciplines binnen de moderne ethiek
De moderne ethiek kunnen we indelen in verschillende disciplines:
• Theoretische ethiek bestaat uit de meta-ethiek en de normatieve ethiek.
Meta-ethiek: zoekt naar de fundamenten van de ethiek en bekijkt het morele taalgebruik en de
argumenten
Normatieve ethiek: zoekt naar theoretische kaders waarbinnen morele problemen behandeld
kunnen worden.
• Toegepaste ethiek bekijkt morele problemen binnen specifieke domeinen (bv. bio-ethiek,
medische ethiek, media ethiek of ethiek m.b.t. oorlogvoering)
• Empirische ethiek betreft disciplines zoals moraalsociologie en -psychologie, waarbij
concrete waarden en normen onderzocht worden die gelden in een samenleving of behoren tot
het referentiekader van personen.
De verwisselbaarheidsgedachte
Principe van gelijkheid (als ik een beslissing neem, moet die andere ook die beslissing maken)
Eigen belangen hebben niet meer waarde dan die van anderen (overstijgen egoïsme)
Bv. verdelen van een taart (dia 8 les 1 notitie lezen)
Die verwisselbaarheidsgedachte of het principe van gelijkheid is een belangrijke toetssteen binnen
de normatieve ethiek en bepaalt of een theorie ethisch is. Verwisselbaarheid houdt in dan men, bij
het innemen van een standpunt, de eigen belangen niet meer gewicht toekent dan de belangen van
anderen. de eigen rol in een moreel standpunt moet op een of andere manier verwisselbaar zijn met
de rol van anderen.
In essentie komt het erop neet dat de oordeel pas moreel of ethisch is, als het een handelen uit
eigenbelangen egoïsme overstijgt.
Hoe weten we dat goed is … en wie bepaalt dat?
De rechtvaardigheidstheorieën
Binnen de normatieve ethiek worden drie grote ethische stromingen onderscheiden:
1. Het consequentialisme (contrasteert sterk met een deontologische ethiek en Kant ontwikkelde
zijn theorie als tegenreactie)
2. De deontologie (grondlegger Immanuel Kant)
3. De theologie of deugdenethiek (een synthese van de discussie tussen consequentialisten en
deontologen, gaan we vertalen naar een zorgethiek)
Pluralisme binnen samenleving
Moraliteit (waarden en normen) via socialisatie, trial and error (de meeste zaken doe je intuïtief)
Breder dan wetten en regels: invullingen van het goede
Wetten als tijdelijke morele consensus – wetten kunnen onrechtvaardig zijn.
Onderscheid moraal – ethiek:
Moraal is intuïtief – scheidsrechter is ons geweten (of in de volksmond: gezond verstand), ethiek is de
studie van de morele overwegingen van mensen
Bepalen we dat zelf?*
Als je weet wat goed is, kun je bijna niets anders doen (Aristoteles)
,Gedachte-experiment 1: de vriendelijke buurtmoordenaar met de bijl (vriendelijk vragen of hij de
kinderen mag vermoorden → liegen dat de kinderen niet thuis zijn) * Als rationele en vrije individuen
We vinden het principe ‘niet liegen’ belangrijk, maar vullen dit in al naar gelang de context >
subjectieve moraal is wankele basis
Wie bepaalt dan het goede?
Oplossing: deontologische code?
Deontologie als ethisch perspectief – ‘plichtenleer’ (in vb.: liegen is immoreel)
Gedachte-experiment 2: het trolley-probleem (deo.rechtvaardigen: doctrine van het dubbele effect)
Normatieve ethiek
Consequentialisme Deontologie
Een handeling is goed als deze de best mogelijke Een handeling is goed als deze vertrekt vanuit de
gevolgen oplevert. juiste intentie (principe).
The greatest happiness for the greatest number’ ‘goede wil’ (morele plicht)
Categorische imperatief
Consequentialisten kunnen heel relatief worden bv. te veel alles bekijken → worden: het goede krijgt
vorm in relatie tot elkaar – wat goed is, ligt niet van tevoren vast maar wordt door ons allemaal bepaald
Deontologen kunnen heel principieel worden en kan soms wereldvreemd zijn bv. abortus → zijn:
deontolog. handelen is juist handelen volgens universaliseerbare principes, waaraan we ons houden.
→ Uit zich in twee extremen
1. Het consequentialisme evalueert een handeling o.b.v. de toestand die die handeling
veroorzaakt: een handeling is goed als die de best mogelijke gevolgen (consequenties) oplevert
– of de minst schadelijke. Ethiek is als zodanig een afweging, van onze belangen en van die van
anderen, waarbij we moeten streven naar een positieve balans: we moeten handelingen
stellen die meer goed dan slecht veroorzaken.
(Het Utilarmisme – De ethiek van de opportuniteit)
2. Deontologie is een vertrouwder begrip. In een professionele context wordt deontologie
geassocieerd met een beroepscode, met richtlijnen voor professionals om ethisch te
handelen. Een beroepscode zegt daarbij hoe we behoren te handelen, waarbij concretisering
van specifieke principes in regels het gedrag sturen.
Deontologie (plichtenleer/beginselethiek) zegt hoe we behoren te handelen en evalueert dus
die handelingen, net zoals het consequentialisme dat doet. Het verschil ligt er echter
deontologie net bovenal kijkt naar de achterliggende intenties. Een handeling is deontologisch
goed, als ze vertrekt vanuit een juiste intentie, waarbij een intentie juist is als ze gebaseerd is
op een principe of beginsel.
(De categorische imperatief – De moraaltheorie na Kant: relativering v een onbereikbaar ideaal)
Consequentialisme en deontologie: een verhaal van ‘worden’ en ‘zijn’
De normatieve ethiek wordt vanaf de 18de eeuw gekenmerkt door een tweestrijd hiertussen. Die
tweespalt is een echo van de klassieke tweedeling in de filosofie tussen empiristen en rationalisten en
vervolgt een discussie die al sinds het ontstaan vd westerse filosofie wordt gevoerd: de discussie over
‘worden’ en ‘zijn’.
• Worden: het goede krijgt vorm in relatie tot elkaar – wat goed is, ligt niet van tevoren vast maar
wordt door ons allemaal bepaald.
• Belofte breken kan, als het meer voordeel oplevert
• Zijn: deontologisch handelen is juist handelen volgens universaliseerbare principes, waaraan
we ons houden. Het is de taal van de wet en die van het hebben van onvervreemdbare rechten.
• Belofte breken kan niet, waarde ‘betrouwbaarheid’/ de regel dat we een belofte nakomen
,Midden tussen relativisme en dogmatisme
Belang van principes (fundamentele waarden en normen) maar steeds binnen de context (we moeten
rekening houden met de gevolgen)
Je zou alles moeten bevragen in ethiek, geen dogma in deontologie.
Het goede of het juiste doen: het goede moeten ze waarbij opvatten als een moreel positief doel dat
we bereiken door ons handelen en het juiste als een geheel van regels of morele normen die onze
zoektocht naar het goede mogelijk maken of net binnen de perken houden.
Deugdenethiek als synthese (en derde model)/Zorgethiek
Handelend persoon staat centraal
Een handeling is goed als deze bijdraagt aan (de vorming van) een goed persoon – handelen naar best
vermogen
Synthese: gericht op een betere wereld (consequentialisme) en deugden als ‘juiste’ kwaliteiten
Belang van praktische wijsheid (leerproces)
Zorgethiek: feministische kritiek op dominant deontologisch perspectief (opdoen praktische wijsheid)
Zorg als basisrecht – principe, maar particulier en relationeel bekijken (zorg een politieke categorie)
Zorg als basisrecht: zorg hebben voor (aandachtigheid), zorg dragen voor (verantwoordelijkheid),
zorgen voor (competentie), zorg ontvangen (wederkerigheid)
Morele ontwikkeling – Heinz-dilemma (Kohlberg) – morele maturiteit
3. De teleologische ethiek of deugdenethiek. De evaluatie ligt niet bij de handeling, maar wel
bij de handelende persoon. Het goede in de deugdenethiek (Aristoteles) bestaat uit de
verwezenlijkingen van een aantal goede individuen. Het gaat over individuen die d.m.v.
zelfbeheersing, creativiteit en andere deugden boven zichtzelf en boven de middelmatigheid
die de mensheid kenmerkt, proberen uit te stijgen.
Gulden middenweg (om conflicterende waarden alsnog zo veel mogelijk te realiseren),
persoon die een morele grondhouding geeft (moraliteit kan enkel blijken uit het doen: praxis),
fundament persoonlijke ontwikkeling. Inspiratie voor een zorgethiek: belangrijke handvaten
voor een beroepsethiek in het sociaal-agogisch werk. Kan gezien worden als een uitdager en
een synthese van het consequentialistische en deontologische perspectief.
Wat hebben we geleerd?
Gezond verstand is niet genoeg (moraal en ethiek) – normatief aspect van het beroep vereist ethische
reflectie
Drie manieren ethisch handelen/perspectieven: consequentialisme (gevolgen), deontologie (principes
afspreken), deugdenethiek/zorgethiek (verwachtingen vanuit beroep)
Nadruk binnen ethiek op deontologie (geeft duidelijkheid en houvast)
Het volgen van een code maakt je nog geen goed mens – deontologische code als instrument
De letter van de wet en de geest van de wet
Deontologie als perspectief, naast consequentialisme en deugdenethiek /zorgethiek
Moreel leren: belang van reflectie en dialoog (ethiek als praktische wijsheid).
,Communicatieve rationaliteit (Habermas)
Middel om ethische dialoog aan te gaan – opbouwen van argumenten en tegensprekelijkheid
Hij pleit voor een machtsvrije dialoog, waarbij deskundigheid en de manier van handelen in alle
openheid besproken kunnen worden. Hij noemt dat ideaal ‘communicatief handelen’. Het vetrekpunt
van deze dialoog is een symmetrische relatie: de dialoog moet machtsvrij zijn en gericht op een
gemeenschappelijk doel, namelijk overeenstemming zoeken op basis van argumenten.
Ethische argumenten op een
objectief niveau (feiten – consequentialisme) – oriëntatie in de breedte → waarheid
intersubjectief niveau (principes – deontologie) – oriëntatie in de hoogte → rechtvaardigheid
subjectief niveau (deugden – deugdenethiek) – oriëntatie in de diepte → waarachtigheid
Drie soorten argumenten
1. Oriëntatie in de breedte: objectieve wereld → feiten, context waar het sociale zich afspeelt.
Sociale positie en beroepspositie → rolverwachtingen
Als…dan-argumenten (consequentialisme), rolconflicten. = feitelijkheid
2. Oriëntatie in de hoogte: intersubjectieve wereld → principes, wetten, normen en regels, we
zouden moeten … (argumenten gebaseerd op het ‘juiste’), loyaliteitsconflicten. Gebaseerd op
jet juiste, over wat we met meerdere mensen hebben afgesproken. Mandaat. = juistheid
Het mandaat van een sociaal-agogisch werker → expertisedomein, finaliteit (doelen)
3. Oriëntatie in de diepte: subjectieve wereld →eigen ervaringen, persoonlijke waarde
standaarden, persoonlijke ethische argumenten onder een vorm van authenticiteit. Als
sociaal-agogische werken kan/wil ik wel/niet …, conflicterende waarden. = authenticiteit
Oriëntatie vertrekt van betrokkenheid (practice wisdom), dan is er erkenning dat sociaal-
agogisch werkt niet waardevrij is.
Ethische dialoog hanteert deze drie soorten argumenten door elkaar
• Wat kan je doen?
(BEROEPS)positie en rolverwachtingen – belanghebbenden en gevolgen van handelingen
• Wat moet je doen?
Wat moet en mag je doen (vanuit beroepspositie)? Wat is je mandaat (waar dien je voor?)
• Wat wil je doen?
Hoe dragen je handelingen bij aan de ontwikkeling van jezelf als ‘goed’ orthopedago(o)g(isch)
(begeleider) (authenticiteit – integriteit)
Deontologie “Plichtenleer”: Wat we zouden ‘moeten’ doen (ETHIEK)
BASIS: principes
Ethische aspecten (h)erkennen: de ‘geest van de wet’
FOCUS: vertrouwelijkheid
‘Omgaan met vertrouwelijke gegevens’ – ‘In vertrouwen werken’ – ‘Betrouwbaar zijn’
“Het volgen van een code, maakt je geen goed mens”
,
,Privacy: Alom bekend, weinig bemind?
De zaak Y
Privacy
• Relativering van privacy als principe → “Ik heb niets te verbergen” of “Ik doe niets verkeerd”
• Relativering van (de waarde van) persoonsgegevens
Defaitisme → “Je hebt toch ook Facebook?” OF “Wat zijn ze met mijn gegevens?”
IK (besta niet zonder privacy)
HEB (fouten gemaakt die anderen niet mogen weten)
NIKS (is veilig in de handen van de overheid)
TE (vaak worden data voor andere doeleinden gebruikt) → Function creep: technologie wordt ingezet
voor doelen waar ze oorspronkelijk niet werd voor ingezet
VERBERGEN (is de enige manier om daaraan te ontkomen)
Nee, je hebt wel iets te verbergen! Het kan dat je zelf geen directe negatieve impact ondervindt van
privacyschendingen, maar verplaats je in andere posities.
Privacy als mensenrecht (een recht dat je hebt gewoon omdat je mens bent, mensenrechten zijn
onvervreemdbaar! Je kunt ze niet verliezen en ze kunnen slechts bij hoge uitzonderingen afgenomen w)
Mensenrechten en ook het recht op privacy zijn subjectieve rechten: ze geven individuen aanspraak op
een recht, in het geval van privacy de aanspraak om hun private ruimte ten opzichte van derden te
bepalen. Moeten steeds gegrond zijn in het objectieve recht: concreet verdrag of wetgeving of regel
Privacy als grondrecht (vertaling mensenrecht)
Art. 12 UVRM
“Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige inmenging in zijn persoonlijke aangelegenheden, in zijn
gezin, zijn tehuis of zijn briefwisseling, noch aan enige aantasting van zijn eer of goede naam. Tegen een dergelijke
inmenging of aantasting heeft eenieder recht op bescherming door de wet” (+ art. 8 EVRM)
Vertaling België: grondwet
Onderbouwende wetten: vertaling naar kinderrechten, explicitering van privacy in andere wetten
(zoals WRP, DRPM, beroepsgeheim).
Gerelateerd: recht op afbeelding, camerawetgeving, geïnformeerde toestemming
Privacy: situering
Oorsprong privacy: ‘the right to be let alone’ (Warren en Brandeis, 1890)
• Door opkomst pers (journalisten gingen zonder toestemming in achtertuin enz.) →
scheidingslijn tussen de publieke en private sfeer scherp stellen
• ‘Negatieve’ invulling (geen last hebben van ‘anderen’) vrij zijn van…
Het recht op privacy wordt ik die zin een fundamentele vrijheid met meer bepaald een
negatieve invulling van vrijheid: het duidt op een afwezigheid van ongewilde anderen in de
persoonlijke, private sfeer, waardoor we in alle rust en beslotenheid onze eigen keuzes kunnen
maken.
Privacy moet dus zowel verticaal (overheid, maatschappelijke instellingen, organisaties – burgers) als
verticaal (tussen burgers onderling) begrepen worden.
Stroomversnelling eind 20ste eeuw (digitalisering)
, • Nieuwe technologieën (nog altijd bezig, AI, slimme camera’s,
• Wetgeving (België WVP: 1992) - GDPR (2018)
Privacy als fundamentele vrijheid
Privacy is Privacyvrijheid
• Negatieve én positieve invulling (vrij zijn om…)
• Je zin kunnen doen en de mogelijkheid om te leren van je fouten, om onrechtvaardigheden aan
te klagen > privacy = emancipatorisch
Wanneer mensen gevraagd worden wat ze verstaan ander privacy, zullen ze verwijzen naar een ruimte
of een gevoel van ruimte voor jezelf waar anderen geen zaken mee hebben. Het recht op privacy wordt
in die zin een fundamentele vrijheid en meer bepaald een negatieve invulling van vrijheid, het duidt op
een afwezigheid van ongewilde anderen in de persoonlijke, private sfeer, waardoor we in alle rust en
beslotenheid onze eigen keuzes kunnen maken.
Het oordeel van waar de grens ligt en waar privacy geschonden of onmogelijk gemaakt wordt, is
afhankelijk van de interpretatie van een rechter (criteria: noodzakelijkheid, legaliteit, finaliteit,
proportionaliteit en subsidiariteit).
Privacy is emancipatorisch en overstijgt de publiek-private tweedeling
Negatieve en positieve vrijheid
Immanuel Kant omschreef vrijheid enerzijds als natuurlijke vrijheid of handelingsvrijheid en
anderzijds als autonomie, wat bij begreep als de mogelijkheid om wat men wil, ook daadwerkelijk te
kunnen nastreven.
Negatieve vrijheid: ze halen iets weg, alleen gelaten worden door anderen (juristen), grenzen leggen
tussen het publiek en privaat, vrij van zijn
Negatieve vrijheid gaat over vrijheid als ‘vrij van zijn’ en wijst op een afwezigheid. Het betekent eigen
keuzes kunnen maken, zonder dat anderen zich met die keuzes bemoeien of je dwingen ze te maken.
Positieve vrijheid: vrij zijn om iets doen, privacy geeft u de mogelijkheid om iets te doen, zaken achter
te laten in het verleden en opnieuw beginnen, onrechtvaardige situaties aanklagen
Positieve vrijheid gaat over een aanwezigheid, over het ‘in de mogelijkheid zijn’ om van je vrijheid te
genieten. ‘vrij zijn om…’: vrijheid is pas zinvol als we voldoende keuzemogelijkheden hebben.
Om ten volle te kunnen spreken over veiligheid, moet zowel de negatieve als positieve vrijheid van
individuen gevrijwaard worden, en wel door het toekennen van rechten die hen beschermen en hun
autonomie bevorderen. De twee invullingen van vrijheid kunnen niet los van elkaar gezien worden.
Definitie privacy?
“Een juridische definitie is niet gewenst, omdat dit het vrijheidsbevorderende potentieel zou
ondermijnen”
Wel ‘dimensies privacy’ in de rechtsleer (pp. 100-101):
• Informationele privacy: informatie over een persoon en de aanspraak van die persoon om ‘om naar
eigen inzicht te bepalen wanneer, hoe en tot op welke hoogte informatie kenbaar wordt gemaakt aan
anderen’ (aan regels zouden, wordt beschermt aan de GDPR)
• Communicatieve privacy: communicatieve vrijheid en aangaan van communicatie (relationeel)
• Fysische en psychische privacy: individuele zelfbeschikking over lichaam en verstand
• Zelfbepaling: ‘right to be let alone’ (individuele vrijheid), keuzes (kunnen) maken (pos. en neg. vrijheid)
,Privacy vaak beperkt tot informationele dimensie (zie GDPR – digitale economie). Hangt samen met
wetgeving rond afbeeldingen, camera’s en aspecten zoals deontologie in media, digitalisering
van de samenleving.
Privacy als individueel recht
Het recht om te verbergen of om te bepalen wat ‘publiek’ wordt > fundamentele vrijheid
Grenzen aan vrijheid (juridisch-ethisch):
Schadebeginsel. Het opgeven van vrijheden en rechten moet:
1. Noodzakelijkheid zijn
2. Legaliteit: bij wet geregeld
3. Afweging (finaliteit, proportionaliteit, subsidiariteit)!! Steeds grondig afgewogen zijn
o Finaliteit houdt in dat een relevant doel wordt nagestreefd.
o Proportionaliteit stelt de vraag of de maatregel in verhouding is tot het bereikte doel
o Subsidiariteit stelt de vraag of er minder ingrijpende maatregelen bestaan om het doel
te bereiken – als dat zo is, hebben die de voorkeur.
Privacy wordt afgenomen in functie van veiligheid bv. camerabeelden, gezondheid, …
→ Kunnen aantonen dat het noodzakelijk, legaal is en afgewogen.
Privacyschending?
• Oordeel ligt bij rechter
• Voortdurende afweging
We bepalen zelf wanneer we onze privacy kenbaar maken. Als je privacy afstaat moet je telkens
geïnformeerd zijn!
Geïnformeerde toestemming
GDPR (en Belgische wetgeving)
Krijtlijnen rond privacy (2018) > stroomlijnen en actualiseren bestaande nationale wetgevingen
Informationele privacy (data-economie)
Persoonsgegevens
‘iedere informatie betreffende een natuurlijke persoon die geïdentificeerd of identificeerbaar is’
Verwerking
Elke activiteit met persoonsgegevens: verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen,
opvragen, raadplegen, gebruiken, doorgeven, verspreiden, ter beschikking stellen, met elkaar in
verband brengen en vernietigen
Ruime interpretatie! Toestemming kan vooraf gevraagd worden (prior consent), op het moment zelf
(actual consent) en achteraf (subsequent consent). Toestemming kan te alle tijde ingetrokken worden.
Beginselen (GDPR: principes)
De Europese regelgeving en de Belgische wetgeving bepalen onder welke voorwaarden
persoonsgegevens verwerkt mogen worden. Persoonsgegevens = alle informatie die in verband staat
met een natuurlijke persoon die geïdentificeerd of identificeerbaar is.
In de regelgeving worden zes beginselen naar voren geschoven die bij het verwerken van
persoonsgegevens van belang zijn:
, 1. De verwerkingen moeten rechtmatig, behoorlijk en transparant zijn (legaliteit en legitimiteit):
gegevens mogen alleen verwerkt worden als voldaan wordt aan een bepaalde rechtsgrond. Een
ondubbelzinnige toestemming van de betrokkene wiens gegevens verwerkt worden.
2. De finaliteit moet duidelijk zijn: doelbinding, gegevens mogen alleen verwerkt worden voor
welbepaalde, uitdrukkelijke en duidelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden, waarbij
de rechten van de gebruiker in rekening moeten worden gebracht.
3. De verwerkte gegevens moeten proportioneel en juist zijn: dataminimalisatie stipuleert dat
nooit meer gegevens dan nodig verwerkt worden.
4. Er geldt een opslagbeperking: gegevens mogen niet langer bewaard worden dan noodzakelijk.
5. De principes ‘integriteit’: een algemene verantwoordingsplicht (accountability) ondersteunt,
de gegevensverwerker moet steeds bereid zijn te verantwoorden of bij de verwerking de
beginselen van de privacyregelgeving zijn nageleefd.
6. ‘Vertrouwelijkheid’ vormen de uitgangspunten: de verwerkte gegevens behoren enkel toe aan
de verwerker, het doorgeven aan derden is verboden, tenzij er toestemming gegeven is.
Uitleg
• Rechtmatig, behoorlijk en transparant
o Rechtmatig: via rechtsgronden (wanneer is gegevensverwerking toelaatbaar?)
o Belangrijkste rechtsgrond: (geïnformeerde) toestemming (individueel recht) > raakt
aan competentiediscussie (toestemming geven om jouw gegevens te laten verwerken
& is iedereen competent om die toestemming te geven) → zaken mondeling toelichten!
• Finaliteit (duidelijk doel) en proportionaliteit/juistheid
• Opslagbeperking (bepaalde tijd bewaard)
• Integriteit en vertrouwelijkheid (te vertrouwen zijn)
o Accountability
o Doorgeven aan derden is verboden
Rechten
Centraal: geïnformeerde toestemming en transparantie
• Recht op informatie, toegang, ... > zie later: recht op dossier!
• Toestemming moet kunnen ingetrokken worden
Plichten (voor de gegevensverwerker, de geest van we wet, waarom van de GDPR)
‘Privacy by design’ = gegevens zo veilig mogelijk bewaren, beveiligen van persoonsgegevens, niet
zomaar kunnen doorgeven en duidelijke toegangsgegevens → gegevensbescherming en
‘privacy by default’ = privacy meer een uitgangspunt dan een gedachte achteraf, (nu: gegevens
verzamelen en dan kijken of we in orde zijn met de privacy) rekening houden met privacy en gaan we
gegevens verzamelen en welke en dan pas de gegevens verzamelen → gegevensbescherming vanuit
respect voor privacy !!!
Privacywaakhond: GBA (Gegevensbeschermingsautoriteit) → organisatie in België die zich bezighoud
met mogelijke privacy schendingen.
Principieel verwerkingsverbod
= Bepaalde gegevens die niet mogen verwerkt worden.
‘Special categories’ (privacygevoelige gegevens) persoonsgegevens bv. biometrische gegeven, religie,
politieke voorkeur, godsdienst, …mag je niet ingeven als gegeven
Verboden te verwerken (principe), tenzij… (met als eerste uitzondering ‘toestemming’).
Ingegeven uit bezorgdheid door risico op discriminatie
Zie ook: strafrechtelijke gegevens + medische gegevens (Wet betreffende de Rechten van de Patiënt)